Está en la página 1de 10

Competentiesystematiek

voor de opbouw van com-


plexiteit in een curriculum
Praktisch artikel

Dit artikel is het achtendertigste in Inhoud Inleiding


een serie praktische artikelen over _ Inleiding Dit artikel is bedoeld voor curricu-
onderwijsinnovatie. Deze serie heeft _ Competentieconcept lumconstructeurs in het beroepson-
de bedoeling om mensen die werk- _ Werkwijze curriculumontwerp derwijs zonder of met formele on-
zaam zijn in het hoger onderwijs _ Indicaties voor toepassing derwijskundige achtergrond. Er
handreikingen en aandachtspunten _ Discussie wordt ingegaan op een competen-
te bieden voor eigen initiatieven in tiebeschrijving die een systemati-
onderwijsinnovatie. De onderwerpen Box 1: Onderwijsontwerpproces sche opbouw van complexiteit in
van deze reeks kunnen uiteenlopen, Box 2: Toelichting op de competentie- een competentiegericht onderwijs-
maar zullen altijd gaan over ‘het beschrijving programma mogelijk maakt. De be-
maken van onderwijs‘ en dus over Box 3: Conceptuele beschrijving van treffende systematiek is toegepast
toepassingen van onderwijskundige een competentie in een leer- bij het ontwerpen van het curricu-
en onderwijstechnologische inzich- cyclus lum hbo-bachelor Toegepaste
ten in het dagelijks werk van de Box 4: Beroepstaken-competentie Psychologie (TP) en het definiëren
docent, het onderwijsteam of de matrix van een hogeschoolbrede compe-
studierichtingsleider. Box 5: Excerpt uit de situatiebeschrij- tentie Onderzoek Doen, beide aan
ving van een competentie de Hogeschool van Arnhem en
Auteurs Box 6: Praktisch gebruik van het Nijmegen (HAN). Een inhoudelijke
Erik Jansen situatiemodel beschrijving van de competentie-
Bernadette ter Heine beschrijving Onderzoek Doen is
Pieter Jongepier verschenen in het vorige nummer
van dit tijdschrift (OI 2, juni 2008 p. 10-13.)
De auteurs zijn verbonden aan de In de praktijk van het (hoger) beroepsonderwijs wordt een
Hogeschool van Arnhem en competentiegericht onderwijsprogramma doorgaans con-
Nijmegen. Voor meer informatie centrisch opgebouwd, maar vaak ontbreekt een adequate
over dit artikel kunt u contact systematische dosering van complexiteit in het curriculum.
opnemen met één van de auteurs. Keuzes voor de toename van complexiteit worden dan ge-
E-mailadres: erik.jansen@han.nl baseerd ofwel op de ervaringen van docenten, die een ver-
onderstelling hebben wanneer studenten een bepaald ni-
veau van complexiteit aankunnen, ofwel op een dwingende
volgordelijkheid in leerstofopbouw: je moet X gehad heb-
ben om Y te begrijpen. In een competentiegericht curricu-
lum is het, vanwege de taakgerichtheid, niet eenvoudig om
de toename van complexiteit via de leerstof te controleren.
De inhoud van de taak of opdracht bepaalt immers welk on-
dersteunend onderwijs aan de orde moet zijn.
In dit artikel gaan we allereerst in op een competentiecon-
cept waarin de (beroeps-)situatie sturend is voor het hande-

OnderwijsInnovatie september 2008 17


BOX 1: ONDERWIJSONTWERPPROCES

lum. Afgestudeerden zullen in sollici-


taties ook geselecteerd worden op
persoonskenmerken, bijvoorbeeld de
zogeheten Big Five-persoonlijkheids-
trekken, maar deze worden be-
schouwd als niet-leerbaar. Wel kan
een student leren met de eigen per-
soonskenmerken optimaal om te
gaan.

Het ontwerpen van een opleiding


verloopt in vier fasen. Dit artikel fo-
cust op fase 1 en de input die fase 1
genereert voor fase 2.
Voor het ontwerpen van onderwijs
gaat men uit van een beoogd leerre-
sultaat. Van studenten met een be-
roepsopleiding verwacht men als
leerresultaat dat zij startbekwaam
zijn voor het uitoefenen van een be-
paald beroep. Deze startbekwaam-
heid wordt beschreven in competen-
ties. Een competentie is in feite een
psychologisch construct, dat wil zeg-
Het ontwerpen van een opleiding verloopt in vier fasen. Dit artikel focust gen: een concept dat niet direct
op fase 1 en de input die fase 1 genereert voor fase 2. waarneembaar is, maar dat verklaren-
de of praktische waarde heeft voor
een bepaald psychologisch feno-
len. Vervolgens wordt uiteengezet opdrachten. Door in deze twee stap- meen. Belangrijke criteria daarbij zijn
hoe dit competentieconcept toege- pen een onderwijskundig concept te dat je kunt expliciteren waar het be-
past kan worden in de opbouw van kiezen waar sturing van uitgaat voor grip voor staat (validiteit) en dat het
een competentiegericht curriculum latere fasen, maar waarbinnen deson- een zekere robuustheid heeft (be-
met centrale leertaken. Daartoe wor- danks voldoende ruimte blijft om in trouwbaarheid). Door competenties
den de verschillende fasen in het cur- latere fasen flexibel met onderwijsin- zo te definiëren dat ze toetsbaar zijn,
riculumontwerp beschreven. richting om te gaan, ontstaat een ro- ontstaat de mogelijkheid om deze op
Tenslotte zullen we enkele toepas- buuste curriculumblauwdruk. validiteit en betrouwbaarheid te con-
singsmogelijkheden belichten, zoals In stap 1 van het ontwerpproces troleren. Om tot deze toetsbaarheid
voor curriculumonderhoud en kwali- wordt begonnen met het vaststellen te komen wordt het begrip compe-
teitszorg. Een en ander wordt geïllus- van de opleidingsnoodzaak. De oplei- tentie in de opvatting die hier wordt
treerd aan de hand van de hbo-bache- dingsnoodzaak is de discrepantie tus- gehanteerd ingevuld door te explici-
loropleiding Toegepaste Psychologie sen het entreeniveau van de studen- teren in welk soort beroepssituaties in
aan de HAN. ten en de beoogde competenties. een gegeven beroepsrol de afgestu-
Met welke relevante kennis, waarden deerde bekwaam kan handelen (zie
Competentieconcept en normen en fysieke mogelijkheden ook Van Weert & Jongepier, 1995;
Box 1 geeft het proces van curricu- worden studenten toegelaten? Wat Geerding & Jongepier, 2002). Welke
lumontwerp weer in vier stappen. bij hen ontbreekt om competent beroepssituaties voorkomen, welke
De werkwijze zoals die in dit artikel startbekwaam beroepsbeoefenaar te beroepsrollen relevant zijn en wat be-
wordt beschreven heeft betrekking zijn, vormt in principe de leerdoelen. kwaam handelen is, moet vooraf wor-
op stap 1: Definitie van leerdoelen, Het gaat dan om competenties die den vastgesteld aan de hand van een
criteria en assessment, en deels op ontwikkelbaar zijn; andere competen- analyse van de beroepspraktijk.
stap 2: Ontwerp leeractiviteiten en ties horen niet thuis in een curricu-

