Documentos de Académico
Documentos de Profesional
Documentos de Cultura
Henk Viscaal
Wat bezielt een mens om zich met de regelmaat van de klok zuchtend en steunend
achter een computer te hijsen, een aantal artikelen in een stramienpagina te plaatsen,
een hoeveelheid foto’s te bewerken, die nadien ook in diezelfde pagina te plaatsen, ten-
slotte van het geheel een PDF-file te maken en deze in te branden op een CD en deze
naar de drukkerij te sturen. En dan, als klap op de vuurpijl beweren dat het een leuke
bezigheid was.
Het belangrijkste moment breekt aan wanneer het kant en klare tijdschrif t door de post
bezorgd wordt. Razendsnel de plastic hoes verwijderen (ik heb altijd ruzie met die dingen
omdat ik waarschijnlijk te ongeduldig ben) en naar het uiteindelijke resultaat kijken.
Sommige afbeeldingen zijn precies zo van de pers gekomen zoals ik het me voorge-
steld had, terwijl andere afbeeldingen toch weer wat tegenvallen. We moeten toch maar
weer eens een aantal handvatten aanreiken voor de fotografen onder ons om betere re-
sultaten te boeken.
Bekijk ik echter de cactustijdschrif ten waar ik op geabonneerd ben, dan bekruipt mij
soms een bepaald gevoel van trots wanneer ik dit werk vergelijk met wat ik zelf gewrocht
heb. Maar ook hier valt of staat het geheel met de kwaliteit van de afbeeldingen, of tewel,
hoe goed of minder goed was de fotograaf. Bij opnames op de vindplaats van cactussen
en vetplanten ben je vaak, door een (te) strak tijdschema, overgeleverd aan de op dat
moment heersende lichtomstandigheden. Een beroepsfotograaf kan, om een opdracht uit
te voeren, op een bepaalde plek wachten tot de voor hem meest gunstige lichtomstan-
digheden om te fotograferen zijn aangebroken.
Na zo’n 6 jaar met de opmaak van ons tijdschrif t bezig te zijn geweest, krijg je zo af en
toe de kriebels wanneer je een fraai tijdschrif t onder ogen krijgt en je gaat denken hoe
dit of dat wel niet zou staan in ons eigen tijdschrif t.
Rob, de echtgenoot van de penningmeester van onze afdeling, zei het een keer heel
fraai. “Ik kan precies zien wanneer jij weer een leuk speeltje hebt ontdekt in Photoshop
of InDesign”.
Dat klopt, want in de aard van dit beestje zit opgesloten dat, wanneer hij iets ziet wat
hem aanstaat, de uitdaging om dat ook te kunnen direct in werking wordt gezet.
Hier moet natuurlijk het verstand zegevieren, want zou je iedere keer met wat nieuws
komen dan verdwijnt het eigene, dus vertrouwde beeld van ons tijdschrif t. Aan de andere
kant; dit is zowel de sterke kant van ons tijdschrif t, maar tevens de zwakke kant. We heb-
ben met een zo breed scala van mensen te maken die ons tijdschrif t lezen, dat we bijna
voor de haast onmogelijke taak staan om iedereen tevreden te stellen.
Rest mij nog het volgende punt aan te halen: ”Ook het leven van een redacteur, hoe
vervelend dat ook klinkt, is eindig”. Nu hoop ik natuurlijk 100 jaar te worden, maar de
eerlijkheid gebiedt dat ik deze werkzaamheden natuurlijk niet tot in lengte van dagen
kan blijven voortzetten. Het belangrijkste punt hierbij is dat de continuïteit van het tijd-
schrif t gewaarborgd moet worden. Dit kan uiteindelijk alleen wanneer er iemand bereid is
om een aantal jaren met mij samen het tijdschrif t te bewerken, om, wanneer de tijd daar
is, de taak volledig over te nemen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat een eventuele
kandidaat over voldoende tijd beschikt en met vallen en opstaan wil proberen om de op-
maak van ons tijdschrif t onder de knie te krijgen.
Melocactus neryi
Om deze planten te zoeken moe-
ten we naar Brazilië (Amazonas)
waar ze in een vochtig warm klimaat
groeien. De planten zijn goed uit
zaad op te kweken. Opvallend bij
deze soort is dat nadat het cepha-
lium gaat groeien er zaadbessen
verschijnen zonder dat ze bloeien
en dat de daarin aanwezige zaden
toch kiemkrachtig zijn. De planten
groeien het beste in een ondiepe
stenen schaal in een mineraalrijk
substraat en kunnen een flinke wa-
tergif t verdragen. Ze worden wel 15
cm in doorsnee en 12 cm hoog. Het
cephalium blijf t hierna doorgroeien en kan wel 20 cm hoog worden. In de winter hou-
den we de planten wat warmer, 15 oC (binnenshuis) en geven ze om de twee weken van
onderaf een klein beetje water. Af en toe nevelen doet deze mooie planten ook goed.
