Está en la página 1de 48

REDACTIONEEL

Henk Viscaal

Wat bezielt een mens om zich met de regelmaat van de klok zuchtend en steunend
achter een computer te hijsen, een aantal artikelen in een stramienpagina te plaatsen,
een hoeveelheid foto’s te bewerken, die nadien ook in diezelfde pagina te plaatsen, ten-
slotte van het geheel een PDF-file te maken en deze in te branden op een CD en deze
naar de drukkerij te sturen. En dan, als klap op de vuurpijl beweren dat het een leuke
bezigheid was.
Het belangrijkste moment breekt aan wanneer het kant en klare tijdschrif t door de post
bezorgd wordt. Razendsnel de plastic hoes verwijderen (ik heb altijd ruzie met die dingen
omdat ik waarschijnlijk te ongeduldig ben) en naar het uiteindelijke resultaat kijken.
Sommige afbeeldingen zijn precies zo van de pers gekomen zoals ik het me voorge-
steld had, terwijl andere afbeeldingen toch weer wat tegenvallen. We moeten toch maar
weer eens een aantal handvatten aanreiken voor de fotografen onder ons om betere re-
sultaten te boeken.
Bekijk ik echter de cactustijdschrif ten waar ik op geabonneerd ben, dan bekruipt mij
soms een bepaald gevoel van trots wanneer ik dit werk vergelijk met wat ik zelf gewrocht
heb. Maar ook hier valt of staat het geheel met de kwaliteit van de afbeeldingen, of tewel,
hoe goed of minder goed was de fotograaf. Bij opnames op de vindplaats van cactussen
en vetplanten ben je vaak, door een (te) strak tijdschema, overgeleverd aan de op dat
moment heersende lichtomstandigheden. Een beroepsfotograaf kan, om een opdracht uit
te voeren, op een bepaalde plek wachten tot de voor hem meest gunstige lichtomstan-
digheden om te fotograferen zijn aangebroken.
Na zo’n 6 jaar met de opmaak van ons tijdschrif t bezig te zijn geweest, krijg je zo af en
toe de kriebels wanneer je een fraai tijdschrif t onder ogen krijgt en je gaat denken hoe
dit of dat wel niet zou staan in ons eigen tijdschrif t.
Rob, de echtgenoot van de penningmeester van onze afdeling, zei het een keer heel
fraai. “Ik kan precies zien wanneer jij weer een leuk speeltje hebt ontdekt in Photoshop
of InDesign”.
Dat klopt, want in de aard van dit beestje zit opgesloten dat, wanneer hij iets ziet wat
hem aanstaat, de uitdaging om dat ook te kunnen direct in werking wordt gezet.
Hier moet natuurlijk het verstand zegevieren, want zou je iedere keer met wat nieuws
komen dan verdwijnt het eigene, dus vertrouwde beeld van ons tijdschrif t. Aan de andere
kant; dit is zowel de sterke kant van ons tijdschrif t, maar tevens de zwakke kant. We heb-
ben met een zo breed scala van mensen te maken die ons tijdschrif t lezen, dat we bijna
voor de haast onmogelijke taak staan om iedereen tevreden te stellen.
Rest mij nog het volgende punt aan te halen: ”Ook het leven van een redacteur, hoe
vervelend dat ook klinkt, is eindig”. Nu hoop ik natuurlijk 100 jaar te worden, maar de
eerlijkheid gebiedt dat ik deze werkzaamheden natuurlijk niet tot in lengte van dagen
kan blijven voortzetten. Het belangrijkste punt hierbij is dat de continuïteit van het tijd-
schrif t gewaarborgd moet worden. Dit kan uiteindelijk alleen wanneer er iemand bereid is
om een aantal jaren met mij samen het tijdschrif t te bewerken, om, wanneer de tijd daar
is, de taak volledig over te nemen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een eventuele
kandidaat over voldoende tijd beschikt en met vallen en opstaan wil proberen om de op-
maak van ons tijdschrif t onder de knie te krijgen.

2 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


JONG GELEERD ....
TILLANDSIA’S...WEER EENS IETS
ANDERS.

Johanna Smit-Reesink stukje schors van een


kurkeik of op knoestig
Nu, midden in de winter, bloeien in de druivenhout. Je hangt
kas een paar tillandsia’s. Die wil ik jullie ze buiten aan een
graag laten zien en er ook iets over vertel- boomtak of aan een
len. rooster. Je doopt ze tweemaal in het groei-
Het zijn geen cactussen of vetplanten, seizoen in verdunde cactusmest. Begin
maar soms zie je, als je de kans krijgt op september moeten ze weer naar binnen.
pad te gaan in de woestijn, ineens bovenop In het zomerseizoen moeten ze regelmatig
of aan een cereus een heel ander plantje. geneveld worden en in de winter een keer
Je kunt je ogen bijna niet geloven, want per week.
het is een aan de bromelia’s verwante plant Als het goed gaat bloeit de plant na drie
en daar verwacht je van dat hij in het tro- jaar. Daarna komen er drie nieuwe spruiten
pisch regenwoud leef t! en sterf t het oude gedeelte af.
Tillandsia’s zijn epif yten. Dat betekent, Probeer de tillandsia’s ook maar eens, ze
dat ze op andere planten leven. Er zijn zijn goed te combineren met cactussen en
wel 500 verschillende soorten tillandsia’s, vetplanten.
dus het is niet zo gek, dat er een paar ver- Tot de volgende keer!
dwaald zijn in de woestijn. Deze soorten Prins Willem Alexanderlaan 104,
hebben bijna geen vocht en voedsel nodig. 6721 AE Bennekom .
Ze kunnen leven van wat
verteerd blad, een beetje
waterdamp nu en dan
en een enkele keer een
vogelpoepje voor een
feestmaaltijd die een hele
tijd duurt.
De kerstversiering, die
je op de achtergrond van
de illustratie ziet, is een
Tillandsia usneoides. Die
hangt inderdaad in voch-
tige gebieden in bomen
en die heb ik zelfs aan
telefoondraden zien han-
gen. In de zomer krijgen
ze heel kleine gele bloem-
pjes.
De planten kunnen
vanaf half mei naar bui-
ten. Je kunt ze met bijvoorbeeld reepjes
van een oude panty vastbinden op een

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 3


VOOR HET VOETLICHT
Bertus Spee

Melocactus neryi
Om deze planten te zoeken moe-
ten we naar Brazilië (Amazonas)
waar ze in een vochtig warm klimaat
groeien. De planten zijn goed uit
zaad op te kweken. Opvallend bij
deze soort is dat nadat het cepha-
lium gaat groeien er zaadbessen
verschijnen zonder dat ze bloeien
en dat de daarin aanwezige zaden
toch kiemkrachtig zijn. De planten
groeien het beste in een ondiepe
stenen schaal in een mineraalrijk
substraat en kunnen een flinke wa-
tergif t verdragen. Ze worden wel 15
cm in doorsnee en 12 cm hoog. Het
cephalium blijf t hierna doorgroeien en kan wel 20 cm hoog worden. In de winter hou-
den we de planten wat warmer, 15 oC (binnenshuis) en geven ze om de twee weken van
onderaf een klein beetje water. Af en toe nevelen doet deze mooie planten ook goed.

Wilcoxia (echinocereus) albiflora


W. albiflora wordt ook wel als een
witbloeiende vorm van W. poselgeri
beschouwd. Beide planten lijken ook
erg veel op elkaar. Tegenwoordig is
dit kleine geslacht weer bij Echino-
cereus geplaatst.
De groeiplaatsen van deze plan-
ten vinden we in noord Mexico en
zuid Texas, waar ze erg moeilijk te
vinden zijn als ze niet bloeien. De
planten maken een flinke knolwortel
en hebben dus een flinke pot nodig.
We plaatsen ze in een kiezelachtig
grondmengsel en geven tijdens de
groei matig water.
De bloemen verschijnen in de zomer op de toppen van de stengels en staan enkele da-
gen.
Vermeerderen kan door stekken. Deze planten worden vaak geënt. Bij zaaien duurt het
enkele jaren voor ze kunnen bloeien. ’s Winters houden we ze droog bij een minimum
temperatuur van 8 oC. Op zonnige dagen kunnen we dan wat nevelen met lauw water.

4 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Aylostera (Rebutia) heliosa
Bolivia is het moederland van
deze kleine bolcactussen. Ze groei-
en daar tot op wel 2500 m hoogte
en zijn dus goed aan veel zon en
koude nachten gewend. De plantjes
worden maar 3 cm in doorsnee en
hebben een erg korte bedoorning
en tevens een penwortel. In de kas
zetten we ze op een zonnige (heli-
osa) en luchtige plaats. Buiten zijn
ze ook goed te kweken.
De 4 cm lange oranje bloemen
verschijnen in het voorjaar aan de
zijkant van de planten. Als ze ouder
worden gaan de planten rijk sprui-
ten en vormen ze mooie groepen. Ze worden ook wel geënt op Eriocereus jusbertii en
vormen dan grote clusters met tientallen kopjes. Als ze dan bloeien is er van de plant
niets meer te zien!
We kunnen ze ook zonder problemen uit zaad vermeerderen. Ze groeien het beste in
een zanderig mineraalrijk mengsel waarbij ze regelmatig een flinke watergif t krijgen. In
de winter houden we ze droog bij een minimum temp. van 5 oC.

Weingartia hediniana
De planten uit dit geslacht zijn
over het algemeen niet moeilijk in
cultuur. De natuurlijke groeiplaats
vinden we in Bolivia. De planten
worden ongeveer 10 tot 12 cm in
diameter en zijn stevig bedoornd
met grote areolen. Ook hebben ze
een penwortel. Dit geef t aan dat we
matig met water moeten zijn. In cul-
tuur groeien ze goed in een door-
latend mengsel, mineraalachtig met
wat humus. Ze verlangen een lichte
en zonnige plaats in de kas.
De 2 cm grote gele bloemen
verschijnen met meerdere tegelijk
op de kop van de plant. Ze bloeien
meerdere keren per jaar. ’s Winters houden we ze goed droog bij een minimum tempe-
ratuur van 6 oC. Spruitende planten kunnen we vermeerderen door stekken, anders is
zaaien een optie. Dit gaat ook prima en enten is meestal niet nodig.

Diepeneestraat 4,
4454 BJ Borssele

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 5


OP ZOEK NAAR GROEIPLAATSEN VAN
ECHINOCEREUS NICHOLII
Henk Ruinaard

Het is niet zo moeilijk om een plant te vinden die maar in een beperkt gebied en op

goed omschreven groeiplaatsen voorkomt. Toch geeft het veel voldoening als je grote

groepen van zo’n plant vindt die dan ook nog fraai in bloei staan. Het verhaal van een

zoeker die beloond werd.

Echinocereus nicholii (Benson) Parfitt Noord-Sonora in Mexico. De bekendste


behoort binnen het geslacht Echinocereus groeiplaats is die van het holotype (de zg.
tot de sectie Erectii en meer in het bijzon- type-standplaats), namelijk de Silver Bell
der tot de engelmannii-groep. Volgens de Mountains ten noordwesten van Tucson
beschrijving in de monografie ECHINOCE- in Arizona (Felix, 2005). Een bijna even
REUS van Wolfgang Blum, Michael Lange, bekende groeiplaats is die in het Organ
Werner Rischer en Jürgen Rutow (Blum et Pipe Cactus National Monument in het zui-
al 1998) komt Echinocereus nicholii voor den van Arizona op de grens met Mexico.
in de Sonora Desert, Zuid-Arizona en in Deze groeiplaatsen liggen hemelsbreed ca.