18 OnderwijsInnovatie september 2008


BOX 2: TOELICHTING OP DE COMPETENTIEBESCHRIJVING

Competentie Titel van de competentie.


Beroepssituaties als uitgangspunt wijseenheden de mogelijkheid om
Een student die een competentie adequate keuzes te maken voor Situatiebeschrijving De context waarin competent gehandeld moet
heeft ontwikkeld, moet dat kunnen oefen- en beoordelingssituaties (zie worden inclusief aanduiding van de klant-
bewijzen in relevante situaties in een onder meer Cognition and vraag. De situatie geeft inzicht in de factoren
relevante (beroeps-)rol. Wat relevant Technology Group at Vanderbilt, die de complexiteit van het handelen bepalen.
is wordt daarbij bepaald door de be- 1993; Greeno, 1998).
roepspraktijk. In de competentiede- Om aan de hiervoor genoemde voor- Rol Perspectief van waaruit de beroepsbeoefenaar
finitie moet de situatiebeschrijving waarden te kunnen voldoen dient in dit type situaties handelt. Een rol is een
derhalve fungeren als verbindende een werkwijze te worden gevolgd samenhangende set van verantwoordelijk-
schakel tussen beroepstaak en com- met tenminste de volgende stappen heden en bevoegdheden.
petentie. Met andere woorden: de si- (Jongepier, 2003):
tuatiebeschrijving moet het mogelijk 1. Maak een handzaam overzicht van Handelen Beschreven wordt wat de beroepsbeoefenaar
maken om systematisch en realistisch alle relevante situaties voor de be- doet. Vaak uitgewerkt als stappen in metho-
te variëren in contexten van dienst- oogde competentie (met behulp dische handelen die leiden tot een adequaat
verlening. Daarnaast zijn professio- van ‘dimensies’ waarop situaties antwoord op de klantvraag.
nals in organisaties actief in meerdere kunnen variëren).
bedrijfsprocessen en hebben zij dien- 2. Voeg in het overzicht bij elk type Handelingscriteria Beschrijving op metaniveau (dus niet op
tengevolge in steeds wisselende rol- situatie een moeilijkheidsgraad gedragsniveau) van de kwaliteit van het
len te maken met telkens andere rol- toe. Moeilijkheid kan afhangen van professioneel gedrag.
dragers. Om studenten te helpen zich complexiteit (weinig tot veel infor-
goed voor te bereiden op hun toe- matie), moeilijkheid van het pro- Product of resultaat Compacte beschrijving van uit het handelen
komstige beroepsuitoefening, is het bleem dat moet worden opgelost resulterend(e) al dan niet tastba(a)r(e)
daarom belangrijk de relevante be- (standaard tot ‘nieuw’), omstandig- beroepsproduct(en).
roepsrollen in kaart te brengen en heden (meegaande patiënt tot las-
studenten in staat te stellen in ver- tige patiënt). Productcriteria Beschrijving op metaniveau (dus niet concreet-
schillende rollen en met rolwisselin- 3. Selecteer de typen situaties die ge- inhoudelijk) van de kwaliteit van het product.
gen te oefenen (Schuiling, 2008). schikt zijn voor oefening en selec-
De situaties waarin studenten hun tieve assessment.
competentie tonen (lees: waarin ze 4. Rangschik de situaties naar oplo-
getoetst worden) moeten in voldoen- pende moeilijkheidsgraad. Enkele Om adequaat te kunnen handelen is
de mate afwijken van de oefensitu- moeilijke situaties zijn geschikt in elk geval domeinspecifieke kennis
aties waarin ze deze hebben ontwik- voor selectie aan het eind, de overi- nodig en daarbinnen declaratieve
keld. Als de verschillen te klein zijn is ge zijn geschikt als oefensituaties kennis en strategische kennis. Dochy
geen onderscheid te maken tussen (van gemakkelijk naar moeilijk). (1993) stelt vast dat domeinoverstij-
reproductieve vaardigheid en com- Verderop in dit artikel worden deze gende kennis volstrekt ontoereikend
petent gedrag: door imitatie van ge- stappen verder uitgewerkt. is voor adequaat handelen (anders
drag uit de oefensituatie lijken stu- dan wat men daarvoor vaak dacht).
denten op het oog wel adequaat te Handelen en producten Echter ook zonder domeinspecifieke
handelen, maar is het gedrag niet ge- Handelen wordt bepaald door ie- waarden en normen is adequaat han-
baseerd op inzicht en oordeelkundig mands fysieke mogelijkheden, waar- delen niet mogelijk (Van Raaij &
vermogen. Wel moet een beoorde- den en normen (resulterend in moti- Verhallen, 1990). Domeinspecifieke
lingssituatie tot hetzelfde type beho- vatie en attitudes) en kennis en vaar- kennis omvat in ieder geval kennis
ren als waarin is geoefend. Voor het digheden (in het vervolg samengevat van de mogelijke typen beroepssitu-
ontwikkelen van onderwijs is het met het begrip ‘kennis’). Kennis kan aties, van de mogelijke beroepsrollen,
daarom nodig om alle mogelijke situ- daarbij worden ingedeeld in soorten. van de handelingsmogelijkheden en
aties waarvoor het betreffende com- Twee indelingen zijn: van mogelijke resultaten. Beroeps-
petente handelen geldt, schematisch 1. Domeinoverstijgende kennis en matig handelen is een proces dat in
in kaart te brengen op relevante di- domeinspecifieke kennis, en veel gevallen moet leiden tot een be-
mensies waarop de situaties kunnen 2. Declaratieve (wat) en strategische paald type product. Er is hierbij spra-
verschillen, en op moeilijkheidsgraad. (hoe) kennis. ke van enerzijds een inspanningsver-
Dat geeft de ontwerpers van onder- plichting, namelijk dat het handelen