Weingartia hediniana
De planten uit dit geslacht zijn
over het algemeen niet moeilijk in
cultuur. De natuurlijke groeiplaats
vinden we in Bolivia. De planten
worden ongeveer 10 tot 12 cm in
diameter en zijn stevig bedoornd
met grote areolen. Ook hebben ze
een penwortel. Dit geef t aan dat we
matig met water moeten zijn. In cul-
tuur groeien ze goed in een door-
latend mengsel, mineraalachtig met
wat humus. Ze verlangen een lichte
en zonnige plaats in de kas.
De 2 cm grote gele bloemen
verschijnen met meerdere tegelijk
op de kop van de plant. Ze bloeien
meerdere keren per jaar. ’s Winters houden we ze goed droog bij een minimum tempe-
ratuur van 6 oC. Spruitende planten kunnen we vermeerderen door stekken, anders is
zaaien een optie. Dit gaat ook prima en enten is meestal niet nodig.
Diepeneestraat 4,
4454 BJ Borssele
Het is niet zo moeilijk om een plant te vinden die maar in een beperkt gebied en op
goed omschreven groeiplaatsen voorkomt. Toch geeft het veel voldoening als je grote
groepen van zo’n plant vindt die dan ook nog fraai in bloei staan. Het verhaal van een
Tot zover de theorie, maar nu de praktijk. grote bocht weer terug naar het Visitors
Als je al het voorgaande in de boeken hebt Center. De Puerto Blanco Drive is 85 km
gelezen, wil je zo’n plant ook wel eens in lang en loopt westwaarts om de Puerto
het echt zien. Daarvoor biedt het Organ Blanco Mountains en langs de Mexicaanse
Pipe Cactus National Monument uitsteken- grens weer terug naar het Visitors Center.
de mogelijkheden. Organ Pipe Cactus N.M. Bij mijn eerste bezoek op 25 maart 2002
is genoemd naar Stenocereus thurberi die had ik al dia’s genomen van E. nicholii
bij ons ook wel de ‘orgelpijpcactus’ wordt langs de Ajo Mountain Drive, maar toen
genoemd. Een bezoek aan dit “National stonden de planten nog in knop (afb. 4) en
Monument” is zéér de moeite waard, niet heb ik slechts één bloem kunnen ontdek-
alleen vanwege Stenocereus thurberi, maar ken.
ook vanwege het ruige landschap waarin Bij mijn tweede bezoek op 23 april 2005
de Saguaro (Carnegiea gigantea) eigenlijk wilde ik nu wel eens zien of E. nicholii ook
prominenter aanwezig is dan de “Organ langs de Puerto Blanco Drive te vinden
Pipe Cactus” (afb. 3). Zoals de meeste Na- is. Aan het begin van de “Puerto Blanca
tionale Parken en Nationale Monumenten Scenic Drive” moet een entree-enveloppe
in de USA heef t Organ Pipe Cactus N.M. ingevuld worden met $ 8 als toegangsbij-
een goed ingericht Visitors Center waar drage. De weg is af wisselend verhard en
routebeschrijvingen van twee rondritten onverhard waardoor het rijden met een
verkrijgbaar zijn. De Ajo Mountain Drive is normale huurauto niet zo plezierig is, maar
34 km lang en loopt, zoals de naam sug- daar staat tegenover dat het landschap
gereert, naar de Ajo Mountains en in een schitterend is.
Behalve van Stenocereus thurberi valt ste deel onverharde weg, waarop slechts
hier ook te genieten van Echinocereus met een snelheid van 15 mijl/uur gereden
engelmannii ssp. fasciculatus, Carnegiea kan worden. Dat geef t wel mooi de tijd om
gigantea, Opuntia imbricata en Opuntia tijdens het rijden om je heen te kijken. In
fulgida. Helaas blijkt na ca. 4 “miles” de de eerste paar kilometers is E. nicholii nog
weg afgesloten te zijn en zit er niets anders niet te vinden maar komt wel op diverse
op dan om te keren. plaatsen E. engelmannii ssp. fasciculatus
Bij terugkeer in het Visitors Center ver- voor. Van mijn vorige bezoek weet ik nog
telt de ranger dat deze afsluiting al meer dat E. nicholii aan de linkerkant van de
dan twee jaar van kracht is (ik had een weg te vinden is vanaf uitzichtpunt 10 van
oude kaart bij me en niet om de nieuwe de routebeschrijving. De groepen van E.