Afb. 1: Zware bedoorning en bloem van Echinocereus nicholii

6 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


125 km van elkaar. Verder naar het noord- cactussen hebben maar 11 verschillende
westen komt E. nicholii niet meer voor. In chromosomen die bij de meeste soorten 2x
zuidelijke en oostelijke richting strekt het voorkomen, dus diploïd: 2 x 11 = 22 chro-
verspreidingsgebied van E. nicholii zich mosomen. Er zijn echter ook cactussen
ongeveer over dezelfde afstand vanaf de waarbij ieder chromosoom 3 x voorkomt
groeiplaatsen in Organ Pipe Cactus N.M. = triploïd, of 4 x voorkomt = tetraploïd of
uit, zodat grof weg gesproken kan worden zelfs 6 x voorkomt = hexaploïd. Het ver-
van een verspreidingsgebied met een straal schil in ploidie, dus tussen diploïd, triploïd,
van ca. 150 km rondom de groeiplaatsen tetraploïd en hexaploïd, is duidelijk te me-
in Organ Pipe Cactus N.M. ten en wordt door botanici erkend als een
E. nicholii is oorspronkelijk door Benson onderscheidend kenmerk tussen de soor-
in 1944 beschreven als één van de talrijke ten van een geslacht (Fürsch, 2006).]
variëteiten van E. engelmannii, maar werd E. nicholii onderscheidt zich morfolo-
in 1987 door Parfitt als zelfstandige soort gisch van E. engelmannii ssp. engelmannii
erkend op grond van het feit dat E. nicholii en E. engelmannii ssp. fasciculatus door
diploïd is terwijl E. engelmannii (evenals zijn zéér krachtige, goudgele bedoorning
b.v. E. engelmannii ssp. fasciculatus) te- en zijn lichtere paars-rose bloem (afb. 1).
traploïd is. [Met ploidie wordt aangeduid E. nicholii vormt grote groepen met tot
hoe vaak de chromosomen in de cellen polsdikke scheuten van maximaal ca. 70
van een plant, dier of mens voorkomen. cm lang (afb. 2). De bloeitijd strekt zich
Mensen hebben b.v. 23 chromosomen die over meerdere weken uit, waarbij de af-
in paren voorkomen. Men noemt dit diploïd zonderlijke bloemen aan één plant elkaar
(2 x 23 = 46 chromosomen). De meeste continu opvolgen.

Afb. 2: Grote Echinocereus nicholii groep

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 7


Afb. 3: Landschap langs de Ajo Mountain Drive

Tot zover de theorie, maar nu de praktijk. grote bocht weer terug naar het Visitors
Als je al het voorgaande in de boeken hebt Center. De Puerto Blanco Drive is 85 km
gelezen, wil je zo’n plant ook wel eens in lang en loopt westwaarts om de Puerto
het echt zien. Daarvoor biedt het Organ Blanco Mountains en langs de Mexicaanse
Pipe Cactus National Monument uitsteken- grens weer terug naar het Visitors Center.
de mogelijkheden. Organ Pipe Cactus N.M. Bij mijn eerste bezoek op 25 maart 2002
is genoemd naar Stenocereus thurberi die had ik al dia’s genomen van E. nicholii
bij ons ook wel de ‘orgelpijpcactus’ wordt langs de Ajo Mountain Drive, maar toen
genoemd. Een bezoek aan dit “National stonden de planten nog in knop (afb. 4) en
Monument” is zéér de moeite waard, niet heb ik slechts één bloem kunnen ontdek-
alleen vanwege Stenocereus thurberi, maar ken.
ook vanwege het ruige landschap waarin Bij mijn tweede bezoek op 23 april 2005
de Saguaro (Carnegiea gigantea) eigenlijk wilde ik nu wel eens zien of E. nicholii ook
prominenter aanwezig is dan de “Organ langs de Puerto Blanco Drive te vinden
Pipe Cactus” (afb. 3). Zoals de meeste Na- is. Aan het begin van de “Puerto Blanca
tionale Parken en Nationale Monumenten Scenic Drive” moet een entree-enveloppe
in de USA heef t Organ Pipe Cactus N.M. ingevuld worden met $ 8 als toegangsbij-
een goed ingericht Visitors Center waar drage. De weg is af wisselend verhard en
routebeschrijvingen van twee rondritten onverhard waardoor het rijden met een
verkrijgbaar zijn. De Ajo Mountain Drive is normale huurauto niet zo plezierig is, maar
34 km lang en loopt, zoals de naam sug- daar staat tegenover dat het landschap
gereert, naar de Ajo Mountains en in een schitterend is.

8 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Afb. 4: Knop van Echinocereus nicholii

Behalve van Stenocereus thurberi valt ste deel onverharde weg, waarop slechts
hier ook te genieten van Echinocereus met een snelheid van 15 mijl/uur gereden
engelmannii ssp. fasciculatus, Carnegiea kan worden. Dat geef t wel mooi de tijd om
gigantea, Opuntia imbricata en Opuntia tijdens het rijden om je heen te kijken. In
fulgida. Helaas blijkt na ca. 4 “miles” de de eerste paar kilometers is E. nicholii nog
weg afgesloten te zijn en zit er niets anders niet te vinden maar komt wel op diverse
op dan om te keren. plaatsen E. engelmannii ssp. fasciculatus
Bij terugkeer in het Visitors Center ver- voor. Van mijn vorige bezoek weet ik nog
telt de ranger dat deze afsluiting al meer dat E. nicholii aan de linkerkant van de
dan twee jaar van kracht is (ik had een weg te vinden is vanaf uitzichtpunt 10 van
oude kaart bij me en niet om de nieuwe de routebeschrijving. De groepen van E.
gevraagd) vanwege veranderingen in het nicholii die ik daar ook nu weer aantref
wegenstelsel. In dit gebied trekken veel verdienen niet de schoonheidsprijs, maar
Mexicanen illegaal de grens over en wor- gelukkig staan ze nu wel in bloei en kan
den de auto’s op Highway 85, die van de ik enkele zéér fraaie bloemen (digitaal)
Mexicaanse grens naar het noorden loopt, fotograferen (afb. 5). Na een rustpauze
regelmatig gecontroleerd op meereizende rijd ik door in de veronderstelling dat ik
illegalen. Ik kom er niet achter of deze het nu wel gezien heb, maar dan blijken er
afsluiting een gevolg van het strengere plotseling aan de rechterkant van de weg
opsporingsbeleid is, maar er blijf t in elk ge- ook nog grote groepen van E. nicholii te
val als alternatief alleen de Ajo Mountain staan. Deze groepen zien er veel beter uit
Drive over. Ook dit is een voor het groot- en bloeien veel uitbundiger dan die van de

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 9


10 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007
vorige stopplaats. Hoewel deze groepen in lijker gaan en kunnen we in de toekomst
of op een roodachtig gesteente staan (afb. wellicht vaststellen in hoeverre er in de
2), lijkt ze dat alleen maar goed te doen. natuur hybridisaties van E. nicholii en E.
Dit is een groeiplaats zoals je die hoopt engelmannii ssp. fasciculatus voorkomen of
tegen te komen (afb. 6), af wisselend van in cultuur deze soorten met elkaar gekruist
begroeiing en met veel bloeiende groepen kunnen worden.
van de gezochte cactussoort.
Na nog veel meer foto’s raak je toch Naschrift redactie: Een kruising van een
een keer uitgekeken en gaat de reis weer diploide plant met een tetraploide plant
verder langs de Ajo Mountain Drive. Ook kan succesvol zijn. Er ontstaat dan een tri-
verder langs de Ajo Montain Drive is E. ploide nakomeling. Meestal zijn triploiden
nicholii in redelijke aantallen te vinden, echter steriel omdat er problemen ontstaan
maar na een paar kilometer houdt dat op bij de vorming van de geslachtscellen want
en komt E. nicholii niet meer voor langs cellen met 3 sets chromosomen zijn im-
deze stoffige weg. Er staan wel roze-paars mers niet in twee gelijke helf ten te splitsen.
bloeiende echino’s, maar dat blijkt E. en- De twee oudersoorten blijven dus in zo’n
gelmannii ssp. fasciculatus te zijn (afb. 7). geval genetisch gescheiden (RB).
Ook verder op de terugweg naar het Visi-
tors Center komt alleen nog E. engelmannii Literatuur:
ssp. fasciculatus voor, die daar wel samen Blum, W., Lange, M., Rischer, W., Rutow, J. (1998).
groeit met grote aantallen van de “Teddy- Echinocereus. p. 69-70. Eigen uitgave, gedrukt bij
bear Cactus” (Opuntia bigelovii). In elk ge- fa.Proost N.V., Turnhout.
val is mijn zoektocht geslaagd; E. nicholii Felix, D. (2005). Echinocereus nicholii (Benson)
heef t een plaats en een gezicht gekregen. Parfitt ssp. nicholii in de Silver Bell Mountains. Der
Echinocereenfreund 18 (4): 100-102.
Naschrift: Het is op zijn minst opmerke- Fürsch, H. (2006). Polyploidy als Artkriterium? Der
lijk te noemen dat E. nicholii en E. engel- Echinocereusfreund 19 (4): 128-129.
mannii ssp. fasciculatus zo dicht bij elkaar Ruinaard, H. (2006). Messung des DNA-Gehalts und
groeien en in dezelfde tijd bloeien. Dat zou der Ploidität der Gattung Echinocereus mittels
tot hybridisatie kunnen leiden. In dit geval Flow Cytometry. Der Echinocereusfreund 19 (3):
zou de diploïde E. nicholii samen met de 102-106.
tetraploïde E. engelmannii ssp. fasciculatus
triploïde planten moeten opleveren. Of dit
ook echt gebeurt is nog niet onderzocht.
Met de middelen die nu ter beschikking
staan (Ruinaard, 2006) zal dit gemakke-

Linksboven:
Afb. 5: Bloemen van Echinocereus nicholii

Linksmidden:
Afb. 6: Groeiplaats van Echinocereus nicholii

Linksonder: Henk Ruinaard


Afb. 7: Echinocereus engelmannii ssp. fasicu- Molenweg 29
latus 6133 XM Sittard
henk.ruinaard@tiscali.nl
Foto’s van de schrijver

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 11


MAMMILLARIA ALBIFLORA
Jan Jaap de Morree

Als de behoef te ontstaat om eens een ren heb gehad om dan eindelijk eens zelf
echte uitdaging aan te gaan in mammil- bloemen te krijgen in deze lastige soort.
larialand, dan is Mammillaria albiflora een Optimistisch schaf te ik in 1990 een zakje
voortreffelijke kandidaat. Ik zeg dat maar zaden aan en zaaide ze verwachtingsvol
even, omdat ik na een zaaipoging van za- uit. Na de opkomst van drie plantjes van
den van het clichefonds heel wat te verdu- de tien zaden was ik erg verrukt, want de

Afb. 1: Mammillaria albiflora met de karakteristieke bedoorning en onderzijde van de bloem.

12 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


soort is moeilijk. albiflora er tot 60 stuks heef t. De albiflora-
Een jaar later was er nog maar 1 spel- bloem luistert niet geheel naar de naam
deknop over, die verder gelukkig in leven albiflora (= witte bloem). De overwegend
bleef. In een vijf cm potje groeide de plant witte bloembladeren zijn voorzien van een
elk jaar een paar millimeter en omdat ik lichtroze middenstreep, de meeldraden
dwangmatig elke aanvechting om te enten zijn geel en de stempel groen. De kleinere
onderdruk, moest ik geduldig wachten tot herrerae-bloemen zijn lila met een paarse
mijn op eigen wortel groeiende albiflora middenstreep, gele meeldraden en een
zou gaan bloeien. donkergroene stempel. In de literatuur is er
Daar werd een lelijke streep doorheen nogal wat wisseling in lumpen of splitten,
getrokken, toen ik op een kwade dag maar met het boek van Pilbeam en Hunts
merkte dat het 2 cm lange plantje op de nieuwe Lexicon zijn de twee taxa als ver-
doornbundeltjes in de kop een paar rode schillende soorten erkend.
stipjes vertoonde. Met een smalle pincet Maar nu was het wachten op bloei bij
boog ik de tepels in de kop wat opzij. De de zich voorspoedig ontwikkelende plant.
hele epidermis was bruin en kurkachtig Na 15 jaar geduld had ik in 2006 eindelijk
verhard door toedoen van bijtend onge- succes. Er vormden zich een aantal knop-
dierte. De prachtige dichte bedoorning was pen. Waarschijnlijk is mijn geduld onnodig
een superieure camouflage geweest voor lang op de proef gesteld door een ondes-
het kruipend tuig. Zuchtend greep ik naar kundige behandeling van deze moeilijke
de vergifspuit en doodde de spint die ge- mammillaria. In Pilbeams boek: ‘Mammil-
nadeloos had toegeslagen.. laria’ staat onomwonden omschreven dat
Aanzienlijk teleurgesteld plukte ik doorn- de planten in Engeland uiterst moeilijk in
bundeltjes van een groot deel van het bloei te krijgen zijn. Pilbeam zou een bloei-
plantje af, zodat ik zicht had op eventueel end cluster van M. albiflora op een cactus-
heroptreden van de plaag. Het plantje, be- show onmiddelijk de prijs ‘best in show’
doeld om een hagelwit bolcactusje te zijn, geven. Tegelijk vermeldt hij dat turfmolm
was totaal onaantrekkelijk geworden voor of humus in de potgrond uit den boze zijn
de echte liefhebber. Maar net als bij Green- en een mineraal substraat met wat kalk
peace-donateurs, stroomt bij mij het echte sterk is aan te bevelen. Ik had deze opmer-
‘natuurbehoudbloed’ door de aderen en kingen serieus genomen en begin 2005
gaf ik voortdurend goede zorgen... het plantje in minerale aarde gezet.
Wat schetste mijn verbazing toen de Zoals te zien is bij de afbeeldingen is de
beschadigde kop na twee jaar ineens drie bloem groter dan de diameter van de af-
jonge, prachtig van doorns voorziene zonderlijke kopjes van de plant. In afbeel-
kopjes produceerde. Met een jaarlijkse ma- ding twee gaat het plantenlichaam dan ook
sai-behandeling (spint-bestrijdingsmiddel) schuil achter de twee volledig geopende
groeide de plant verder voorspoedig. Door- bloemen. Aan de andere kop wachten nog
dat aan de basis alle doorns ontbraken, twee knoppen op hun beurt.
bleven de doornbundels van de nieuwgroei Nu ik dit stukje schrijf is de plant alweer
prachtig wit. lang uitgebloeid en in winterrust. On-
De plant onderscheidt zich van Mam- danks de risico’s van vocht op de plant in
millaria herrerae, die ook opvallende ge- de herfst heb ik net twee dagen geleden
lijkvormige doornbundeltjes heef t door weer een noodzakelijke behandeling met
de grootte van de plant en de bloemkleur spintbestrijdingsmiddel moeten toepas-
en -vorm. M. herrerae heef t een forsere sen. Mijn hele kas is gewoonlijk spintvrij,
habitus en er staan tot 100 teruggeslagen maar M.albiflora en M. herrerae zijn uiterst
doorns in een areool, terwijl de kleinere M. gevoelig en dus weer eens het slachtoffer