OnderwijsInnovatie september 2008 19


BOX 3: CONCEPTUELE BESCHRIJVING VAN EEN COMPETENTIE IN EEN LEERCYCLUS

noodzakelijk om te geraken tot strate-


gische en ook tot domeinoverstijgen-
de kennis (Korthagen & Kessels, 1998).

Leercyclus
Beroepssituaties, handelen en pro-
ducten met bijbehorende kwaliteits-
criteria en metahandelen vormen de
essentiële ingrediënten van deze
wijze van competentiebeschrijving. In
box 2 worden deze elementen nog
eens beknopt weergegeven. Box 3
laat zien hoe de elementen zich tot
elkaar verhouden in een leercyclus.
Nog niet genoemd is de rol van ken-
nis, vaardigheden en attituden (Body-
of-Knowledge): deze valt buiten de
De competentie wordt beschreven als een proces waarin de vraag van de klant (situatie) als uitgangspunt dient voor competentiedefinitie maar vervult
het handelen dat door de professional ingezet wordt. Het resultaat wordt aangeduid als product. Kennis, vaardighe- wel een essentiële functie in de leer-
den en attitudes vormen de Body-of-Knowledge van de professional en worden bewust ingezet in alle fasen van het cyclus. In de dynamiek van de leercy-
proces. NB: In de leeromgeving zal reflectie meestal een expliciete stap in het proces vormen; bij zelfstandig functione- clus ondergaat de Body-of-
ren van de professional in de eigen beroepsomgeving zal dit doorgaans impliciet zijn of aangestuurd worden door Knowledge continue evolutie door-
een leidinggevende. dat de lerende in elk van de stappen
een beroep doet op zijn kennis, vaar-
digheden en attituden of deze naar
adequaat geschiedt, en anderzijds 1. Verantwoorden (waarom men in de vereist niveau aanvult.
een resultaatverplichting, namelijk gegeven situatie en rol zo handelde);
dat het resultaat van het handelen - 2. Verklaren (waarom het resultaat is Werkwijze curriculumontwerp
het ‘product’ - geschikt is. Deze ade- zoals het is); Uitgaande van het beschreven com-
quaatheid wordt vastgelegd in crite- 3. Generaliseren; petentieconcept wordt een be-
ria waaraan handelen of product 4. Anticiperen; roepspraktijkanalyse gedaan om tot
moeten voldoen. Door de criteria op 5. Reflecteren. een definitie van de opleidingsnood-
een zeker abstract niveau te formule- Een belangrijk kenmerk van metahan- zaak te komen. Dit kenmerkt zich
ren wordt het mogelijk om ze in het delen is dat (theoretische) kennis en door telkens validiteit en relevantie
curriculumontwerp situatieonafhan- praktijkervaring interacteren en dat van tussenproducten of ontwerpen
kelijk te definiëren, waarbij in een la- daarin leren optreedt. Aan de ene kant te toetsen aan de mening van be-
tere ronde van operationalisatie tij- wordt kennis gebruikt om de praktijk roepsbeoefenaren of door benchmar-
dens de concrete onderwijsuitvoe- te begrijpen – dit is aan te duiden als ken aan professionele standaarden.
ring een vertaling naar gedragsindi- assimilatie van nieuwe informatie bin- Daarnaast dienen geldende ontwerp-
catoren kan worden uitgevoerd (zie nen het bestaande kennisbestand of kaders van de hogeschool of instel-
ook Straetmans, Wagenvoorde & referentiekader (top-down, of kennis- ling gerespecteerd te worden (voor
Zimmer, 2008). gedreven mechanisme). Aan de andere de situatie van de bacheloropleiding
kant kan de praktijkervaring aanleiding Toegepaste Psychologie geldt dat het
Metahandelen zijn om het kennisbestand uit te brei- onderwijsconcept van de HAN wordt
In veel beroepspraktijken wordt van de den of aan te passen. Dit kan worden gehanteerd [Projectgroep HOF, 2003;
beroepsbeoefenaren verwacht dat zij aangeduid als accommodatie van de 2006] met als belangrijkste kenmer-
naast het dienstverlenend handelen bestaande kennis of het referentieka- ken: beroepstaken als eenheden in
ook bepaalde vormen van metahande- der aan nieuwe informatie (bottom-up, het onderwijsaanbod waarmee de
len verrichten. Belangrijke soorten me- of datagedreven mechanisme) (zie student zijn competenties ontwikkelt
tahandelen zijn: onder andere Piaget, 1952; Sweller, en geen dwingende volgordelijkheid
2006). Metahandelen is daarnaast tussen deze beroepstaken).