gevraagd) vanwege veranderingen in het nicholii die ik daar ook nu weer aantref
wegenstelsel. In dit gebied trekken veel verdienen niet de schoonheidsprijs, maar
Mexicanen illegaal de grens over en wor- gelukkig staan ze nu wel in bloei en kan
den de auto’s op Highway 85, die van de ik enkele zéér fraaie bloemen (digitaal)
Mexicaanse grens naar het noorden loopt, fotograferen (afb. 5). Na een rustpauze
regelmatig gecontroleerd op meereizende rijd ik door in de veronderstelling dat ik
illegalen. Ik kom er niet achter of deze het nu wel gezien heb, maar dan blijken er
afsluiting een gevolg van het strengere plotseling aan de rechterkant van de weg
opsporingsbeleid is, maar er blijf t in elk ge- ook nog grote groepen van E. nicholii te
val als alternatief alleen de Ajo Mountain staan. Deze groepen zien er veel beter uit
Drive over. Ook dit is een voor het groot- en bloeien veel uitbundiger dan die van de
Linksboven:
Afb. 5: Bloemen van Echinocereus nicholii
Linksmidden:
Afb. 6: Groeiplaats van Echinocereus nicholii
Als de behoef te ontstaat om eens een ren heb gehad om dan eindelijk eens zelf
echte uitdaging aan te gaan in mammil- bloemen te krijgen in deze lastige soort.
larialand, dan is Mammillaria albiflora een Optimistisch schaf te ik in 1990 een zakje
voortreffelijke kandidaat. Ik zeg dat maar zaden aan en zaaide ze verwachtingsvol
even, omdat ik na een zaaipoging van za- uit. Na de opkomst van drie plantjes van
den van het clichefonds heel wat te verdu- de tien zaden was ik erg verrukt, want de
Introductie:
gebruikt, heef t misschien te maken met het L1, L2 en L3 genaamd, die genetisch van
verschil in gebruik: van zachte vezels voor elkaar kunnen verschillen. Is dat het geval
kleding en harde vezels voor touw. dan spreken we van chimeren of geneti-
In een stamboom, gebaseerd op de base- sche mozaïeken. Dit van elkaar verschillen
volgorde in het DNA staan Agave, Man- is het meest duidelijk als we met chloro-
freda, Furcraea en Hesperaloe (alle vier plast-mutaties te maken hebben, waardoor
met x=30) heel dicht bij elkaar. Verder weg er bijvoorbeeld een gele rand kan ontstaan.
staan Yucca (x=30), Camassia (x=15) en Andere mogelijkheden zijn een verschil in
Xanthorhoea ( x=11). Verbazingwekkend het aantal genomen per laag. Men spreekt
is dat Hosta met zijn dunne blad, hoewel dan van ploidie-chimeren. Ook kunnen
ook met x=30, in dezelfde stamboom thuis de lagen biochemisch, bijvoorbeeld in een
hoort. enkel enzym, verschillen. Deze drie lagen
Agaven zijn populair als kamer- en ter- hebben geen direct verband met het aantal
rasplanten en er zijn verschillende bonte cellagen. In het blad van Hosta zitten 9
vormen beschreven. cellagen. Toch spreken we maar van drie
verschillende lagen L1, L2 en L3. Er is ook
Het ontstaan en de vererving van bonte nog een verschil tussen dicotylen zoals
agaven cactussen en vele vetplanten en monocoty-
len met meestal evenwijdig lopende nerven
Planten zijn opgebouwd uit drie lagen zoals Sanseveria, Agave, Hosta, bolgewas-
sen enz . Ook niet over planten die van nature bont
Alle drie de lagen gaan volledig over blad hebben, zoals sommige begonia’s of
elkaar zoals een handschoen over een ledebouria’s. Uitgaande van een normale
hand. Bij dicotylen vormt de L1 alleen een groene plant is er een mutatie nodig om
doorzichtige epidermis en alleen in de gele of witte chloroplasten te doen ont-
huidmondjes vinden we bladgroenkorrels staan. Tenzij dit in een zeer vroeg stadium
(chloroplasten). De L2 ligt daar onder en in een kiem gebeurt zien we dit als zoge-
zorgt voor de vorming van gameten en dus naamde gestreepte planten zoals in afb. 1.
uiteindelijk voor het zaad. De L3 vormt de Deze zijn instabiel en gaan na verloop van
bulk van de plant en hieruit ontstaan ook tijd over naar planten met een gele rand
de wortels. Monocotylen verschillen hierin of een geel centrum. Dit gebeurt vooral bij
dat de epidermis wel bladgroen heef t in de uitlopers. Deze gestreepte planten zijn
alle cellen en meestal een flink deel van de ook belangrijk omdat eigenlijk alleen deze
bladrand vormt. Dit zien we natuurlijk al- planten via de moeder weer bonte zaailin-
leen als bijvoorbeeld de L1 een af wijkende gen geven. Een agave met een gele rand
kleur heef t. heef t de L2 nog steeds groen en zal dus
Hoe komen we nu aan bonte planten, be- groene zaailingen geven. Een agave met
halve gewoon kopen/krijgen? We spreken een geel centrum heef t de L2 vaak geel
hier niet over planten die bont zijn omdat en zal dus alleen gele zaailingen geven
ze een virus bevatten zoal in Aucuba. die doodgaan. Hier zien we duidelijk het
verschil optreden met een bonte dicotyl algemeen in Agave americana, maar een
zoals bijvoorbeeld de klimop ‘Goldherz’ zuiver witte rand heb ik nog nooit gezien.