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 13


geworden. Noot van de red.
Hopelijk levert het me uiteindelijk 9 kop-
jes op deze plant op, zodat ze nog meer Mammillaria albiflora is in 1931 als var.
gaat bloeien. van Mammillaria herrerae beschreven door
Werdermann.
Literatuur: Backeberg verhief de plant + 1937 tot
Pilbeam, J. (1999). Mammillaria. The cactus file aparte soort. De discussie over welke sta-
book 8. Nuf field press Oxford. tus de juiste is, duurt tot op de dag van
Hunt, D. (2006).The New Cactus Lexicon. Milborne vandaag voort.
Port. L.B.
Koperwieklaan 19
2261 CL Leidschendam.
morree@wanadoo.nl

Afb. 2: De volledig geopende bloemen

14 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


VERKLARING VOOR BLADKLEUREN IN
AGAVE AMERICANA
B.J.M. Zonneveld

Introductie:

Agaven zijn planten van Amerika en DNA (1 picogram = pg = een miljoenste


omliggende eilanden en daar al heel lang van een miljoenste gram), 11 tetraploiden
bij mensen in gebruik. Bekend zijn de pro- (met vier genomen) met ongeveer 16 pg,
ductie van vezels, alcoholische dranken als 2 pentaploiden (met vijf genomen) met on-
tequila en recent de isolatie van steroïden. geveer 20 pg and 6 hexaploiden (met zes
Sinds Columbus Amerika ontdekte heb- genomen) met ongeveer 24 pg. In A. parryi
ben agaven zich over de hele wereld ver- Engelmann hebben we diploide, tetraploide
spreid en we vinden ze nu in elk land met en hexaploide taxa gevonden. A. pumila
een geschikt klimaat. In het westen worden De Smet ex Baker wordt verondersteld een
ze voornamelijk vanwege hun sierwaarde triploide (met drie genomen) kruising te
gehouden. zijn tussen de diploide A. victoriae-reginae
De voornaamste publicaties over de en de tetraploide A. lechuguilla Torrey. De
naamgeving van agaven zijn die van Tre- tetraploide hoeveelheid DNA die gevon-
lease (1913), die vooral de agaven van den is in A. pumila kan het beste verklaard
de Caraïben beschreef, Berger (1915), die worden door aan te nemen dat er ook
alle soorten beschreef die op dat moment tetraploide exemplaren van A. victoriae-re-
bekend waren, en Gentry (1982), die de ginae bestaan. Van A. nickelsiae Gosselin,
agaven van het vasteland van Amerika be- een synoniem van A. victoriae-reginae, is
schreef. Meer recent heef t Ullrich (1990a, al aangetoond dat hij tetraploid is (Granick,
1990b, 1990c, 1991a, 1991b) verschil- 1944). Het feit dat in Tanzania de diploide
lende artikelen over agaven geschreven. A. amaniensis (Eggli 2001) (volgens mij
Ook Peter Kuppen heef t er het nodige over is dat een synonym van A. angustifolia)
geschreven voor Succulenta en laten we wordt gebruikt als vezelproducent, terwijl
ook Wim Alsemgeest niet vergeten, die in Mexico de pentaploide A. fourcroydes en
ook de nodige informatie over agaven aan in Brazilië de pentaploide A. sisalana wordt
Succulenta heef t bijgedragen. Hetzelfde
geldt voor Wagenaar-Hummelinck (1936,
1993), die ook de agaven van de Caraïben
bestudeerde.
Het genus Agave L. omvat nu ongeveer
200 soorten en vormt een polyploide
(met veel genomen) serie met een basis-
chromosoomaantal van x=30 en soorten
die van diploid (met twee genomen) tot
octoploid (met 8 genomen) lopen (Pin-
kava & Baker, 1985). Een genoom is het
haploide aantal chromosomen of tewel
een set waarin elk chromosoom eenmaal
aanwezig is. We hebben 24 diploide plan-
ten gevonden met ongeveer 8 picogram Afb. 1: Agave americana ‘albomediapicta’ GWG

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 15


Afb. 2: Agave americana ‘auromarginata’ YGG

gebruikt, heef t misschien te maken met het L1, L2 en L3 genaamd, die genetisch van
verschil in gebruik: van zachte vezels voor elkaar kunnen verschillen. Is dat het geval
kleding en harde vezels voor touw. dan spreken we van chimeren of geneti-
In een stamboom, gebaseerd op de base- sche mozaïeken. Dit van elkaar verschillen
volgorde in het DNA staan Agave, Man- is het meest duidelijk als we met chloro-
freda, Furcraea en Hesperaloe (alle vier plast-mutaties te maken hebben, waardoor
met x=30) heel dicht bij elkaar. Verder weg er bijvoorbeeld een gele rand kan ontstaan.
staan Yucca (x=30), Camassia (x=15) en Andere mogelijkheden zijn een verschil in
Xanthorhoea ( x=11). Verbazingwekkend het aantal genomen per laag. Men spreekt
is dat Hosta met zijn dunne blad, hoewel dan van ploidie-chimeren. Ook kunnen
ook met x=30, in dezelfde stamboom thuis de lagen biochemisch, bijvoorbeeld in een
hoort. enkel enzym, verschillen. Deze drie lagen
Agaven zijn populair als kamer- en ter- hebben geen direct verband met het aantal
rasplanten en er zijn verschillende bonte cellagen. In het blad van Hosta zitten 9
vormen beschreven. cellagen. Toch spreken we maar van drie
verschillende lagen L1, L2 en L3. Er is ook
Het ontstaan en de vererving van bonte nog een verschil tussen dicotylen zoals
agaven cactussen en vele vetplanten en monocoty-
len met meestal evenwijdig lopende nerven
Planten zijn opgebouwd uit drie lagen zoals Sanseveria, Agave, Hosta, bolgewas-

16 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Afb. 3: Agave americana ‘aureomediopicta’ GYG

sen enz . Ook niet over planten die van nature bont
Alle drie de lagen gaan volledig over blad hebben, zoals sommige begonia’s of
elkaar zoals een handschoen over een ledebouria’s. Uitgaande van een normale
hand. Bij dicotylen vormt de L1 alleen een groene plant is er een mutatie nodig om
doorzichtige epidermis en alleen in de gele of witte chloroplasten te doen ont-
huidmondjes vinden we bladgroenkorrels staan. Tenzij dit in een zeer vroeg stadium
(chloroplasten). De L2 ligt daar onder en in een kiem gebeurt zien we dit als zoge-
zorgt voor de vorming van gameten en dus naamde gestreepte planten zoals in afb. 1.
uiteindelijk voor het zaad. De L3 vormt de Deze zijn instabiel en gaan na verloop van
bulk van de plant en hieruit ontstaan ook tijd over naar planten met een gele rand
de wortels. Monocotylen verschillen hierin of een geel centrum. Dit gebeurt vooral bij
dat de epidermis wel bladgroen heef t in de uitlopers. Deze gestreepte planten zijn
alle cellen en meestal een flink deel van de ook belangrijk omdat eigenlijk alleen deze
bladrand vormt. Dit zien we natuurlijk al- planten via de moeder weer bonte zaailin-
leen als bijvoorbeeld de L1 een af wijkende gen geven. Een agave met een gele rand
kleur heef t. heef t de L2 nog steeds groen en zal dus
Hoe komen we nu aan bonte planten, be- groene zaailingen geven. Een agave met
halve gewoon kopen/krijgen? We spreken een geel centrum heef t de L2 vaak geel
hier niet over planten die bont zijn omdat en zal dus alleen gele zaailingen geven
ze een virus bevatten zoal in Aucuba. die doodgaan. Hier zien we duidelijk het

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 17


Afb. 4: Agave americana ‘aureomediopicta’ GYY

verschil optreden met een bonte dicotyl algemeen in Agave americana, maar een
zoals bijvoorbeeld de klimop ‘Goldherz’ zuiver witte rand heb ik nog nooit gezien.
met geel centrum. De groene rand in deze De L2 is geel (GYG). Dit geef t een geel
plant is niet de L1 (die vormt geen rand centrum zoals in afb. 3. Merk op dat de
in dicotylen) maar de L2. Dit betekent dat groene L3 er nog doorheen schemert!
als we ‘Goldherz’ zaaien, we alleen groene Hieruit, of direct uit een gestreepte plant,
nakomelingen krijgen. Uitgaande van zo’n ontstaan ook uitlopers waar niet alleen
gestreepte plant kunnen we uitlopers krij- de L2 maar ook de L3 geel is (GYY) (afb.
gen die gestreept zijn, of een geel centrum 4). Deze planten hebben een mooier geel
hebben en misschien zelfs een gele rand. centrum, maar door de gele L3 heef t hij
De laatste is volgens mij al heel oud en moeite om goed wortels te maken! Uit
misschien ooit in het wild gevonden. planten met alleen een gele rand van de L1
Uitgaande van groen, geel en wit hebben ontstaan ook bleke uitlopers, waar zowel
we bij agaven en de meeste monocotylen de L1 als de L2 geel is (YYG) (afb. 5).
de volgende mogelijkheden: De L1 is geel Alleen het groen van de L3 schemert er
of wit. Dit geef t een gele of witte rand (afb. nog doorheen. Deze planten groeien niet
2). Als we groen met G, geel met Y (van best.
yellow) en wit met W aangeven voor de Tenslotte hebben we de Agave ameri-
drie verschillende lagen, kunnen we deze cana met een zuiver witte L2 waar overi-
plant aangeven als YGG. De gele rand is gens de groene L3 nauwelijks doorheen

18 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Afb. 5: Agave americana ‘aureostriata’ YYG

schemert, maar goed te zien is als je een vóór 1959, toen deze regel is bedacht en
blad doorsnijdt. Het ligt voor de hand dat deze namen blijven dus geldig. Toch wil ik
deze ook regelmatig uitlopers geef t die hier een aantal alternatieven voorstellen
GWW zijn maar waarschijnlijk worden die voor agaven die de zaak kunnen verduide-
niet opgemerkt en ze groeien waarschijn- lijken, met tussen haakjes de geldige naam.
lijk slechter. Al deze verschillende kleu- Gele rand: ‘Aureomarginata’ (Marginata)
ren ontstaan als in de groeipunt de lagen {Witte rand: ‘Albomarginata’}
van plaats verwisselen of als een nieuwe Geel centrum: ‘Aureomediopicta (Medi-
scheut uit maar twee of een laag ontstaat. opicta)
Bij bonte struiken zien we regelmatig op Wit centrum: ‘Albomediopicta’ (Medio-
die manier gele of groene scheuten ont- picta Alba)
staan. Geel gestreept ‘Aureostriata’ (Striata)
Dit zijn dus geen atavismen of terugmu- {Wit gestreept ‘Albostriata’}
taties maar ze ontstaan door een herschik- De planten tussen accolades bestaan
king van lagen. Hoe zouden we al deze (nog) niet, voorzover ik weet. We zouden
kleurtjes moeten noemen? Eigenlijk horen de voorgestelde namen ook alleen als
deze cultivars (want dat zijn het) een fanta- groepsnaam kunnen gebruiken Bijvoor-
sienaam, dat wil zeggen een niet-Latijnse beeld : Agave (Aureomarginata Groep).
naam, te hebben. Het is dan toepasbaar voor alle bonte aga-
Echter, sommige hadden deze naam al ven.