20 OnderwijsInnovatie september 2008


BOX 4: BEROEPSTAKEN-COMPETENTIEMATRIX

BEROEPSTAKEN Psycholo- Trainen, Assessment Casema- Werken Kwaliteit en Onderzoek


COMPETENTIES gische hulp begeleiden, nagement aan beleids- en
verlening coachen preventie ontwikkeling innovatie

1. Oriënteren, X X X X
contactleggen,
analyseren
2. Plan van aanpak X X
ontwerpen
3. Plan van aanpak X X X
uitvoeren
4. Signaleren X X
5. Samenwerken X X X X
in professionele
relaties
6. (Werk-)begeleiding X
geven aan mede-
werkers en stagiaires
7. Beheren en X X
organiseren
8. Bijdragen aan be- X
leid en kwaliteitszorg
9. Eigen professio- X X X X X X X
naliteit ontwikkelen
10.Bijdragen aan X
ontwikkeling beroep

In de rijen staan de competenties en in de kolommen de beroepstaken genoemd. ‘X’ geeft een associatie van een competentie met een
beroepstaak weer, waarmee wordt bedoeld dat de student bij de toetsing van deze beroepstaak moet aantonen in welke mate hij de
betreffende competentie heeft ontwikkeld.

Van de gedefinieerde opleidings- ring kan met meer of minder formele men lacunes in de huidige beroeps-
noodzaak worden achtereenvolgens interviewmethodes worden uitge- uitoefening onder de aandacht, als
leerdoelen, kwaliteitscriteria en toet- voerd. In ieder geval moet eerst de in- mogelijke taken voor de TP.
sing afgeleid. Later wordt hiermee het houdelijke kant van het werk zo veel
onderwijs ontworpen en wordt de mogelijk bevraagd worden, dus meer Fase 2: Keuze set beroepstaken
onderwijsorganisatie ingericht. gesloten methodes (zoals enquêtes In deze fase wordt op basis van de in-
Hieronder wordt gefaseerd weerge- en gestandaardiseerde interviews) lij- formatie uit de eerste fase een set van
geven hoe men vanuit de opleiding- ken dan minder geschikt. De nadruk beroepstaken geselecteerd die het
snoodzaak en de ontwerpkaders kan ligt op explorerende gegevensverza- beoogde domein van beroepsuitoe-
toewerken naar een consistent curri- meling. Deze fase is cruciaal als het fening zoveel mogelijk dekt. Het gaat
culumontwerp. onderwijs wordt ontworpen voor een daarbij om de representativiteit en
nog niet bestaand of vaag gedefi- dekkendheid van de set beroepsta-
Fase 1: Werkveldoriëntatie en beroeps- nieerd beroep. Voor de opleiding TP ken als geheel. Voor de opleiding TP is
taakanalyse zijn in deze fase in een wijde regio een overzicht van zeven relevante en
In de eerste fase van het ontwerp rond Nijmegen uitgebreide inter- representatieve beroepstaken opge-
wordt de opleidingsnoodzaak nader views met professionals en leidingge- steld. Twee beroepstaken hebben be-
gespecificeerd door interviews met venden gehouden, om meer zicht te trekking op respectievelijk het func-
beroepsbeoefenaren te houden over krijgen op het takenpakket en de tioneren als medewerker van een or-
de werkzaamheden en beroepstaken. daarvoor benodigde competenties ganisatie (kwaliteitsverbetering en
Deze oriënterende informatieverga- van een TP op hbo-niveau. Ook kwa- beleidsontwikkeling) en functioneren