met geel centrum. De groene rand in deze De L2 is geel (GYG). Dit geef t een geel
plant is niet de L1 (die vormt geen rand centrum zoals in afb. 3. Merk op dat de
in dicotylen) maar de L2. Dit betekent dat groene L3 er nog doorheen schemert!
als we ‘Goldherz’ zaaien, we alleen groene Hieruit, of direct uit een gestreepte plant,
nakomelingen krijgen. Uitgaande van zo’n ontstaan ook uitlopers waar niet alleen
gestreepte plant kunnen we uitlopers krij- de L2 maar ook de L3 geel is (GYY) (afb.
gen die gestreept zijn, of een geel centrum 4). Deze planten hebben een mooier geel
hebben en misschien zelfs een gele rand. centrum, maar door de gele L3 heef t hij
De laatste is volgens mij al heel oud en moeite om goed wortels te maken! Uit
misschien ooit in het wild gevonden. planten met alleen een gele rand van de L1
Uitgaande van groen, geel en wit hebben ontstaan ook bleke uitlopers, waar zowel
we bij agaven en de meeste monocotylen de L1 als de L2 geel is (YYG) (afb. 5).
de volgende mogelijkheden: De L1 is geel Alleen het groen van de L3 schemert er
of wit. Dit geef t een gele of witte rand (afb. nog doorheen. Deze planten groeien niet
2). Als we groen met G, geel met Y (van best.
yellow) en wit met W aangeven voor de Tenslotte hebben we de Agave ameri-
drie verschillende lagen, kunnen we deze cana met een zuiver witte L2 waar overi-
plant aangeven als YGG. De gele rand is gens de groene L3 nauwelijks doorheen
schemert, maar goed te zien is als je een vóór 1959, toen deze regel is bedacht en
blad doorsnijdt. Het ligt voor de hand dat deze namen blijven dus geldig. Toch wil ik
deze ook regelmatig uitlopers geef t die hier een aantal alternatieven voorstellen
GWW zijn maar waarschijnlijk worden die voor agaven die de zaak kunnen verduide-
niet opgemerkt en ze groeien waarschijn- lijken, met tussen haakjes de geldige naam.
lijk slechter. Al deze verschillende kleu- Gele rand: ‘Aureomarginata’ (Marginata)
ren ontstaan als in de groeipunt de lagen {Witte rand: ‘Albomarginata’}
van plaats verwisselen of als een nieuwe Geel centrum: ‘Aureomediopicta (Medi-
scheut uit maar twee of een laag ontstaat. opicta)
Bij bonte struiken zien we regelmatig op Wit centrum: ‘Albomediopicta’ (Medio-
die manier gele of groene scheuten ont- picta Alba)
staan. Geel gestreept ‘Aureostriata’ (Striata)
Dit zijn dus geen atavismen of terugmu- {Wit gestreept ‘Albostriata’}
taties maar ze ontstaan door een herschik- De planten tussen accolades bestaan
king van lagen. Hoe zouden we al deze (nog) niet, voorzover ik weet. We zouden
kleurtjes moeten noemen? Eigenlijk horen de voorgestelde namen ook alleen als
deze cultivars (want dat zijn het) een fanta- groepsnaam kunnen gebruiken Bijvoor-
sienaam, dat wil zeggen een niet-Latijnse beeld : Agave (Aureomarginata Groep).
naam, te hebben. Het is dan toepasbaar voor alle bonte aga-
Echter, sommige hadden deze naam al ven.
Tijdens onze eerste Afrikareis in 2002 vonden we in de Kleine Karoo een populatie van
dit schitterende vetplantje. Graag wil ik de lezers van Succulenta kennis laten maken
Het geslacht Gibbaeum – de naam is af- Planten uit dit geslacht hebben een min
geleid van gibbus, dat knobbelig of bultig of meer asymmetrisch uiterlijk. Van één
betekent- komt met ongeveer 16 soorten bladpaar zijn de beide bladeren verschil-
voor in de Kleine Karoo en de omliggende lend van grootte en vorm. Bij het groter
gebieden in Zuid-Afrika. De planten groei- worden vormen de planten grote compacte
en daar op stenige plekken, dikwijls tussen klompen.
brokken kwartsiet, waar ze vanwege de De soort Gibbaeum heathii is vernoemd
kleurgelijkenis vaak moeilijk te vinden zijn. naar iemand met de familienaam Heath,
In hun vaderland kunnen de planten verdere biografische bijzonderheden over
zowel ‘s winters als ook ’s zomers regen deze persoon zijn mij niet bekend.