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 19


genus Agave. Am. J. Bot. 31: 283-298.
Gentry, H. S. (1982). Agaves of Continental North
America. The University of Arizona Press, Tucson,
USA.
Kuppen, P. J .K. (1999-2000). Agaven. What’s in a
name. Deel 1-6. Succulenta 78 (4): 173-177; 78
(5): 219-224; 78 (6): 274-280 ; 79 (2): 80-90 ; 79
(3): 138-143; 79 (5): 182-188.
Pinkava, D. J. & Baker, M. A. (1985). Chromosome
and hybridisation studies of Agaves. Desert plants
7: 93-100.
Trelease, W. (1913). Agave in the West Indies. Mem.
Afb. 6: Sanseveria trifasciata (tegenlicht) Nat. Ac. Sci. vol XI, Washington, USA.
Ullrich, B. (1990a). Agave attenuata Salm-Dyck op
Het is duidelijk dat niet alle vormen hier haar natuurlijke groeiplaatsen. Succulenta 69 (6):
genoemd worden. We hebben nog geen 122-127.
naam voor de GYY plant en de YYG plant, Ullrich, B. (1990b). Agave striata Zuccarini ssp.
en datzelfde geldt voor een eventuele stricta (Salm-Dyck) Ulrich stat. nov. KuaS 41 (5):
GWW (levensvatbaar?) of WWG (levensvat- Karteikarte 14.
baar?) plant. Overigens vinden we dezelfde Ullrich, B. (1990c). Anmerkungen zu Agave parvi-
soort kleurcombinaties in Sanseveria tri- flora Torrey und Agave hartmanii S. Watson. KuaS
fasciata. De meest bekende is ook hier die 41 (7): 133-136.
met een gele rand (Laurentii genaamd) Ullrich, B.(1991a). De taxonomische rangschikking
maar ook een met een geel centrum is in van Agave nizandensis Cutak. Succulenta 70 (4):
cultuur, genaamd ‘Forescate’. Er is ook een 89-92; 70 (6): 144.
sanseveria met een wit gestreept/wit cen- Ullrich, B.(1991b). De systematische positie van Aga-
trum, die ‘Bantell’s Sensation’ genoemd is. ve felgeri Gentry. Succulenta 70 (7/8): 147-150.
Die zou ik wel willen ruilen voor een stek Wagenaar-Hummelinck, P. (1936). Note on Agave in
van ‘Forescate’. Bij de bonte kortbladige the Netherlands West Indies and North Venezuela,
typen zien we nog meer kleurcombinaties. Aruba, Curacao, Bonaire and some part of the
South American continent. Rec. Trav. Bot. Neerl.
35: 14-28.
Literatuur: Wagenaar-Hummelinck, P. (1993). Agaves op Cura-
Alsemgeest W. (2002). Ervaringen met agaven in cao, Aruba en Bonaire, deel 1-3. Succulenta 72:
cultuur, deel 1 en 2. Succulenta 81 (2): 84-88; 81 5-11; 104-109; 214-223.
(3): 102-106. Zonneveld, B. J. M. & Van Iren, F. (2001). Genome
Berger, A.(1915). Die Agaven. Beitrage zu einer size and pollen viability as taxonomic criteria:
Monographie. Gustaph Fischer Verlag, Jena, application to the genus Hosta. Plant Biol. 3: 176-
Duitsland. 185.
Bogler, D. J. & Simpson, B. B. (1995). A chloroplast
study of the Agavaceae. Syst. Bot. 20 (2): 191-205.
Bogler, D. J. & Simpson, B. B. (1996). Phylogeny of
the Agavaceae based on its rDNA sequence varia-
tion. Am. J. Bot. 83 (9): 1225-1235. Clusius lab, RU Leiden,
Eggli, U.(ed.) (2001). Illustrated Handbook of Succu- Wassenaarse weg 64,
lent plants: The monocotyledons. Springer Verlag, 2333 AL Leiden.
Duitsland. email: Zonneveld@rulbim.Leidenuniv.nl
Granick, E. (1944). A karyosystematic study of the

20 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


GIBBAEUM HEATHII
Ton Pullen

Tijdens onze eerste Afrikareis in 2002 vonden we in de Kleine Karoo een populatie van

dit schitterende vetplantje. Graag wil ik de lezers van Succulenta kennis laten maken

met deze mooie soort.

Het geslacht Gibbaeum – de naam is af- Planten uit dit geslacht hebben een min
geleid van gibbus, dat knobbelig of bultig of meer asymmetrisch uiterlijk. Van één
betekent- komt met ongeveer 16 soorten bladpaar zijn de beide bladeren verschil-
voor in de Kleine Karoo en de omliggende lend van grootte en vorm. Bij het groter
gebieden in Zuid-Afrika. De planten groei- worden vormen de planten grote compacte
en daar op stenige plekken, dikwijls tussen klompen.
brokken kwartsiet, waar ze vanwege de De soort Gibbaeum heathii is vernoemd
kleurgelijkenis vaak moeilijk te vinden zijn. naar iemand met de familienaam Heath,
In hun vaderland kunnen de planten verdere biografische bijzonderheden over
zowel ‘s winters als ook ’s zomers regen deze persoon zijn mij niet bekend.
krijgen, er valt tussen de 100 – 600 mm De planten van deze soort groeien so-
per jaar. litair of vormen mettertijd grotere, dichte

Afb. 1: Gibbaeum heathii, Kleine Karoo, 3 okt. 2002

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 21


2
Afb. 2,3,4,5,6 en 7: Gibbaeum heathii, Kleine Karoo, 3 okt. 2002
Foto’s van de schrijver

22 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


3
4 5

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 23

6 7
clusters. Elk afzonderlijk plantje bestaat sel van lavagruis, bimskies en 10% klei is
uit 2 bladeren, die aan de basis met elkaar prima. Eventueel kan men er wat vermicu-
vergroeid zijn en samen een bolvormig tot lite doorheen mengen om het wat lichter te
halfbolvormig geheel vormen. De beide maken.
bladeren van zo’n bladpaar zijn dikwijls De planten hebben veel licht nodig en
niet even groot, soms is er echter weinig een niet al te lage temperatuur. Volgens
verschil te zien. Het bladoppervlak is glad sommige boekjes mag de temperatuur niet
en grijsgroen, soms roze tot rozerood aan- onder de 15 oC dalen, maar in mijn kas,
gelopen. De bloemen hebben een diameter waar de planten weliswaar hoog onder het
van zo’n 3 cm en kunnen alle kleuren tus- glas staan, kan de temperatuur incidenteel
sen wit en magenta hebben. tot een graad of 6 dalen.
In de natuur valt de bloeitijd in onze Deze planten gedragen zich als winter-
vroege herfst, september – oktober. In hun groeiers. Dus houden we ze in de zomer
vaderland is het dan overigens voorjaar! (vrijwel) droog. Vanaf september kunt u
De planten bloeien aan het begin van hun wat gaan gieten, zoals geldt voor veel
vegetatieperiode. Zuid-Afrikaanse vetplanten. Planten geven
Deze soort is erg variabel. Het wekt dan meestal zelf aan wanneer ze willen gaan
ook geen verwondering, dat er verschil- groeien, zodat dit een goed moment is met
lende vormen beschreven zijn. Jacobsen water geven te starten. Gedurende de win-
(1960) vermeldt een tweetal variëteiten: ter houden we de planten enigszins aan de
G. heathii var. elevatum en G. heathii var. praat, meestal is een beetje water eens per
major. Zoals de namen al aangeven is de maand of per twee maanden voldoende,
eerste wat langgerekter, de tweede groter de verdamping is bij lage temperatuur toch
dan de soort. Op een internetsite vond ik gering. Vanaf de maand maart verminderen
de naam G. heathii var. majus. Deze laatste we de watergif t.
is om taalkundige redenen te verkiezen De planten op bijgaande foto’s vonden
boven major. Overigens worden deze vari- wij in de Kleine Karoo, op 3 oktober 2004.
eteitsnamen niet door iedereen erkend. In hetzelfde terrein groeien Glottiphyllum
regium, Crassula congesta, C. columnaris,
Cultuur: C. muscosa, C. tecta, Bulbine mesem-
Deze soort is niet moeilijk in de cultuur. bryanthoides, Sarcocaulon crassicaule,
Met enige ervaring zijn de planten goed uit Conophytum truncatum, Cerochlamys
zaad op te kweken. Ook stekken schijnen pachyphylla, Hoodia piliformis, Tylecodon
redelijk gemakkelijk te bewortelen volgens reticulatus en Haworthia blackburniae. Een
de boeken. Zelf heb ik daar geen ervaring echt succulentenparadijs, nietwaar?
mee.
Al in de zeventiger jaren heb ik uit zaden, Literatuur:
afkomstig van de firma van Donkelaar Jaarsveld, E.J. van & Villiers Pienaar, U. de. (2000).
uit Werkendam, een aantal planten opge- Vijgies, Gems of the field. Venegono.
kweekt. De planten hebben jaren lang in Jacobsen, H. (1960). A Handbook of Succulent
het zaaipotje gestaan en zijn eenmaal over- Plants, Vol.III. London.
geplant in een 9 cm pot met voornamelijk Nel, G.C. (1953). The Gibbaeum Handbook. London.
scherp zand en een klein beetje potgrond. Noltee, F. & Graaf, A. de. (1983). Succulenta 62 (4):
Noltee & de Graaf (1983) bevelen klei in .70-71.
het substraat aan, naast humusbestand- Smith, G. et al. (1998) Mesems of the world. Pretoria.
delen en minstens 50 % grove, minerale
bestanddelen. Ook moderne substraten Rinkslag 19,
zullen ongetwijfeld voldoen. Een meng- 7711 MX Nieuwleusen.

24 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


AFWIJKEND GEDRAG ( 4 )
Jan Essers

Er zijn al diverse vormen en afwijkingen in deze reeks de revue gepasseerd. Toch meen

ik dat de plant, die ik in dit artikel voor wil stellen, een wel zeer bijzondere plaats in-

neemt.

De kwalificatie “gedrocht” lijkt mij de beste naamgeving.

Het zal een jaar of 5 geleden zijn, dat ik worden her en der stekjes meegenomen en
deze plant verwierf. Hij stond uiteraard niet steeds verder verspreid. De eerste bezit-
op eigen wortel. Julienne Jacobs, de bezit- ters zullen wellicht nog wel een goed etiket
ster van deze plant, had hem geënt op een met gegevens hebben gehad. Bij verdere
cereus-onderstam. De plant had ze verwor- verspreiding zijn etiketten onleesbaar ge-
ven bij “Kakteengärtnerei Plapp” te Jesen- worden of verdwenen. Als men zich dan
dorf-Duitsland, zonder verdere gegevens. voor zo’n plant gaat interesseren staat men
Het zal bij haar wel net zo gegaan zijn als voor een heleboel raadsels.
het mij nu ook gebeurde: als plantenlief- Wat is het nu eigenlijk voor een soort
hebber intrigeert je zo’n aparte vorm, er plant?