OnderwijsInnovatie september 2008 21


BOX 5: EXCERPT UIT DE SITUATIEBESCHRIJVING VAN EEN
COMPETENTIE

De complexiteit van de situatie wordt bepaald door de volgende factoren: laatste dient een tweeledig doel: ten Zo zal de TP’er een plan van aanpak in
eerste geeft het inzicht in de concrete de psychologische hulpverlening uit-
A. Niveau van functioneren van de cliënt invulling en haalbaarheid van de be- voeren vanuit de rol van behandelaar;
1. functioneel gedrag roepstaak in het te ontwikkelen curri- bij het werken aan preventie is hij
2. disfunctioneel gedrag culum, en ten tweede geeft het aan- eerder adviseur of trainer. Door varia-
3. destructief gedrag wijzingen voor omgevingsvariabelen tie van rollen in de beroepstaken
die de complexiteit van het beroeps- wordt transfer binnen en over be-
B. Persoonlijke toestand van de cliënt matig handelen beïnvloeden. Deze va- roepstaken gestimuleerd. Ook het
1. gezond riabelen zijn voor de beroepsbeoefe- handelen en de uit het handelen
2. ongezond naar doorgaans een gegeven: ze vor- voortkomende producten worden
men het uitgangspunt waar het han- beschreven. Belangrijk daarbij zijn de
C. Vermogen tot inzicht in eigen gedrag delen op wordt afgestemd. Bij TP heeft (professionele) criteria voor handelen
1. hoog vermogen tot inzicht dit geleid tot een opsomming per be- en beroepsproducten die deels af-
2. gemiddeld vermogen tot inzicht roepstaak van gebruikte methodie- komstig zijn uit de beroepscode voor
3. laag tot geen vermogen tot inzicht ken, relevante kennis en theorieën en (academisch) psychologen van het
valkuilen en krachten van professio- Nederlands Instituut voor
D. Motivatie van de cliënt nals in de uitvoering van de taak. Psychologen (NIP, 2007). Daarnaast is
1. intrinsiek (en dus zelfbepalend) een voorlopig competentieprofiel TP
2. extrinsiek zelfbepalend Fase 4: Beschrijven van de competenties opgesteld die bestaat uit tien compe-
3. extrinsiek niet-zelfbepalend Vervolgens wordt een beschrijving tenties die tegemoet komen aan de
4. a-motivatie (en dus niet-zelfbepalend) gemaakt van de benodigde compe- set beroepstaken. Welke competen-
Etc… tenties om de beroepstaken met ties op de voorgrond staan bij de uit-
kwaliteit uit te kunnen voeren. In ie- voering van een beroepstaak wordt
In deze box gaat het om de competentie ‘oriënteren en contact leggen dere competentie staat één soort gedefinieerd in een zogeheten com-
en analuseren uit het competentieprofiel van de hbo-bacheloroplei- vraag centraal (situatiebeschrijving), petentie-beroepstaken matrix (zie
ding Toegepaste Psychologie. die overigens in verschillende contex- ook box 4).
ten kan voorkomen. Het voorlopig
competentieprofiel vormt dan een Fase 5: Vaststellen complexiteitsmodel en
als lid van een beroepsgroep (onder- samenhangend geheel van vermo- niveau-indeling situaties
zoek en innovatie). De overige be- gens als antwoord op de typen vra- Omdat de vraag van de klant in zijn
roepstaken zijn specifiek voor hbo- gen van een cliënt/opdrachtgever, of context (situatie) het handelen van de
professionals in de psychologie. De een organisatie waar de professional professional stuurt, is de toename van
beroepstaken TP zijn afgebeeld in de werkt of de beroepsgroep waartoe de de complexiteit te reguleren vanuit de
kolommen van box 4. afgestudeerde gaat behoren. situatiebeschrijving. Op basis van de
De competenties van TP hebben be- informatie uit de interviewrondes
Fase 3: Beroepstaakinterviews trekking op vragen van een opdracht- worden de meest essentiële kenmer-
Om tot een werkbare definitie van de gever ten aanzien van beoordelen, ken van de situatie geselecteerd en
beroepstaken te kunnen komen, onderzoeken en beïnvloeden van ge- complexiteitsfactoren gedefinieerd.
wordt in deze fase opnieuw een ronde drag, vragen van een organisatie met Daartoe worden per situatiekenmerk
interviews met praktijkprofessionals betrekking tot kwaliteit, of beheren twee of meer in complexiteit verschil-
gehouden waarbij het accent ligt op en organiseren, vragen van een be- lende niveaus geformuleerd in volgor-
de specifieke definitie van de be- roepsgroep ten aanzien van innovatie de van minder naar meer complex. Zo
roepstaak zoals die in de praktijk voor- van werkmethoden. De rol die de ontstaat een verzameling dimensies
komt. Vraagstellingen zijn hier meer TP’er inneemt, bepaalt grotendeels van beroepssituaties met op elke di-
doelgericht en toetsend dan in de eer- op welke wijze hij de vraag zal behan- mensie een gespecificeerde reikwijd-
ste ronde interviews. Gevraagd wordt delen en welk product hij oplevert. Bij te. Deze dimensies (ofwel kenmerken)
onder andere naar bij de beroepstaak dezelfde vraag kan het uitmaken of samen vormen een model van de re-
gebruikelijke methodieken en produc- hij bijvoorbeeld behandelaar of advi- alistische beroeps- of dienstverlening-
ten, maar ook naar wat het werk naar seur is en afhankelijk van de be- spraktijk. Omdat de niveaus op elk
de mening van de geïnterviewde roepstaak kan de professionele rol in van de factoren geordend zijn op
meer of minder complex maakt. Dit de gegeven situatie veranderen. volgorde van oplopende complexi-