krijgen, er valt tussen de 100 – 600 mm De planten van deze soort groeien so-
per jaar. litair of vormen mettertijd grotere, dichte
6 7
clusters. Elk afzonderlijk plantje bestaat sel van lavagruis, bimskies en 10% klei is
uit 2 bladeren, die aan de basis met elkaar prima. Eventueel kan men er wat vermicu-
vergroeid zijn en samen een bolvormig tot lite doorheen mengen om het wat lichter te
halfbolvormig geheel vormen. De beide maken.
bladeren van zo’n bladpaar zijn dikwijls De planten hebben veel licht nodig en
niet even groot, soms is er echter weinig een niet al te lage temperatuur. Volgens
verschil te zien. Het bladoppervlak is glad sommige boekjes mag de temperatuur niet
en grijsgroen, soms roze tot rozerood aan- onder de 15 oC dalen, maar in mijn kas,
gelopen. De bloemen hebben een diameter waar de planten weliswaar hoog onder het
van zo’n 3 cm en kunnen alle kleuren tus- glas staan, kan de temperatuur incidenteel
sen wit en magenta hebben. tot een graad of 6 dalen.
In de natuur valt de bloeitijd in onze Deze planten gedragen zich als winter-
vroege herfst, september – oktober. In hun groeiers. Dus houden we ze in de zomer
vaderland is het dan overigens voorjaar! (vrijwel) droog. Vanaf september kunt u
De planten bloeien aan het begin van hun wat gaan gieten, zoals geldt voor veel
vegetatieperiode. Zuid-Afrikaanse vetplanten. Planten geven
Deze soort is erg variabel. Het wekt dan meestal zelf aan wanneer ze willen gaan
ook geen verwondering, dat er verschil- groeien, zodat dit een goed moment is met
lende vormen beschreven zijn. Jacobsen water geven te starten. Gedurende de win-
(1960) vermeldt een tweetal variëteiten: ter houden we de planten enigszins aan de
G. heathii var. elevatum en G. heathii var. praat, meestal is een beetje water eens per
major. Zoals de namen al aangeven is de maand of per twee maanden voldoende,
eerste wat langgerekter, de tweede groter de verdamping is bij lage temperatuur toch
dan de soort. Op een internetsite vond ik gering. Vanaf de maand maart verminderen
de naam G. heathii var. majus. Deze laatste we de watergif t.
is om taalkundige redenen te verkiezen De planten op bijgaande foto’s vonden
boven major. Overigens worden deze vari- wij in de Kleine Karoo, op 3 oktober 2004.
eteitsnamen niet door iedereen erkend. In hetzelfde terrein groeien Glottiphyllum
regium, Crassula congesta, C. columnaris,
Cultuur: C. muscosa, C. tecta, Bulbine mesem-
Deze soort is niet moeilijk in de cultuur. bryanthoides, Sarcocaulon crassicaule,
Met enige ervaring zijn de planten goed uit Conophytum truncatum, Cerochlamys
zaad op te kweken. Ook stekken schijnen pachyphylla, Hoodia piliformis, Tylecodon
redelijk gemakkelijk te bewortelen volgens reticulatus en Haworthia blackburniae. Een
de boeken. Zelf heb ik daar geen ervaring echt succulentenparadijs, nietwaar?
mee.
Al in de zeventiger jaren heb ik uit zaden, Literatuur:
afkomstig van de firma van Donkelaar Jaarsveld, E.J. van & Villiers Pienaar, U. de. (2000).
uit Werkendam, een aantal planten opge- Vijgies, Gems of the field. Venegono.
kweekt. De planten hebben jaren lang in Jacobsen, H. (1960). A Handbook of Succulent
het zaaipotje gestaan en zijn eenmaal over- Plants, Vol.III. London.
geplant in een 9 cm pot met voornamelijk Nel, G.C. (1953). The Gibbaeum Handbook. London.
scherp zand en een klein beetje potgrond. Noltee, F. & Graaf, A. de. (1983). Succulenta 62 (4):
Noltee & de Graaf (1983) bevelen klei in .70-71.
het substraat aan, naast humusbestand- Smith, G. et al. (1998) Mesems of the world. Pretoria.
delen en minstens 50 % grove, minerale
bestanddelen. Ook moderne substraten Rinkslag 19,
zullen ongetwijfeld voldoen. Een meng- 7711 MX Nieuwleusen.
Er zijn al diverse vormen en afwijkingen in deze reeks de revue gepasseerd. Toch meen
ik dat de plant, die ik in dit artikel voor wil stellen, een wel zeer bijzondere plaats in-
neemt.