Afb. 1: Een normale plantbeschrijving is niet mogelijk

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 25


Afb. 2: Ontwikkeling tot een normale cristaat

Een normale plantbeschrijving is uiter- een normale bandvormige cristaat, op een


aard niet van toepassing, zoals te zien is Harrisia jusbertii-onderstam (zie afb.2). Op
op afb. 1. de randen ervan is een iets lichtrode ver-
Het plantenlichaam bestaat uit een aan- kleuring te zien.
tal wormvormige uitsteeksels, paars-grijs De andere ent daarentegen ontwikkelde
van kleur, aan het uiteinde voorzien van toch weer die wormvormige uitsteeksels
fel rode “lantaarntjes”. Ze zijn vooral in het zoals bij de moederplant. Ook hier weer
voorjaar fel van kleur, net felle rode lamp- de aanzet van een lichte bedoorning (zie
jes en een echte blikvanger. Het lijkt net afb.3). Deze ent staat op een cereus-on-
een “red-light district”, maar dan voor cac- derstam.
tussen! Wie weet? Op afb. 4 is een andere plant, een broer-
Op een enkele plaats verschijnt een tje of zusje van de hier besproken plant, in
lichte, zeer fijne bedoorning, mogelijk een een later stadium van verdere ontwikke-
verwijzing naar de afkomst. Verderop in dit ling te zien. Deze foto toont een verdere
artikel meer hier over. uitgroei op diverse plekken van de oor-
spronkelijke plant. Wij zien al echte tuber-
Verdere ontwikkelingen: kels en ook mooie witte bedoorning op de
Onze ”Queen of graf ting”, Juliënne Ja- areolen. Mogelijk een mammilaria ? Zo ja,
cobs, kon het niet nalaten om ook van welke soort?
deze plant enkele stekjes te enten. De Andere plant, mogelijk dezelfde afkomst.
eerste geënte stek ontwikkelde zich tot Op onze jaarvergadering in 1995 te

26 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Afb. 3: Een aanzet tot lichte bedoorning

Utrecht kocht ik van Gerrit Melissen een cultivar “Fred” inderdaad een Mammillaria
plant, die sterk mijn aandacht trok: een bocasana is. Deze kwam in zijn bezit van-
vormenloos kluwen van ineengedrongen uit Engeland. De plant werd op zijn kweke-
monstrueuze koppen. Het etiket vermeldde rij veelvuldig vermeerderd, wat steeds weer
de naam: Mammillaria bocasana ’Fred’, andere vormen opleverde, ook als ze op
vermoedelijk een cultivar benaming (zie eigen wortel staan. Dit zijn de cultivars met
afb.5). Op de nieuwgroei is ook iets van de rode lantaarntjes
een rode verkleuring te zien. Mammillaria bocasana ’Fred’ stamt oor-
Deze plant heef t uiterlijk veel overeen- spronkelijk vermoedelijk uit de U.S.A. Afb.
komst met de bovenvermelde plant en men 6 is daar een voorbeeld van (foto afkom-
zou kunnen denken dat ook deze plant een stig van A. Plapp), maar nu dus met geel-
mammillaria als voorouder heef t. achtige lantarentjes.
Een groot verschil is er echter wel, na- Volgens Albert Plapp zijn de echte af-
melijk de wormvormige uitsteeksels met komst en gegevens niet meer te achterha-
fel rode uiteinden bij de plant van Juliënne len. Er zijn ook “Fred” klonen bekend uit
Jacobs t.o.v. de ineengedrongen koppen bij Japan. Deze lijken sprekend op de plant
de plant van Gerrit Melissen. Dus toch nog van Gerrit Melissen. Verder noemt hij nog
maar even verder gezocht en daarvoor te een cultivar met de naam ’Caterpincy N.L.’,
rade gegaan bij de eerder genoemde Herr die een ontwikkeling is vanuit Mammillaria
Plapp. painteri. Diverse foto’s van al deze planten
Na diverse E-mails bevestigt hij dat de circuleren reeds op internet en worden

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 27


Afb. 4: Een broertje of een zusje?
Afb. 5: Mammillaria bocasana ‘Fred’ Foto’s Henk Ruinaard

28 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


door liefhebbers op EBAY gebruikt of mis- uitgroeisels! Verdere gegevens zijn mij op
bruikt voor de verkoop van eigen planten. dit moment niet bekend, maar de nabije
toekomst zal ons nog enige verrassingen
Interessant artikel in het Duitse tijdschrift bezorgen! We zijn benieuwd!
K.u.a.S.: De komende jaren zullen zeker nog wat
Een mogelijke verklaring is te vinden in stekken geënt en/of op eigen wortel gezet
K.u.a.S. van april 2005. Hierin beschrijf t worden, zeker ook van de nieuwe door-
Dieter Schäferle een belevenis met Echi- groei, die zich aan het ontwikkelen is. Dat
nopsis-hybriden. Begin van de 80-er jaren kan misschien wat meer duidelijkheid ver-
had hij 10 planten, waaronder enige Echi- schaffen over dit af wijkend gedrag en de
nopsis-hybriden, röntgenstraling laten on- continue af wijkingen bij vermeerderingen.
dergaan. In 1999 moest hij onderstammen
hebben. Hij nam zaad van oudere Echi- Literatuur:
nopsis-planten, onder andere ook van de Schäferle, D. (2005). Kakteen–Mutationen durch
bestraalde planten. Er kiemden ongeveer Röntgenstrahlen? K.u.a.S 56:4: 95 en 96.
1500 zaailingen. Er werden 200 zaailingen
uitgezet om als onderstam te dienen.
Hiervan onderscheidden zich 5 exempla- Henk Ruinaard wordt wederom zéér bedankt voor zijn
ren met een duidelijke af wijking. Er was assistentie en foto’s.
direct een kamvormontwikkeling te zien
in een kleurgamma van olijfgroen-bruin-
roodbruin en er was geen bedoorning. Eni-
ge vergroeiingen zijn zelfs rupsvormig en
vertonen in wezen dus eenzelfde ontwikke- Hokkelenbergstraat 8
ling als mijn boven beschreven plant. 6444 AG Brunssum
Dieter Schäferle stelt de vraag of na 20 essers.jan@hetnet.nl
jaar (!) de röntgenstraling de veroorzaker
van deze mutatie zou
kunnen zijn? Bewijs
is er niet en er blijf t
dus nog veel te on-
derzoeken voor onze
deskundigen op het
gebied van de gene-
tica.

Nieuws uit België:


Telefonisch ontving
ik van Juliënne Jacobs
nog een interessante
mededeling. Een 10-
tal jaren geleden heef t
zij een Gymnocaly-
cium mihanovichii met
röntgenstralen laten
bewerken. Sinds enige
tijd ontwikkelen zich Afb. 6: Mammillaria bocasana ‘Fred’ uit de USA
vreemde, vrij grote Foto A. Plapp

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 29


NEUZEN IN ARGENTINIË (3)
Arend van der Snee

Herinnert U zich nog wat Paul schreef over de Argentijnen en hun wegen? Nou, ook wij

wisten er wel weer raad mee, met rare fratsen uithalen dan!

Hoewel het niet beleefd is om jezelf gelaten, toen van de andere kant een auto
voorop te zetten, moet het in dit geval toch naderde waarvan de bestuurder uit het
maar, omdat het van mij wel een stommi- raam naar ons gebaarde om te stoppen.
teit was en dat van Paul maar een foutje. Toen we dat gedaan hadden werd aan een
Uspallata hadden we een eindje achter ons hand een zwarte tas uit het raam gehou-
den en gevraagd of we die
kenden. Nou, ik maar al te
goed! Mijn fototas!
In de haast had ik hem
bij vertrek in de hal van
het hotelletje laten staan!
De bestuurder van de an-
dere auto was de eigenaar
van het betreffende hotel.
Hij was ons achterna ge-
gaan en omdat wij niet
de kortste route hadden
genomen en onderweg
nog naar planten hadden
gezocht, was hij ons onge-
zien voorbij gereden. Als
ik het spul in ontvangst
neem en het met een be-
dankje meen af te kunnen
doen, tikt Paul mij op de
vingers. De man heef t toch
heel wat moeite gedaan
om mijn spullen terug te
bezorgen! Ik zoek wat geld
bij elkaar en wil dat geven.
Paul vraagt zich hardop af
of het mij niet meer waard
is dat ik mijn spullen terug
heb. Terecht natuurlijk,
camera’s zijn te vervan-
gen, maar alle opnamen
natuurlijk niet! Beschaamd

Afb. 1. Trichocereus strigosus

30 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


grijp ik een ander bedrag, waarmee ook en? Nee dus. En dan is determineren, in elk
Paul kan instemmen en geef dat aan de geval voor mij, een haast onmogelijke opga-
man. Als ik dit opschrijf krijg ik weer een ve. Ze hadden wel iets van Lobivia huascha,
beetje schaamrood op mijn kaken. die niet zover van de plaats waar wij ons
Wat Paul uithaalde was hiermee in de bevonden volgens de literatuur voorkomt.
verste verte niet te vergelijken, maar Dat zou dus mogelijk moeten zijn, maar
meer om te lachen, wat ik dan ook heb die knoppen! Ze wekten de indruk tot witte
gedaan. Hij spreekt (en verstaat) aan- bloemen uit te groeien en dat zou de hele
zienlijk beter Spaans dan ik doe. Maar zaak veranderen. Nu is er een spreekwoord
toen hij in een hotelletje bij de receptie dat zegt : Geluk is met de domme! Gezien
meldde dat er geen zeep in de badkamer de vorige twee alinea’s hoor ik daar zeker en
was, gebruikte hij het woord sopa (soep). Paul een beetje toe. Het zal u dus niet ver-
Het juffie achter de balie keek of ze wa- bazen dat ik wat later tegen Paul zei te stop-
ter zag branden, ik schoot in de lach en pen, omdat ik meende op een hellinkje wat
Paul keek verbouwereerd naar ons tot te zien bloeien en jawel, daar stonden ze, de
het ook tot hem doordrong waarom wij witte bloemen. Toen was dus duidelijk waar
zo reageerden. het om ging: Trichocereus strigosus (afb. 1
Ergens daartussendoor hadden wij en 2). (Ter plekke schijnen ze “vossenstaart”
ook nog planten gevonden. Op twee of of “kaarsen van de maagd” genoemd te wor-
drie plaatsen waren we al planten tegen- den.) Ik begreep toen niet en nu nauwelijks
gekomen die duidelijk hetzelfde waren. waarom ik die planten nooit in een verzame-
Bloemknoppen geen gebrek, maar bloei- ling was tegengekomen. Volgens de beschrij-

Afb. 2. Trichocereus strigosus

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 31


ving van Kiesling vormen ze hopen van Trichocereus candicans (afb. 3 en 4). Hoe-
60 (100) cm hoog en 1 m doorsnee. Zo wel we een behoorlijk aantal van deze plan-
groot heb ik ze niet gezien, maar flinke ten vonden, heb ik er niet één gezien waar
planten worden het wel; de grootste die ik niet flink wat aan mankeerde.
zag was naar schatting 35 cm hoog en 60 Gaten, bruine plekken, halfdode planten,
cm in doorsnee. Is dat de reden dat “men” zelfs geen spruit van meer dan één jaar
ze niet in de verzameling heef t? Zelf heb waar niks op aan te merken was. De meer
ik ze inmiddels gezaaid. De bloemen ver- dan 10 cm dikke, bleekgroene stammen
schijnen zijdelings en zijn volgens Kiesling gaan al heel snel kruipen; 60 cm hoge
20-22 cm lang. Een doorsnee geef t hij hopen, zoals Kiesling beschrijf t, heb ik
niet maar die schat ik op 12-15 cm. De niet gezien, hooguit de helf t. Ze hebben
doorns zijn naaldvormig, enigszins buig- opvallend grote, viltige areolen, ca. 1,5 cm
zaam, in grote aantallen voorkomend en doorsnee. Doorns priemvormig, doorgaans
heel variabel in kleur en afmeting, onre- recht, geel tot lichtbruin, sommige met don-
gelmatig ingeplant, wit-, geel- of rozeach- kerdere banden; 9-12 randoorns van 2 tot
tig tot donker matrood. Randdoorns 9-16, 6 cm, 4 middendoorns, veel dikker en 3 tot
1 tot 5 cm lang; middendoorns ca. 4 tot 7 11 cm lang. De bloemen moeten een door-
cm lang. snee van 11 tot 19 cm hebben maar ik heb
Kiesling vermeldt nog dat hij in de om- niets gezien wat maar in de buurt van die
geving van San Antonio de Valle Fértil 19 cm kwam.
een exemplaar met korte gele bloemen Zaadbessen hebben we aan beide planten
(RK 4296) vond, waarvan wij veronder- uiteraard niet gevonden, wat jammer is als
stellen dat het een af wijkende vorm van ik de beschrijvingen lees. Die van T. strigo-
deze soort is en niet T. andalgalensis sus hebben een doorsnee van 4-6,5 cm en
(F.A.C. Weber) Britton & Rose, een soort zijn geel tot oranjeachtig; die van T. candi-
die in Catamarca groeit. cans zijn rond tot iets gerekt, goudgeel tot
Nog wat later vonden we planten waar- rood. Toch nog iets moois aan deze plant!
van het me niet verbaasde ze niet in We zijn maar snel verder gegaan in de
verzamelingen te zijn tegengekomen, n.l. hoop nog mooie planten of andere leuke
zaken tegen te komen. Of
dat lukte, daarover leest
u een volgende keer.