22 OnderwijsInnovatie september 2008


teit, is er één punt in die ruimte dat gelegd. Voor de bepaling van het eind- een adequate verdeling van de stu-
het minst complex is, namelijk die si- niveau moet een bestaande standaard, dielast over de beroepstaken ontstaat
tuatie waarbij alle factoren op het zoals bijvoorbeeld de Dublindescri- de curriculumblauwdruk. Deze geeft
minst complexe niveau zijn ingesteld. ptoren of een beroepsrichtlijn, rich- weer welk type praktijksituatie in
Evenzo is er ook een punt met de tinggevend zijn. Om het onderwijs in welk onderwijsonderdeel gehanteerd
hoogste complexiteit, te weten de si- te richten wordt doorgaans een inde- moet kunnen worden en is uitgangs-
tuatie waarin alle factoren op het ling in drie of meer (tussen)niveaus ge- punt van verdere ontwikkeling tot
meest complexe niveau staan inge- maakt en wordt vanaf het hoogste ni- concrete onderwijseenheden.
steld. Alle andere situaties liggen qua veau teruggewerkt. Hieronder gaan we in op de wijze
complexiteit daartussenin. Bij TP is een indeling in drie niveaus waarop de drie niveaus gecombi-
De verschillende typen praktijksitu- gehanteerd conform het HAN-onder- neerd worden met een werkmodel
aties, door middel van het situatie- wijskader (HOF-chassis). Op niveau 1 voor situationele complexiteit.
model geordend in moeilijkheids- krijgt de student een opdracht om
graad kunnen gezien worden als ana- volgens bepaalde richtlijnen te wer- Componenten van de waargenomen
loog aan wat binnen de 4C/ID aanpak ken. De student wordt erop beoor- moeilijkheidsgraad
ook wel ‘taakklasse’ wordt genoemd deeld of hij de opdracht correct heeft Om in de onderwijsontwikkeling grip
(Van Merriënboer, 1997; Janssen- uitgevoerd en of en hoe hij zich ver- te hebben op de totale complexiteits-
Noordman & Van Merriënboer, 2002), antwoordt ten opzichte van de han- opbouw, wordt gebruik gemaakt van
met dien verstande dat het hier niet delings- en productcriteria. Op niveau een complexiteitsmodel waarin aan-
gaat om een taak, maar om een situ- 2 krijgt de student een probleem-tac- genomen wordt dat de totale, door
atie. Men kan dus ook spreken van tische opdracht. Verwacht wordt dat een student waargenomen moeilijk-
een ‘situatieklasse’. hij op dit niveau een probleem kan heidsgraad van een leertaak afhanke-
Op basis van de interviews met be- oplossen, met verantwoordelijkheid lijk is van drie in het onderwijs te va-
roepsbeoefenaren zijn voor TP tien voor de keuzes die het eindresultaat riëren componenten: 1) de complexi-
complexiteitsfactoren vastgesteld. In bepalen en de noodzaak zich te ver- teit van de situatie, 2) de aard van de
overleg met praktijkexperts zijn deze antwoorden op metacriteria. Op ni- opdracht, en 3) de mate van regula-
factoren vervolgens becommenta- veau 3 krijgt de student een situatie tieve sturing. Dit kan als volgt worden
rieerd en bijgesteld. Ter illustratie zijn voorgeschoteld waarin hij zelf het weergegeven: T = (C * O) / S.
de eerste vier factoren uit het uitein- probleem kan identificeren en kan T = complexiteit van de leertaak.
delijke competentieprofiel afgebeeld oplossen (situatie-strategisch). Hij is Het gaat hierbij om de moeilijkheids-
in box 5. Uit oogpunt van uniformiteit zelf verantwoordelijk voor het identi- graad van de taak of opdracht in zijn
is ernaar gestreefd om een combina- ficeren van het probleem, het bepa- totaliteit zoals die door de lerende
tie van factoren te nemen die voor len van het beoogde resultaat en de wordt waargenomen. Deze bestaat
zover mogelijk gelijke geldigheid aanpak en hij kan zich verantwoor- uit drie componenten. Enerzijds
heeft voor een groep van samenhan- den op metacriteria. Kenmerkend is wordt de totale moeilijkheidsgraad
gende competenties. Op die manier ook dat de student op dit niveau ke- vergroot door: 1) de complexiteit van
hebben competenties 1-4, competen- tengericht is: hij heeft inzicht in wat de situatie en 2) de complexiteit van
ties 5-8 en competenties 9-10 drie zijn oplossingsstrategie betekent de opdracht. Anderzijds wordt de to-
respectievelijke sets van (soms ge- voor de input van de benodigde ge- tale moeilijkheidsgraad verlaagd
deelde) complexiteitsfactoren. gevens en voor andere betrokkenen door 3) een vergroting van sturing
in het proces. Ook houdt hij rekening aan de regulatieve kant.
Fase 6: Invulling niveaus curriculum en met de keten waarin hij functioneert C = complexiteit van de situatie.
ontwikkeling van leeractiviteiten (Kinkhorst, 2005). Deze wordt ingevuld aan de hand
Op basis van het complexiteitsmodel Door verschillende competenties bin- van het situatiemodel. De situatie-
kan een situatieklasse worden ge- nen een beroepstaak te combineren klasse van de taak geeft aan welke ca-
construeerd die als uitgangspunt kan kan een situatieklasse voor de be- suïstiek de student op het betreffen-
dienen voor een te behalen doel in het roepstaak worden afgeleid. Bij elk van de niveau van de beroepstaak dient
onderwijs. Met andere woorden: de de beroepstaken worden op deze te hanteren.
kenmerken van de situatie die een le- wijze situatieklassen voor niveau 1, 2 O = de aard van de opdracht
rende op een beoogd niveau adequaat en 3 opgesteld. Op grond van de Het gaat hier om de complexiteit
moet kunnen hanteren worden vast- competentie-beroepstakenmatrix en zoals die volgt uit de handelingsvrij-

OnderwijsInnovatie september 2008 23


BOX 6: PRAKTISCH GEBRUIK VAN HET SITUATIEMODEL

ren toeneemt. De ondersteuning van


de student bij het zich eigen maken
van ingewikkelde theorieën en me-
thoden kan echter ook op niveau 3
nog uitgebreid zijn. Door manipulatie
van S kan voor (te moeilijke of te een-
voudige) C en O worden gecompen-
seerd en daarmee controle worden
uitgeoefend op de totale moeilijk-
heidsgraad T.

Inbedding in het curriculum


Zodra de blauwdruk is gemaakt kan
in de operationalisering allereerst ge-
concretiseerd worden welke leertaak
(met bijbehorende competenties en
casuïstiek) op welk moment in de op-
leiding zal worden ingepast. Als het
situatiemodel consequent wordt toe-
gepast is de afstemming tussen be-
roepstaken en de competenties ver-
zekerd, doordat het als het ware een
spilfunctie heeft.

Indicaties voor toepassing


De hier gehanteerde competentiesys-
tematiek biedt een aantal toepas-
singsmogelijkheden. Allereerst bie-
den de complexiteitsfactoren voor de
situatie de mogelijkheid om systema-
tisch en op concreet niveau met het
werkveld in overleg te treden. Via dit
overleg kan aan de hand van werkelij-
ke beroepssituaties worden vastge-
steld wat de opleidingsinhoud moet
Het is mogelijk om het model softwarematig te implementeren om het praktisch hanteerbaar te maken. Het instrument is dan zijn en waar eventuele verschuivin-
snel en eenvoudig te gebruiken door zowel ontwikkelaars als docenten en assessoren en biedt spelenderwijs overzicht over situ- gen in opleiding en werkveld te zien
atiefactoren in de beroepstaken en competenties. Daarnaast verschaft het de mogelijkheid om beroepstaken aan elkaar te ver- zijn. Het voordeel daarbij is dat de
binden als er sprake is van gelijksoortige situaties of als de competenties betrekking hebben op dezelfde cliënt of dezelfde werkwijze zich altijd richt op de inter-
dienstverleningsvraag. Box 6 toont een beeldschermafbeelding van een eenvoudig computerprogramma dat op basis van het si- pretatie van praktijksituaties door ex-
tuatiemodel een casus kan genereren en een kwantitatieve bepaling van de totale complexiteit produceert. perts uit die praktijk. Dit maakt een
systematische aanpak van zowel ex-
terne (opleidingsnoodzaak) als inter-
ne kwaliteitszorg (consistentie van
heid die de lerende binnen de op- het leren in belangrijke mate gericht onderwijs en toetsing) mogelijk, en
dracht heeft. In de opleiding TP wor- op het aanleren van handelingsstra- garandeert wederzijdse congruentie
den de drie niveaus uit het HOF-on- tegieën en het vergroten van het zelf- door de integratie van beide in één
derwijskader gebruikt om hieraan uit- sturend vermogen. De didactische ontwikkelproces van complexiteits-
drukking te geven. ondersteuning door de docent op de factoren en competenties.
S = de mate van ondersteuning aanpak neemt daarom relatief af, Door de nauwe samenhang van de
In competentiegericht onderwijs is naarmate het niveau van functione- sturende situaties in het onderwijs