Het zal een jaar of 5 geleden zijn, dat ik worden her en der stekjes meegenomen en
deze plant verwierf. Hij stond uiteraard niet steeds verder verspreid. De eerste bezit-
op eigen wortel. Julienne Jacobs, de bezit- ters zullen wellicht nog wel een goed etiket
ster van deze plant, had hem geënt op een met gegevens hebben gehad. Bij verdere
cereus-onderstam. De plant had ze verwor- verspreiding zijn etiketten onleesbaar ge-
ven bij “Kakteengärtnerei Plapp” te Jesen- worden of verdwenen. Als men zich dan
dorf-Duitsland, zonder verdere gegevens. voor zo’n plant gaat interesseren staat men
Het zal bij haar wel net zo gegaan zijn als voor een heleboel raadsels.
het mij nu ook gebeurde: als plantenlief- Wat is het nu eigenlijk voor een soort
hebber intrigeert je zo’n aparte vorm, er plant?
Utrecht kocht ik van Gerrit Melissen een cultivar “Fred” inderdaad een Mammillaria
plant, die sterk mijn aandacht trok: een bocasana is. Deze kwam in zijn bezit van-
vormenloos kluwen van ineengedrongen uit Engeland. De plant werd op zijn kweke-
monstrueuze koppen. Het etiket vermeldde rij veelvuldig vermeerderd, wat steeds weer
de naam: Mammillaria bocasana ’Fred’, andere vormen opleverde, ook als ze op
vermoedelijk een cultivar benaming (zie eigen wortel staan. Dit zijn de cultivars met
afb.5). Op de nieuwgroei is ook iets van de rode lantaarntjes
een rode verkleuring te zien. Mammillaria bocasana ’Fred’ stamt oor-
Deze plant heef t uiterlijk veel overeen- spronkelijk vermoedelijk uit de U.S.A. Afb.
komst met de bovenvermelde plant en men 6 is daar een voorbeeld van (foto afkom-
zou kunnen denken dat ook deze plant een stig van A. Plapp), maar nu dus met geel-
mammillaria als voorouder heef t. achtige lantarentjes.
Een groot verschil is er echter wel, na- Volgens Albert Plapp zijn de echte af-
melijk de wormvormige uitsteeksels met komst en gegevens niet meer te achterha-
fel rode uiteinden bij de plant van Juliënne len. Er zijn ook “Fred” klonen bekend uit
Jacobs t.o.v. de ineengedrongen koppen bij Japan. Deze lijken sprekend op de plant
de plant van Gerrit Melissen. Dus toch nog van Gerrit Melissen. Verder noemt hij nog
maar even verder gezocht en daarvoor te een cultivar met de naam ’Caterpincy N.L.’,
rade gegaan bij de eerder genoemde Herr die een ontwikkeling is vanuit Mammillaria
Plapp. painteri. Diverse foto’s van al deze planten
Na diverse E-mails bevestigt hij dat de circuleren reeds op internet en worden
Herinnert U zich nog wat Paul schreef over de Argentijnen en hun wegen? Nou, ook wij
wisten er wel weer raad mee, met rare fratsen uithalen dan!
Hoewel het niet beleefd is om jezelf gelaten, toen van de andere kant een auto
voorop te zetten, moet het in dit geval toch naderde waarvan de bestuurder uit het
maar, omdat het van mij wel een stommi- raam naar ons gebaarde om te stoppen.
teit was en dat van Paul maar een foutje. Toen we dat gedaan hadden werd aan een
Uspallata hadden we een eindje achter ons hand een zwarte tas uit het raam gehou-
den en gevraagd of we die
kenden. Nou, ik maar al te
goed! Mijn fototas!
In de haast had ik hem
bij vertrek in de hal van
het hotelletje laten staan!
De bestuurder van de an-
dere auto was de eigenaar
van het betreffende hotel.
Hij was ons achterna ge-
gaan en omdat wij niet
de kortste route hadden
genomen en onderweg
nog naar planten hadden
gezocht, was hij ons onge-
zien voorbij gereden. Als
ik het spul in ontvangst
neem en het met een be-
dankje meen af te kunnen
doen, tikt Paul mij op de
vingers. De man heef t toch
heel wat moeite gedaan
om mijn spullen terug te
bezorgen! Ik zoek wat geld
bij elkaar en wil dat geven.
Paul vraagt zich hardop af
of het mij niet meer waard
is dat ik mijn spullen terug
heb. Terecht natuurlijk,
camera’s zijn te vervan-
gen, maar alle opnamen
natuurlijk niet! Beschaamd
Rechts:
Afb. 4. Trichocereus candi-
cans
Foto Paul Laney.