Rechts:
Afb. 4. Trichocereus candi-
cans
Foto Paul Laney.

Afb. 3. Trichocereus candicans


Foto’s van de schrijver tenzij anders aangegeven

32 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 33
HET GESLACHT SCLEROCACTUS BRITTON & ROSE (2)
Fritz Hochstätter

SECTIE PARVIFLORI HOCHSTÄTTER


Piante Grasse 19(1): voorpagina, 2-19 (1999)

Type: Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter


Zaden meer afgerond dan van de andere sectie, min of meer zonder kam aan de rug-
zijde, oppervlakte met kegelvormige tot halfbolvormige papillen, hilum klein tot groot.

Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter ssp. parviflorus


Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter ssp. havasupaiensis (Clover) Hochstätter
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter ssp. terrae-canyonae (Heil) Heil & Porter
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter ssp. variiflorus Hochstätter
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter ssp. macrospermus Hochstätter
Sclerocactus whipplei (Engelmann & Bigelow) Britton & Rose ssp. whipplei
Sclerocactus whipplei (Engelmann & Bigelow) Britton & Rose ssp. busekii (L. Benson)
Hochstätter
Sclerocactus whipplei (Engelmann & Bigelow) Britton & Rose subvar. aztecia Hochstät-
ter
Sclerocactus glaucus (Purpus) L. Benson
Sclerocactus wrightiae L. Benson

Sleutel voor de taxa van de sectie Parviflori

1A. Bedoorning in jeugdstadium behaard 2


1B. Bedoorning onbehaard gedurende de gehele levenscyclus van de plant 3

2A. Middendoorns 3-5, waarvan er één enigszins gehaakt kan zijn, niet papierachtig, bloemen
trechtervormig, paars Sclerocactus glaucus
2B. Middendoorns 3-10, waarvan 1-3 gehaakt, 1-2 papierachtig; bloemen buisvormig, geel, of wit
tot geel, of paars 4

3A. Lichaam volwassen plant 6 cm; 3-4 middendoorns, 1 gehaakt; bloemen geel tot wit tot paars;
zaden tot 4,5 mm lang en breed Sclerocactus wrightiae
3B. Volwassen plant 10- 45 cm groot, zaden 3,5 mm lang en 4 mm breed 5

4A. Bloemen paars; 6-10 middendoorns Sclerocactus whipplei subv. aztecia


4B. Bloemen wit tot geel; 3-5 middendoorns 6

5A. Volwassen plant 10 cm groot; 2-4 middendoorns, hiervan is er een gehaakt en een papierach-
tig; bloemen geel tot wit, tot paars; zaden 2 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. variiflorus
5B. Volwassen planten groter dan 15 cm, 3-8 middendoorns, 0-5 gehaakt, niet papierachtig 7

6A. Bloemen geel, lichaam tot 14 cm lang, 1 papierachtige middendoorn, tot 7 cm lang en 2 mm
breed aan de basis Sclerocactus whipplei ssp. whipplei

34 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


6B. Bloemen wit tot bleek geel, lichaam tot 8 cm lang, 1-2 papierachtige middendoorns, tot 4 cm
lang en 2 mm breed aan de basis Sclerocactus whipplei ssp. busekii

7A. Volwassen planten tot 18 cm groot; 3-5 middendoorns waarvan er een gehaakt is; bloemen
roze tot paars; zaden 3,5 mm lang en 4 mm breed
Sclerocactus parviflorus ssp. macrospermus
7B. Volwassen plant groter dan 20 cm; zaden tot 3,5 mm lang maar minder breed 8

8A. Bloemen geel tot groenachtig; volwassen plant tot 25 cm groot; 3-6 middendoorns waarvan
1-2 gehaakt; zaden 2,5 mm lang Sclerocactus parviflorus ssp. terrae-canyonae
8B. Bloemen paars tot rood tot wit; volwassen plant groter dan 26 cm; 3-8 middendoorns, 0-5 ge-
haakt; zaden tot 3,5 mm lang 9

9A. Volwassen planten tot 45 cm groot; 3-6 middendoorns, waarvan 0-4 gehaakt; bloemen paars
tot rood tot wit, tot 8 cm in doorsnede; zaden tot 3,5 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. parviflorus
9B. Volwassen planten tot 30 cm groot; 4-8 middendoorns, waarvan 3-5 gehaakt; bloemen paars
tot wit, tot 3 mm in doorsnede; zaden tot 3 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. havasupaiensis

Van Sclerocactus parviflorus worden de volgende ondersoorten onderscheiden:


Sclerocactus parviflorus ssp. parviflorus
Sclerocactus parviflorus ssp. havasupaiensis
Sclerocactus parviflorus ssp. terrae-canyonae
Sclerocactus parviflorus ssp. macrospermus
Sclerocactus parviflorus ssp. variiflorus
Al deze taxa hebben een in alle groeistadia gladde bedoorning, 2-8 middendoorns,
waarvan er tenminste één sterk gehaakt is; bloemen trechtervormig of buisvormig of
klokvormig, geel, groenachtig, wit, roze, rood of paars.

Sleutel voor de ondersoorten van Sclerocactus parviflorus

1A. 4-8 middendoorns, 3-5 gehaakt; bloemen paars tot wit; endemisch in de centrale Grand
Canyon, Arizona Sclerocactus parviflorus ssp. havasupaiensis
1B. 6 of minder middendoorns, 4 of minder ervan gehaakt 2

2A. Volwassen planten tot 10 cm groot; 2-4 middendoorns, hiervan is er één gehaakt en één pa-
pierachtig; bloemen geel tot wit tot roze; zaden 2 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. variiflorus
2B. Volwassen planten groter dan 15 cm; 3-6 middendoorns, 0-4 gehaakt, geen enkele papier-
achtig 3

3A. Zaden tot 3,5 mm lang en 4 mm breed; volwassen planten tot 18 cm groot; 3-5 midden-
doorns, één hiervan is gehaakt; bloemen roze tot paars
Sclerocactus parviflorus ssp. macrospermus
3B. Zaden tot 3,5 mm lang maar minder breed, volwassen planten tenminste 20 cm, 3-6 midden-
doorns, 0-4 gehaakt 4

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 35


4A. Bloemen geel tot groenachtig; volwassen planten tot 25 cm groot; 3-6 middendoorns, hier-
van zijn er 1-2 gehaakt Sclerocactus parviflorus ssp. terrae-canyonae
4B. Bloemen paars tot rood tot wit; volwassen planten tot 45 cm groot; 3-6 middendoorns, hier-
van 0-4 gehaakt Sclerocactus parviflorus ssp. parviflorus

SCLEROCACTUS PARVIFLORUS CLOVER & JOTTER SSP. PARVIFLORUS


Eagle claw cactus, Devil’s claw cactus
Bull. Torrey Bot. Club 68: 419, f. 8 (1941)

Synoniemen: Beschrijving:
Sclerocactus intermedius Peebles. Leafl. Lichaam enkelvoudig, bolvormig, eivor-
West. Bot. 5: 191 (1949) mig tot cilindervormig, tot uitgerekt cilin-
Echinocactus parviflorus (Clover & Jot- dervormig, licht- tot donkergroen, 8-45
ter) L. Benson. Cacti of Arizona. ed. 2: 102 cm lang, 5-15 cm in diameter; ribben 8-14,
(1950) vaak met kleine knobbels, golvend en spi-
Sclerocactus whipplei (Engelmann & raalsgewijs geplaatst bij sommige vormen
Bigelow) Britton & Rose var. intermedius op latere leef tijd, vaak onopvallend door
(Peebles) L. Benson. Cact. Succ.J (US) 38: de dichte bedoorning; middendoorns 3-
102 (1966) 6, 0-4 gehaakt, onregelmatig geplaatst,
Sclerocactus parviflorus Clover & Jot- 1-2 recht of gebogen, de 2 buitenste af-
ter var intermedius (Peebles) Woodruff & geplat, korter, gebogen, 4-8 cm lang, wit,
L. Benson Cact. Succ. J.(US) 48(3): 133 strokleurig, bruinachtig, roze, roodachtig,
(1976) of grijs, 4-8 cm lang, 1-1,5 mm breed;
Sclerocactus contortus Heil. Cact. & randdoorns 4-16, verweven met de mid-
Succ. J. (US) 51: 25-30 (1979) dendoorns, onregelmatig gerangschikt,
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter wit, strokleurig, grijs, bruin tot paarsachtig
var. blessingiae Earle. Saguaroland Bull. 34 roze, 2-6 cm lang, 1 mm breed aan de ba-
(3): 29 (1980) sis, naaldvormig of ovaal tot ruitvormig in
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter doorsnede.
subsp. intermedius (Peebles) Heil & Porter. Bloemen rond de kop gevormd, trechter-
Haseltonia 2: 28-29 (1994) vormig tot buisvormig, 2-7 cm lang, 4-8
cm in doorsnede, roze tot paars, lavendel,
Type: rood, wit, buitenste bloembladen in ieder
Clover & Jotter 2398, ingang van Forbid- van deze kleuren voorkomend met strepen
ding Canyon in Glen Canyon, boven Lee’s van roze tot paars, groen tot bruin, randen
Ferry, Canyon van de Colorado. Komt 20 wit, rond of onregelmatig getand, 2,5-5 cm
mijl boven Moki Creek rijkelijk voor en is lang, 0,6-1,2 cm breed; binnenste bloem-
redelijk algemeen langs de San Juan rivier. bladen in iedere van de hierboven ge-
(Holotype MICH; isotype US 2346042) noemde kleuren, zelden wit, 2-5,5 cm lang,
Het representatieve materiaal dat verder uiteinde ovaal tot lancetvormig; stijl roze
bestudeerd is komt uit het noorden van tot paars, groen, met kleine tepelvormige
Arizona, het noord-oosten en midden van uitsteeksels, 1,5-3 cm lang; stempellob-
New Mexico en vanuit het midden naar het ben 6-10, roze tot paars, geel, groenachtig,
oosten en het zuiden in Utah. bruinachtig of wit; helmdraden paars, geel,
Om deze plant in het wild te beschermen groen; helmknoppen geel.
worden er geen exacte vindplaatsgegevens Vruchten rond tot langwerpig of eivor-
vermeld. mig, groen, bruin, roodachtig overgaand
naar roze, dunwandig met kleine schubben

36 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Afb. 1: Sclerocactus parviflorus ssp.havasupai- Afb. 2: Sclerocactus parviflorus ssp. terrae-
ensis fh 51.2 canyonae fh 69.42 UT
Afb. 3: Sclerocactus parviflorus ssp. variiflorus Afb. 4: Sclerocactus parviflorus ssp. macrosper-
fh 56 AZ mus fh 69.03 UT

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 37


wanneer ze droog zijn, 12-25 mm lang, verspreidingsgebied verklaart waarom
6-12 mm in diameter, onregelmatig open- de taxonomie zo verwarrend is geweest.
springend, of opdrogend en dan jaren lang Een overvloed aan beschrijvingen van
tussen de dichte bedoorning blijvend, of verscheidene soorten en variëteiten is ge-
aan de voet van de plant vallend. publiceerd, met name in de jaren ‘40, ‘50
Zaden donker rood tot bruin tot zwart, en ‘60 door Clover, Peebles en Benson, ge-
niervormig, hard, met kleine knobbeltjes, volgd in de jaren ‘70 en ‘80 door Benson,
1,5-3,5 mm lang en minder breed; 20-80 Heil en Earle. Meer recentelijk zijn taxono-
zaden per vrucht. mische revisies gepubliceerd in 1994 en
Bloeitijd april tot mei. 2000 (Heil & Porter) en door Hochstätter
(1983 tot heden). Verschil in benadering
Verspreiding: van diverse auteurs heef t ertoe geleid dat
In het vierlandengebied Arizona, Colo- sommige planten met iets af wijkende ken-
rado, New Mexico, Utah, in bossen met merken een aparte taxonomische status
dennen en jeneverbessen in de lager en hebben gekregen.
hoger gelegen gedeeltes van de Navajo Groepen van relatief kleinere, lager
woestijn. Vaak langs de grote rivieren zoals groeiende, bolvormige planten komen in
de Colorado rivier, de Green rivier, de San ieder van de hierboven genoemde staten
Juan rivier, de Freemont rivier, de Gunni- op verschillende hoogtes voor en ook in
son rivier, de woestijn, de plateau’s hoog in verschillende grondsoorten. De grootste
de bergen, tussen weidegras, dichte woes- exemplaren kunnen gevonden worden
trijnstruiken (Artemisia, Larrea tridentata), in de ongerepte natuur van Zuid Utah en
spaarzaam in dennenbossen op rotsachtige Noord Arizona; ze worden daar tot 45 cm
gravelhellingen, op kalksteen en graniet- groot.
ondergrond, tussen zwarte basaltblokken In bepaalde streken waar Sclerocactus
en op rood of geel fijn zand, op hoogtes parviflorus groeit zijn de winters extreem
van 1000-2300 m. Groeit samen met Na- streng, tot -20 ºC.
vajoa peeblesiana, Toumeya papyracantha,
Pediocactus sileri, Pediocactus bradyi ssp. wordt vervolgd.
bradyi, Pediocactus bradyi ssp. despainii,
Pediocactus simpsonii, Escobaria missou-
riensis en andere soorten, Echinocereus-
soorten en andere cactussen, Yucca nana,
Yucca harrimaniae, Yucca angustissima ssp.
angustissima, Yucca angustissima ssp. tof-
tiae en Yucca baileyi.