24 OnderwijsInnovatie september 2008


met werkelijke beroepssituaties ont- wordt gebruik gemaakt van realisti- gangspunt voor de te ontwerpen leer-
staat continuïteit van het leren van sche en reeds in beroepssituaties activiteiten door het curriculum heen,
novice naar expert. Het gehanteerde aanwezige variabelen die de com- waarvoor uiteraard de gangbare in-
competentiemodel geeft daarmee plexiteit van het handelen sturen. zichten ten aanzien van instructional
niet alleen de mogelijkheid om het Door deze variabelen te gebruiken in design gelden. Uitgangspunt is echter
volgen van een opleiding te zien als de opbouw van het onderwijs blijft in dat de taken binnen die situaties in-
een fase in lifelong learning, maar de leeromgeving veel van de dyna- tact kunnen blijven en niet hoeven te
stuurt er bij de lerende zelfs expliciet miek en inhoud van de beroepsom- worden opgedeeld in deeltaken. Dit
op aan. Aan de kant van onderwijs- geving bewaard. Door de toepassing komt de authenticiteit van de leerom-
constructie biedt de werkwijze een van een model voor beroepssituaties geving ten goede. Als een taak, zoals
aantal voordelen. Voor wat betreft als belangrijk ordenend principe lijkt die in de beroepspraktijk voorkomt,
curriculumontwikkeling geeft het een onderwijsprogramma alleen rechtstreeks wordt toegepast als leer-
model richting aan de keuze voor ca- maar aan kracht en authenticiteit te taak kan de moeilijkheidsgraad im-
susmateriaal in het onderwijs. Men kunnen winnen. mers aan het niveau van de lerende
zou zelfs studenten kunnen leren met Met het situatiemodel en door inter- worden aangepast door: a) de situatie
het situatiemodel te werken zodat ze views met beroepsbeoefenaren is het meer of minder complex te maken, of
leren systematisch op metaniveau mogelijk om in de dagelijkse praktijk b) de didactische sturing te vergroten
naar een beroepssituatie te kijken, van een draaiende opleiding te blij- of te verkleinen. Bij het ontwerpen
met mogelijke positieve gevolgen ven controleren of de consistentie en van het onderwijs functioneren het
voor hun transfervermogen. praktijkrelevantie van het inhoudelijk casusmateriaal en de aangeboden re-
Het situatiemodel geeft richting aan materiaal adequaat is. Mochten er gulatieve sturing daarmee als correc-
toetsing, omdat het de mogelijkheid veranderingen optreden in de be- tiemiddel.
biedt om kritische casussen op te roepspraktijk die leiden tot een aan- Er bestaat een risico dat gebruikers
stellen aan de hand van een van te- passing van het complexiteitsmodel, van het situatiemodel (zoals uitvoe-
voren bepaald en beargumenteerd dan kan dat leiden tot wijzigingen in rend docenten en eventueel studen-
(tussen-)niveau. Door een casus zoals de factoren of factorniveaus en ver- ten) zich te detaillistisch richten op in-
die gebruikt is in het onderwijs wel volgens aanpassing van het casusma- dividuele factoren in het situatiemo-
op oppervlaktekenmerken maar niet teriaal. Op die manier is het eenvou- del. Hierdoor kunnen zij uit het oog
in de essentiële kenmerken uit het dig om toch snel en adequaat te re- verliezen dat het altijd om een gehele
model te wijzigen (gelijk blijven van ageren op de dynamiek in de be- situatieklasse dient te gaan. Adequate
de situatieklasse), wordt de afstem- roepspraktijk zonder dat al te ingrij- training en discipline van gebruikers
ming tussen onderwijs en toetsing pende curriculumwijzigingen nodig is daarom een vereiste. Om te voorko-
optimaal. Ook voor EVC-procedures zijn1. men dat het situatiemodel of de werk-
en instroom-assessments biedt het Het is op basis van de factoren in het wijze te dogmatisch worden opgevat
model een toepassing: door het com- situatiemodel eenvoudig om over te zullen de complexiteitsfactoren en de
plexiteitsmodel als analyse-instru- gaan tot kwantificering van moeilijk- onderdelen van de competentiede-
ment te gebruiken kan ingeschat heidsgraad. Daarmee wordt een meer finities telkens expliciet ter discussie
worden of de kandidaat ook daad- formele empirische toetsing van de moeten worden gesteld, net zoals dat
werkelijk op het vereiste niveau ade- externe validiteit mogelijk door bij- met de externe validiteit gebeurt. Het
quaat heeft gehandeld. Zo kan het voorbeeld geconstrueerde casussen is echter de vraag of dit verschilt van
handelen zuiverder (dat wil zeggen voor te leggen aan een steekproef van andere methoden van curriculumont-
onafhankelijk van eventuele situatie- beroepsbeoefenaren. Men zou zelfs wikkeling omdat ontwikkelaars het
verschillen) worden beoordeeld. kunnen stellen dat deze toetsing es- eenmaal ontworpen product niet als
sentieel is omdat situatieklassen als een eindpunt, maar als een zich ont-
Discussie ruggengraat van het op deze wijze op- wikkelend en veranderend product
De doelstelling van dit artikel was de gesteld curriculum fungeren en in- moeten beschouwen.
presentatie van een valide en be- zicht in de validiteit van het situatie- Tot slot wordt in de hier gevolgde
trouwbare methodiek voor curricu- model daarom van groot belang is aanpak impliciet beoogd te modelle-
lumontwikkelaars om de complexiteit voor te nemen beslissingen in ontwik- ren hoe de expert-beroepsbeoefe-
van de onderwijsinhoud onder con- keling en update van het onderwijs. naar een beroepssituatie waarneemt
trole te houden. In de methodiek Beroepssituaties vormen het uit- en analyseert.