2A. Middendoorns 3-5, waarvan er één enigszins gehaakt kan zijn, niet papierachtig, bloemen
trechtervormig, paars Sclerocactus glaucus
2B. Middendoorns 3-10, waarvan 1-3 gehaakt, 1-2 papierachtig; bloemen buisvormig, geel, of wit
tot geel, of paars 4
3A. Lichaam volwassen plant 6 cm; 3-4 middendoorns, 1 gehaakt; bloemen geel tot wit tot paars;
zaden tot 4,5 mm lang en breed Sclerocactus wrightiae
3B. Volwassen plant 10- 45 cm groot, zaden 3,5 mm lang en 4 mm breed 5
5A. Volwassen plant 10 cm groot; 2-4 middendoorns, hiervan is er een gehaakt en een papierach-
tig; bloemen geel tot wit, tot paars; zaden 2 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. variiflorus
5B. Volwassen planten groter dan 15 cm, 3-8 middendoorns, 0-5 gehaakt, niet papierachtig 7
6A. Bloemen geel, lichaam tot 14 cm lang, 1 papierachtige middendoorn, tot 7 cm lang en 2 mm
breed aan de basis Sclerocactus whipplei ssp. whipplei
7A. Volwassen planten tot 18 cm groot; 3-5 middendoorns waarvan er een gehaakt is; bloemen
roze tot paars; zaden 3,5 mm lang en 4 mm breed
Sclerocactus parviflorus ssp. macrospermus
7B. Volwassen plant groter dan 20 cm; zaden tot 3,5 mm lang maar minder breed 8
8A. Bloemen geel tot groenachtig; volwassen plant tot 25 cm groot; 3-6 middendoorns waarvan
1-2 gehaakt; zaden 2,5 mm lang Sclerocactus parviflorus ssp. terrae-canyonae
8B. Bloemen paars tot rood tot wit; volwassen plant groter dan 26 cm; 3-8 middendoorns, 0-5 ge-
haakt; zaden tot 3,5 mm lang 9
9A. Volwassen planten tot 45 cm groot; 3-6 middendoorns, waarvan 0-4 gehaakt; bloemen paars
tot rood tot wit, tot 8 cm in doorsnede; zaden tot 3,5 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. parviflorus
9B. Volwassen planten tot 30 cm groot; 4-8 middendoorns, waarvan 3-5 gehaakt; bloemen paars
tot wit, tot 3 mm in doorsnede; zaden tot 3 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. havasupaiensis
1A. 4-8 middendoorns, 3-5 gehaakt; bloemen paars tot wit; endemisch in de centrale Grand
Canyon, Arizona Sclerocactus parviflorus ssp. havasupaiensis
1B. 6 of minder middendoorns, 4 of minder ervan gehaakt 2
2A. Volwassen planten tot 10 cm groot; 2-4 middendoorns, hiervan is er één gehaakt en één pa-
pierachtig; bloemen geel tot wit tot roze; zaden 2 mm lang
Sclerocactus parviflorus ssp. variiflorus
2B. Volwassen planten groter dan 15 cm; 3-6 middendoorns, 0-4 gehaakt, geen enkele papier-
achtig 3
3A. Zaden tot 3,5 mm lang en 4 mm breed; volwassen planten tot 18 cm groot; 3-5 midden-
doorns, één hiervan is gehaakt; bloemen roze tot paars
Sclerocactus parviflorus ssp. macrospermus
3B. Zaden tot 3,5 mm lang maar minder breed, volwassen planten tenminste 20 cm, 3-6 midden-
doorns, 0-4 gehaakt 4
Synoniemen: Beschrijving:
Sclerocactus intermedius Peebles. Leafl. Lichaam enkelvoudig, bolvormig, eivor-
West. Bot. 5: 191 (1949) mig tot cilindervormig, tot uitgerekt cilin-
Echinocactus parviflorus (Clover & Jot- dervormig, licht- tot donkergroen, 8-45
ter) L. Benson. Cacti of Arizona. ed. 2: 102 cm lang, 5-15 cm in diameter; ribben 8-14,
(1950) vaak met kleine knobbels, golvend en spi-
Sclerocactus whipplei (Engelmann & raalsgewijs geplaatst bij sommige vormen
Bigelow) Britton & Rose var. intermedius op latere leef tijd, vaak onopvallend door
(Peebles) L. Benson. Cact. Succ.J (US) 38: de dichte bedoorning; middendoorns 3-
102 (1966) 6, 0-4 gehaakt, onregelmatig geplaatst,
Sclerocactus parviflorus Clover & Jot- 1-2 recht of gebogen, de 2 buitenste af-
ter var intermedius (Peebles) Woodruff & geplat, korter, gebogen, 4-8 cm lang, wit,
L. Benson Cact. Succ. J.(US) 48(3): 133 strokleurig, bruinachtig, roze, roodachtig,
(1976) of grijs, 4-8 cm lang, 1-1,5 mm breed;
Sclerocactus contortus Heil. Cact. & randdoorns 4-16, verweven met de mid-
Succ. J. (US) 51: 25-30 (1979) dendoorns, onregelmatig gerangschikt,
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter wit, strokleurig, grijs, bruin tot paarsachtig
var. blessingiae Earle. Saguaroland Bull. 34 roze, 2-6 cm lang, 1 mm breed aan de ba-
(3): 29 (1980) sis, naaldvormig of ovaal tot ruitvormig in
Sclerocactus parviflorus Clover & Jotter doorsnede.