Bespreking:
Clover & Jotter beschreven deze soort
in 1941. Van alle soorten van Sclerocactus
is Sclerocactus parviflorus het wijdst ver- Vertaling en bewerking Henk Viscaal en Rob
spreid. Zijn voorkomen strekt zich uit van Bregman.
het midden tot het noorden van Arizona,
van zuid tot noord New Mexico, van het Postfach 410201
zuiden tot centraal Colorado, het zuiden D68242, Mannheim, Duitsland.
van Utah tot het noordwesten van Utah. 8598 North Modena Canyon Road
De verscheidenheid van de groepen op de Beryl, Utah 84714
verschillende vindplaatsen in zo’n groot USA

38 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


DE CACTUSFAMILIE (DEEL 1)
Eric j.m. Piens

1. Woord vooraf
Toen in “Bradleya 1986”, het jaarboek Pas een jaar voordien had een bedrijvige
van het Britse “Cactus and Succulent C.D. Rowley de ‘bananencactus’ C. silves-
Journal’, een revisie door David R. Hunt trii ondergebracht bij Lobivia, of de heren
en Nigel P. Taylor werd gepubliceerd van Hunt en Taylor zagen alle lobivia’s onder
een nieuwe classificatie der cactusgeslach- het geslacht Echinopsis. Zoals bekend wa-
ten, heb ik vrijwel onmiddellijk gereageerd ren er meer drastische ingrepen, denken
in het toenmalige Belgisch nationaal tijd- we maar aan het samenvoegen van Paro-
schrif t “Cactus” (Piens 1987). Het aantal dia en Notocactus en de sulco’s onder het
geslachten werd toen (voorlopig) terugge- geslacht Rebutia.
bracht tot 88. Het bekende notofielen-tijdschrif t “In-
Onder de titel “Heef t uw Chamaece- ternoto” en andere parodiaverzamelaars
reus silvestrii (Lobivia-Echinopsis) reeds deden ook een duit in het zakje. Pro en
gebloeid? ” wou ik op een wat hilarische contra, zoals elke vernieuwing veroorzaakt.
wijze mijn verwondering, mijn ongeloof, Voor we het goed besef ten, schreven we
mijn onbegrip en mijn verzet onder de 1990 en zowaar verscheen er een aange-
liefhebbers verspreiden. Evenwel was ik paste consensus (Hunt & Taylor 1990).
er toen reeds van overtuigd dat het aan- Blossfeldia liliputana bv was uit het ge-
tal soorten in bepaalde geslachten sterk slacht Parodia gelicht, om er maar eentje
diende te verminderen. Het leek mij toen te noemen. Van sommige samengevoegde
belangrijker om de vloedgolf van nieuwe cereussoorten werd er soms een species
beschrijvingen en dito namen te stoppen. weggenomen en opnieuw opgevoerd als
een zelfstandig
geslacht.
De teller stond
toen op 93 ge-
slachten. Nigel
Taylor, al of niet
met zijn echt-
genote Daniela
Zappi, stortte
zich op diverse
geslachten, o.a.
Echinocereus,
om daarin, en bij
andere geslach-
ten, het aantal

Afb. 1: Chamaece-
reus silvestrii ssp.
lutea in de verza-
meling van Roger
Pouillon

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 39


soorten te minderen en als synoniemen te middelen waarbij Notocactus van Parodia
degraderen. kan gescheiden worden” blijven we weten-
David Hunt van zijn kant ging op de schap op zijn smalst vinden. Maar er is
ingeslagen weg door en zo kregen we in hoop!
1992 de eerste CITES Cactaceae Check- Lazen we daar niet in een Amerikaans
list, in 1997 amendementen (Hunt 1997), tijdschrif t dat N. Taylor, D. Hunt (opnieuw
gevolgd in 1999 door de CITES second zij) en G. Charles werken aan “The New
edition. Als ik het goed heb zijn we intus- Cactus Lexicon” (Hunt et al. 2006) als
sen terug aan 100 geslachten, mogelijk opvolger van Backebergs “Lexikon” ? Er
wat meer als we Edward F. Anderson is ondermeer ook sprake dat het geslacht
(2001) erop naslaan. Dit nieuwe boek (5 Islaya uit de verzameltrommel Eriosyce van
kg zwaar) wordt door menigeen de nieuwe Fred Kattermann zou worden gelicht. En
Backeberg genoemd. Anderen doen er ... Sulcorebutia subg. van Rebutia i.p.v. een
wat denigrerend over als “de consensus in synoniem!!! Als dat geen goed nieuws is.
woord en beeld”. Als altijd voor en tegen.
Dit werk heef t mijn inzichten over de 2. Onderfamilies, afdelingen (klassen), ge-
arbeid van Hunt en Taylor doen herzien. slachten.
Uiteraard blijven mijn bedenkingen wat Het is de bedoeling in de delen 2 en 3
Parodia/Notocactus betref t. Hun eigen slechts de kogelvormige planten nader te
woorden “helaas zijn er geen praktische belichten, dus met uitsluiting van alle ce-

Afb. 2: Echinocereus spec. in de verzameling van Jan Wouters

40 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


reus (kaarsvormige) soorten evenals schijf- klassen:
vormige (opuntia’s) en epif yten. 1) Calymmantheae - Wallace 2001, één ge-
slacht Calymmanthium, in de Andes van
De familie Cactaceae, volgens A.L. de Noord-Peru.
Jussieu 1789, kent vier onderfamilies: 2) Hylocereeae - Buxbaum 1958, met 6 klim-
A. PERESKIOIDEAE - K. Schumann mende, epif ytische geslachten uit de tropi-
1898, met één geslacht: Pereskia P. Miller sche wouden van Centraal Amerika.
1754, 17 species uit Zuid-Mexico, de Ca- 3) Cereeae - Salm-Dyck 1845, met 11 cereus-
raïben en Centraal Amerika, Zuid-Amerika vormige geslachten, uit het midden en
ten oosten van de Andes. oosten van Zuid-Amerika. (zie deel 2).
B. MAIHUENIOIDEAE - P. Fearn 1996, 4) Trichocereeae - Buxbaum 1958, met 20
met één geslacht: Maihuenia (Philip F.A.C. cereusachtige geslachten, waarbij een na-
Weber) K. Schumann 1898 in Argentinië tuurhybride, en 7 bolvormige geslachten,
en Chili. voorkomend ten zuiden van de evenaar in
C. OPUNTIOIDEAE - K.Schumann Zuid-Amerika en de Galápagos Eilanden.
1898, met 15 geslachten voorkomend van Bespreking van de 7 kogelvormige planten
Canada tot Noord-Amerika, de Caraïben, in deel 2.
Centraal Amerika tot de zuidpunt van Zuid- 5) Notocacteae - Buxbaum 1958, met 9
Amerika. geslachten waarop nader zal worden
D. CACTOIDEAE met 9 afdelingen of ingegaan in deel 3 van deze bijdrage.

Afb. 3: Pereskia spec. in Casa Palmex op San Miguel de La Palma

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 41


Afb. 4: Hylocereus undatus?
8 verdiepingen hoog tegen
een hotelgevel op Madeira

9): Cacteae.- omvangrijkste


klasse met 26 geslach-
ten van bol- en kogel-
vormige soorten uit
de Verenigde Staten,
Mexico, Canada, Cara-
iben, Venezuela en Co-
lombia (deel 4 en 5).

Literatuur
(1) Anderson, E.F. (2001). The
Cactus Family. Timber Press,
Portland, Oregon.
(2) Hunt, D.R. & Taylor, N.P.
(1986).The genera of the
Cactaceae, towards a new
consensus. Bradleya 4:
65-78.
(3) Hunt, D.R. & Taylor, N.P.
(1990). Progress towards
consensus. Bradleya 8:
85-107.
(4) Hunt, D.R. (1997). Further
amendments to Cites Cac-
taceae Checklist.
(5) Hunt, D.R., Taylor, N.P. &
Charles, G. (2003). The New
Cactus Lexicon. CSJ (US)
75.
(6) Piens, E.J.M. (1987).Heef t
uw Chamaecereus silvestrii
reeds gebloeid? Cactus 19
Voorkomen: uitsluitend Zuid-Amerika. (12): 42-44.
6) Rhipsalideae - A.P. de Candolle 1828, met 4 geslachten voorko-
mend in Noord-Amerika en één species, Rhipsalis baccifera, (wordt vervolgd)
in de Oude Wereld (Afrika).
7) Browningieae - Buxbaum 1966, met 5 cereusgeslachten in het
Andesgebied en de Galápagos Eilanden.
8) Pachycereeae - Buxbaum 1958, met 13 cereusgeslachten en
twee natuurhybriden, voornamelijk voorkomend in Mexico
en het zuiden van de USA, maar ook in de Caraïben, centraal Verlorenbroodstraat 27,
Amerika en Zuid-Amerika tot Venezuela. B9820 Merelbeke.
Tenslotte nog België.

42 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


Afb. 5: Trichocereus spec. in de verzameling van Irnee Nuyt
Foto’s van de schrijver

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 43


CD-ROM BESPREKING.
Henk Viscaal

Yucca Agavaceae
Fritz Hochstätter.
€ 49

Voor een boekenliefhebber als ik ben, is Na de indeling in secties en series wor-


het natuurlijk weer eens iets heel anders den de afzonderlijke soorten uit de series
om een “boekwerk” op CD te krijgen. behandeld. Ook hier is de naam van de
Vol goede moed de CD dus in de compu- soort weer interactief en zodra deze naam
ter gestopt. Jammer ,geen autoplay. is aangeklikt verschijnt er een afbeelding
Dan maar met “Deze Computer” de in- van de plant. Ook nu kan er, al naar gelang
houd van de CD bekeken. Legio afbeeldin- de hoeveelheid afbeeldingen, met behulp
gen passeren dan de revue en een groot van de pijltjestoetsen boven de afbeelding,
aantal htm-bestanden. de vorige of de volgende afbeelding op-
Tot zo ver was er nog geen enkele logica gehaald worden. Op de laatste afbeelding
in het geheel te ontdekken. van een serie plaatjes staat duidelijk ver-
Dus maar flink afbeeldingen en htm-be- meld dat dit de laatste uit die serie is.
standen aangeklikt en heel langzaam be- De kwaliteit van de meeste foto’s is re-
gon het te dagen. delijk tot goed, terwijl er toch een aantal
In het venster, boven de afbeeldingen opnames tussen zit die beslist beter had-
bevonden zich pijltoetsen waarmee een den gemoeten. Nu is het natuurlijk wel zo
vorige of een volgende afbeelding te voor- dat wanneer je meer dan 1000 foto’s hebt
schijn te halen was. er zo af en toe wel eens een van mindere
Zo af en toe kwam er bij het aanklikken kwaliteit tussen kan zitten.
van een htm-bestand ook een stuk tekst te Jammer dat men al doende het werken
voorschijn dat verder voor mij nog weinig met de CD moet door krijgen. Mijns inziens
zinnig overkwam. Totdat ik het htm-be- was het erg handig geweest wanneer er op
stand “yucca links.htm” aanklikte. de achterzijde van de CD een kleine ge-
Er verscheen nu een pagina met als titel bruiksaanwijzing had gestaan.
“Startseite” en waar de diverse onderwer-
pen op de CD aangegeven stonden. De Brinklaan 31,
diverse onderwerpen zijn interactief. 7261 JH Ruurlo.
Voordat we aan het eigenlijke werk van
de Yucca’s gaan beginnen even een aantal
onderwerpen doorwerken. Bij deze onder-
werpen kan men kiezen of men de tekst in
het Duits of in het Engels wil hebben.
De onderwerpen zijn achtereenvolgens;
een inleiding, ecologie, bestuiving, taxono-
mie, cultuur, veldnummers, tuin en yucca,
winterharde yucca’s, landschap, vrienden,
verschillende onderwerpen (in dit geval
schilderwerken van indianen) en kaarten.
We komen dan bij het onderdeel aan dat
de titel van de CD al aangaf, de yucca’s.