OnderwijsInnovatie september 2008 25


In: Verboon, E.M., ter Heine - van Oosterum, Weert, T.J. van & Jongepier, P. (1995). Een model
Bij het definiëren van de opleiding- B.A.M.J., Kinkhorst A.J. (red.), Nieuwe praktijken: voor academisch informatica-onderwijs. Nijmegen:
snoodzaak wordt ernaar gestreefd te Innovaties in het paramedisch onderwijs. Maarssen: Universitaire School voor Informatica,
achterhalen welke patronen in de si- Elsevier gezondheidszorg. Katholieke Universiteit Nijmegen.
Korthagen, F.A.J. & Kessels, J.P.A.M. (1998)
tuatie de expert in ogenschouw Linking theory and practice: changing the pe-
neemt (waar kijkt hij naar) en welke dagogy of teacher education. Educational
situatiekenmerken hij uiteindelijk Researcher, 28, 4-17.
Merriënboer, J.J.G. van (1997). Training com-
doorslaggevend vindt (welke criteria plex cognitive skills: A four-component in-
hanteert hij) voor zijn professioneel structional design model for technical trai-
handelen. Deze aanpak sluit aan bij ning. Englewood Cliffs, NJ: Educational
Technology Publications.
het inzicht dat experts meer dan no- Nederlands Instituut van Psychologen (2007).
vices in staat zijn om hogere-orde pa- Beroepscode voor psychologen 2007. Amsterdam:
tronen in een probleem te zien (De NIP.
Raaij, W.F van & Verhallen, Th.M.M. (1990)
Groot, 1965). Door deze hogere-orde- Analyse van Markten en marktgedrag. In: Klein
patronen te expliciteren en te verwer- Wassink B.G. (red.) Handboek Marketing, 3e editie
ken in een constructie-instrument, – afl. 26. Deventer: Kluwer.
Piaget, J. (1952). The origins of intelligence in
ontstaat de mogelijkheid om vanuit children in children. New York: International
een model van de expert-beroepsbe- University Press.
oefenaar authentieke situaties voor Projectgroep HAN Onderwijs Flexibilisering
(2003). Chassis voor het onderwijs: onderwijskundig
het onderwijs te genereren en daar- en organisatorisch kader voor de bacheloropleidingen.
mee doelgericht naar expert-hande- Intern document: Hogeschool van Arnhem en
len toe te werken. In de verdere ont- Nijmegen.
Projectgroep HAN Onderwijs Flexibilisering
wikkeling van de werkwijze zullen we (2006). Wijziging in het chassis en herijking toetska-
dit aspect van de systematische ana- der met betrekking tot summatieve competentiebe-
lyse van beroepssituaties dan ook oordelingen. Intern document: Hogeschool van
Arnhem en Nijmegen.
verder uitwerken. Schuiling, G.J. (2008) Werken in een portfolio
van rollen. Nieuwe kansen voor leren en orga-
Literatuur niseren. Nijmegen: HAN.
Cognition and Technology Group at Straetmans, G., Wagenvoorde, M., & Zimmer, V.
Vanderbilt. (1993). Anchored instruction and (2008). Beoordelingsportfolio: face- of fake va-
situated cognition revisited. Educational lidity? HBO-raad congres, ‘De kunst van kwaliteit’,
Technology, March Issue, 52-70. Rotterdam, 24 april.
Dochy, F.J.R.C. (1992). Assessment of prior know- Sweller, J. (2006). The worked example effect
ledge as a determinant of future learning: the use of and human cognition. Learning and Instruction,
prior knowledge state tests and knowledge profiles. 16, 165-169.
Dissertatie. Heerlen: Open Universiteit
Nederland.
Dochy, F.J.R.C. (1993). De invloed van voorken-
nis op het leerresultaat en het leerproces. In:
Tomic, W. & Span, P. (red.) Onderwijspsychologie.
Beïnvloeding, verloop en resultaten van
leerprocessen. (Deel 2, hoofdstuk 3). Utrecht:
Lemma.
Geerding, A., & Jongepier, P. (2002). Naar een Wilt u ook een bijdrage
hanteerbaar competentiebegrip. Nijmegen: IOWO. leveren aan de rubriek
Greeno, J.G. (1998). The situativity of knowing,
learning, and research. American Psychologist ‘Praktisch artikel’,
53:1, 5–26. neem dan contact op
Groot, A.D. de (1965). Thought and choice in chess. met de redactie:
‘s Gravenhage: Mouton.
Janssen-Noordman, A.M.B. & Merriënboer, onderwijs.innovatie@ou.nl
J.J.G. van (2002) Innovatief Onderwijs Ontwerpen.
Via leertaken naar complexe vaardigheden.
Groningen / Houten: Wolters Noordhoff.
Jansen, E., ter Heine, B., Geerdink, G., van der
Pool, E., de Beer, J., & Pauwelussen, J. (2008).
‘Onderzoek doen’als competentie van een ho-
geschool. OnderwijsInnovatie, 2/2008, 10-13.
Jongepier, P. (2003). Curriculum ontwerpen.
Nijmegen: Katholieke Universiteit, IOWO
Kinkhorst, A.J. (2005). De didactische vormge-
ving van een competentiegericht curriculum.

26 OnderwijsInnovatie september 2008

También podría gustarte