44 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


SUCCULENTENNIEUWTJES
Ton Pullen

De uitgeverij van het bekende tijdschrif t tie in Frailea:


Cactus & Co. heef t wederom een boekje F. pygmaea ssp. tuyensis. Kiesling &
het licht doen zien. Madagascar, a paradise Metzing publiceren Frailea mammifera ssp.
at risk, door M.Teissier, T. Botta & C. Blan- angelesiae als nieuw taxon.
chy. Uitgave: Cactus & Co. Libri. Tradate,
2006. ISBN 10 88 95018 07 9. 64 pp. In het Duitstalige Kakteen und andere
Formaat A5. Prijs: € 12,00. Sukkulenten [57 – 8, augustus 2006]
Dit boekje is een soort reisverslag van staat een bijdrage van Etter & Kristen
een tocht, die door de drie auteurs in het over hun zoektocht naar ariocarpussen in
voorjaar van 2005 gemaakt is. De tekst Mexico. Czerwinski verhaalt over de suc-
en de vele foto’s getuigen van het feit, dat culente planten van Namibie. Het volgende
deze mensen niet met oogkleppen voor nummer [ KuaS 57 – 9. september 2006]
over het Rode Eiland gelopen hebben, opent met de nieuwbeschrijving van Pa-
maar behalve voor de planten ook oog rodia uhligiana door Diers & Rausch. Een
hadden voor de cultuur, de mensen en de tweede nieuwbeschrijving betref t Sulco-
dieren van dit schitterende eiland. rebutia azurduyensis Gertel, Jucker & de
Madagaskar is bijzonder rijk aan succu- Vries, uit Bolivia. Brand bespreekt Momor-
lente planten, waarvan er zeer veel ende- dica rostrata.
misch zijn. Planten als aloë’s, euphorbia’s, De volgende aflevering [KuaS 57 –
adansonia’s, pachypodiums, didierea’s, 10,oktober 2006] opent met een bijdrage
uncarina’s, kalanchoe’s en alluaudia’s pas- van Illert over Big Bend National Park in
seren de revue, waarbij de tekst dient als Texas. Ettelt & Riedel behandelen Echinop-
ondersteuning van het verhaal, dat door de sis klingleriana. Machado combineert Ar-
vele foto’s verteld wordt. rojadoa multiflora ssp. hofackeriana om tot
Micranthocereus hofackerianus. Hils houdt
In het tijdschrif t Cactus & Co. [10 – 3, zich bezig met de zeldzame succulent Ma-
2006] wordt Melocactus conoideus bespro- telea cyclophylla.
ken door Delanoy. Chalet behandelt Echi- Het novembernummer [ KuaS 57 – 11,
nocereus metornii. Forster doet hetzelfde nov.2006] opent met een beschrijving van
met Agave potatorum. de cactusflora van het Venezolaanse Nati-
onaal Park Cerro Saroche, een aritkel van
Ook het Italiaanse Piante Grasse heef t Schmuck.
als supplement bij het aprilnummer van Hils behandelt het genus Greenovia.
2006 een boekje uitgegeven over het ge- Diers & Beckert zijn de auteurs van de
slacht Ariocarpus en aanverwante genera. nieuwe soort Parodia pilayaensis uit Bo-
Het is geschreven door W. van Heek & W. livia. Noack bespreekt Neowerdermannia
Strecker en telt 80 pagina’s. Dit werkje is vorwerkii.
rijkelijk geïllustreerd met schitterende fo-
to’s. Het Franstalige periodiek Succulentes
[3, augustus 2006] bevat een tweetal
In Cactaceae Systematics Initiatives 21 nieuwbeschrijvingen. Descoings be-
staan weer bijzonder veel naamscombina- schrijf t Kalanchoe maromokotrensis van
tie van de hand van het duo Hunt & Taylor. Madagaskar als nieuwe soort. Deze plant
Metzing maakt een nieuwe naamscombina- heef t schitterende rood-wit gestreepte

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 45


bloemen. De tweede nieuwbeschrijving be- beschrijving van Aloe koenenii Lavranos &
tref t Aloe castilloniae Castillon, ook al van Koch, een nieuwe soort uit Jordanië. Gur-
Madagaskar afkomstig. vich, Demaio & Giorgis wijden een artikel
Berthet toont ons Tristerix aphyllus, een aan de bolcactussen van de bergen rond
parasiet uit de Loranthaceae-familie, die Cordoba, Argentinië. Kelaidis behandelt
parasiteert op Trichocereus. het geslacht Rosularia.
In het volgende nummer [Succulentes
4, november 2006] wordt een nieuwe Avonia [24 – 2, 2006] opent met een
subspecies in Mammillaria gepubliceerd: bijdrage over de succulenten van de kaap-
Mammillaria vagaspina ssp. immersa Mes- verdische eilanden van de hand van W.
zaros & Szutorisz. Ewest. Eguiarte et al. zijn toe aan deel 2
Descoings brengt een tweetal nieuwe van hun verhandelingen over de natuurlijke
kalanchoë-hybriden voor het voetlicht: K. x historie van Agave.
richaudii en K. x lokarana
In het Zuid-Afrikaanse vetplantentijd-
In het Tsjechische blad Kaktusy [42 – 3, schrif t Aloe [43 – 2&3, 2006] beschrijven
2006] kent Slaba een nieuwe status toe Van Jaarsveld en Van Wyk Pelargonium
aan een sulcorebutia-variëteit, die voort- vanderwaltii, afkomstig uit de Otjihipaber-
aan als Sulcorebutia verticillacantha ssp. gen in Namibia, als nieuwe soort. Dezelfde
cuprea door het leven zal gaan. Knize, auteurs publiceren ook de nieuwbeschrij-
Seda & Riha brengen Rebutia heliosa ssp. ving van Drimia loedolffiae.Tenslotte bren-
teresae als nieuw taxon voor het voetlicht. gen zij ook Aloe challisii uit Mpumalanga
als nieuwe soort voor het voetlicht. Dit
Euphorbia World [2 – 1, april 2006] laatste artikel wordt vergezeld van een
brengt een tweetal artikel over boomvor- checklist op de rotsbewonende aloësoor-
mende euphorbia’s. Ewest stelt Euphorbia ten van zuidelijk Afrika. Van Jaarsveld stelt
tuckeyana van de Kaapverdische eilanden voor Plectranthus ramosior –vroeger een
voor. Braun behandelt E. estevesii uit Bra- variëteit onder P. madagascariensis- de
zilië. Vrskovy doet hetzelfde met Jatropha status van soort te verlenen. Williamson
glandulifera uit India. publiceert de resultaten van een expeditie
naar het noord-oosten van Zambia.
CactusWorld [24 – 3, sept. 2006] opent McMaster & Dold besteden aandacht aan
met de nieuwbeschrijving van Sulcorebutia de onlangs nieuwbeschreven Ceropegia
tarabucoensis ssp. patriciae, door De Vries macmasteri.
& Gertel. Rodgerson behandelt Conop-
hytum bruynsii. Ostolaza et al. wijden een
artikel aan de cactusflora van het stroom-
gebied van de Pativica-rivier, Peru. Aloe
antonii wordt door Castillon beschreven
als nieuwe soort van Madagaskar. Walter
& Mächler reviseren de taxonomie rond
Eriosyce napina, waarbij E.napina ssp. ri-
paria als nieuw taxon wordt voorgesteld.
Klaassen behandelt een drietal succulente
euphorbia’s uit Chili.

Het Amerikaanse Cactus & Succulent Rinkslag 19,


Journal [ 78 – 5, 2006] bevat de nieuw- 7711 MX Nieuwleusen

46 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007


SUMMARY
Rob Bregman

This first 2007 issue of Succulenta is opened by editor Henk Viscaal. With every new
issue he is curious about the quality of the color pictures because that is the work he
finds most difficult to do.
The column for youngsters by Johanna Smit-Reesink is about tillandsias.
Bertus Spee discusses four flowering cacti in his collection, e.g. Melocactus neryi, Wil-
coxia (Echinocereus) albiflora, Aylostera (Rebutia) heliosa and Weingartia hediniana.
Henk Ruinaard reports about his search for Echinocereus nicholii in the Organ Pipe
National Monument in Arizona, USA.
Jan Jaap de Morree outlines his difficulties in cultivating Mammillaria albiflora. Even
graf ted, ik took 16 years before his plant produced its first flower.
A scientific contribution is presented by Ben Zonneveld. He explains that yellow and
white leaves or leaf margins in Agave americana are caused by the fact that these leaf
parts are genetically different.
In the Kleine Karoo, South Africa, Ton Pullen found Gibbaeum heathii.
Jan Essers shows us some very oddly shaped cacti, which have sprung up in sowings.
Many of such plants appear to be forms of Mammillaria bocasana.
Arend van der Snee and his companion Paul Laney bring the third part of their adven-
tures in Argentina. This time they came across populations of Trichocereus (Echinopsis)
strigosus and T.(E.) candicans.
Af ter a ten months delay Fritz Hochstätter continues his study of the genus
Sclerocactus with part 2, in which he deals with the section parviflori. The first taxon to
be discussed in this section is S. parviflorus ssp. parviflorus.
Eric Piens starts a series of articles about the current nomenclature and taxonomy in
the Cactaceae family, as adopted in the recent works by Ted Anderson and David Hunt.
Fritz Hochstätter has put his extensive work on the genus Yucca on a CD ROM. Henk
Viscaal makes some comments on this.
Ton Pullen reviews the other recent issues of journals on succulent plants.

Hector Petersenstraat 7
1112 LJ Diemen

©Succulenta jaargang 86 (1) 2007 47


Inlichtingen over het lidmaatschap en ontvangst van nummers; COLOFON
adreswijzigingen aan: Http://www.succulenta.nl
Inquiries about membership and receipt of issues; address changes e-mail: info@succulenta.nl
to:
D. H. Roozegaarde, Auteursrecht:
Banninkstraat 5, gehele of gedeeltelijke overna-
7255 AT Hengelo (Gld), me van artikelen is alleen toege-
Tel.: +31 (0)575 465270 staan na verkregen toestemming
E-mail: h.roozegaarde@planet.nl van de auteur/illustrator en met
een duidelijke bronvermelding.

Redactiesecretariaat:
Mevr. J.M. Smit -Reesink,
Henk Viscaal Redactioneel.................................................................... 2 Prins Willem Alexanderlaan 104,
6721 AE Bennekom
Johanna Smit- Jong geleerd
E-mail: j-smit-reesink@hetnet.nl
Reesink Tillandsia.. weer eens iets anders ........................... 3
Redactie:
Bertus Spee Voor het voetlicht (30) ................................................ 4
H.W. Viscaal (hoofdredacteur)
Henk Ruinaard Zoektocht naar de groeiplaatsen van E-mail: hviscaal@hetnet.nl
C.A.L. Bercht
Echinocereus nichollii ................................................. 6
E-mail: bercht@nzo.nl
Jan Jaap de Morree Mammillaria albiflora ................................................. 12 R. Bregman
E-mail: bregman@science.uva.nl
Ben Zonneveld Verklaring voor de bladklleuren in
J.J. de Morree
Agave americana ......................................................... 15 E-mail: Morree@wanadoo.nl
A.B. Pullen
Ton Pullen Gibbaeum heathii ........................................................ 21
E-mail: tonpullen@wanadoo.nl
Jan Essers Af wijkend gedrag (4) .................................................25 B.J.M. Zonneveld; E-mail:
Zonneveld@rulbim.leidenuniv.nl
Arend van der Snee Neuzen in Argentinië (3) ..........................................30

Fritz Hochstätter Het geslacht Sclerocactus (vervolg) ....................34 Vormgeving: H.W. Viscaal

Eric j.m. Piens De cactusfamilie (deel 1) .........................................39


Druk: PlantijnCasparie, Almere
Henk Viscaal CD-rom bespreking ....................................................44

Ton Pullen Succulentennieuwtjes ................................................45

Rob Bregman Summary ......................................................................... 47 Bij de voorplaat:

Sclerocactus parviflorus ssp.


macrospermus fh 69.02 UT

Foto Fritz Hochstätter

48 ©Succulenta jaargang 86 (1) 2007

También podría gustarte