subsp. intermedius (Peebles) Heil & Porter. Bloemen rond de kop gevormd, trechter-
Haseltonia 2: 28-29 (1994) vormig tot buisvormig, 2-7 cm lang, 4-8
cm in doorsnede, roze tot paars, lavendel,
Type: rood, wit, buitenste bloembladen in ieder
Clover & Jotter 2398, ingang van Forbid- van deze kleuren voorkomend met strepen
ding Canyon in Glen Canyon, boven Lee’s van roze tot paars, groen tot bruin, randen
Ferry, Canyon van de Colorado. Komt 20 wit, rond of onregelmatig getand, 2,5-5 cm
mijl boven Moki Creek rijkelijk voor en is lang, 0,6-1,2 cm breed; binnenste bloem-
redelijk algemeen langs de San Juan rivier. bladen in iedere van de hierboven ge-
(Holotype MICH; isotype US 2346042) noemde kleuren, zelden wit, 2-5,5 cm lang,
Het representatieve materiaal dat verder uiteinde ovaal tot lancetvormig; stijl roze
bestudeerd is komt uit het noorden van tot paars, groen, met kleine tepelvormige
Arizona, het noord-oosten en midden van uitsteeksels, 1,5-3 cm lang; stempellob-
New Mexico en vanuit het midden naar het ben 6-10, roze tot paars, geel, groenachtig,
oosten en het zuiden in Utah. bruinachtig of wit; helmdraden paars, geel,
Om deze plant in het wild te beschermen groen; helmknoppen geel.
worden er geen exacte vindplaatsgegevens Vruchten rond tot langwerpig of eivor-
vermeld. mig, groen, bruin, roodachtig overgaand
naar roze, dunwandig met kleine schubben
Bespreking:
Clover & Jotter beschreven deze soort
in 1941. Van alle soorten van Sclerocactus
is Sclerocactus parviflorus het wijdst ver- Vertaling en bewerking Henk Viscaal en Rob
spreid. Zijn voorkomen strekt zich uit van Bregman.
het midden tot het noorden van Arizona,
van zuid tot noord New Mexico, van het Postfach 410201
zuiden tot centraal Colorado, het zuiden D68242, Mannheim, Duitsland.
van Utah tot het noordwesten van Utah. 8598 North Modena Canyon Road
De verscheidenheid van de groepen op de Beryl, Utah 84714
verschillende vindplaatsen in zo’n groot USA
1. Woord vooraf
Toen in “Bradleya 1986”, het jaarboek Pas een jaar voordien had een bedrijvige
van het Britse “Cactus and Succulent C.D. Rowley de ‘bananencactus’ C. silves-
Journal’, een revisie door David R. Hunt trii ondergebracht bij Lobivia, of de heren
en Nigel P. Taylor werd gepubliceerd van Hunt en Taylor zagen alle lobivia’s onder
een nieuwe classificatie der cactusgeslach- het geslacht Echinopsis. Zoals bekend wa-
ten, heb ik vrijwel onmiddellijk gereageerd ren er meer drastische ingrepen, denken
in het toenmalige Belgisch nationaal tijd- we maar aan het samenvoegen van Paro-
schrif t “Cactus” (Piens 1987). Het aantal dia en Notocactus en de sulco’s onder het
geslachten werd toen (voorlopig) terugge- geslacht Rebutia.
bracht tot 88. Het bekende notofielen-tijdschrif t “In-
Onder de titel “Heef t uw Chamaece- ternoto” en andere parodiaverzamelaars
reus silvestrii (Lobivia-Echinopsis) reeds deden ook een duit in het zakje. Pro en
gebloeid? ” wou ik op een wat hilarische contra, zoals elke vernieuwing veroorzaakt.
wijze mijn verwondering, mijn ongeloof, Voor we het goed besef ten, schreven we
mijn onbegrip en mijn verzet onder de 1990 en zowaar verscheen er een aange-
liefhebbers verspreiden. Evenwel was ik paste consensus (Hunt & Taylor 1990).
er toen reeds van overtuigd dat het aan- Blossfeldia liliputana bv was uit het ge-
tal soorten in bepaalde geslachten sterk slacht Parodia gelicht, om er maar eentje
diende te verminderen. Het leek mij toen te noemen. Van sommige samengevoegde
belangrijker om de vloedgolf van nieuwe cereussoorten werd er soms een species
beschrijvingen en dito namen te stoppen. weggenomen en opnieuw opgevoerd als
een zelfstandig
geslacht.
De teller stond
toen op 93 ge-
slachten. Nigel
Taylor, al of niet
met zijn echt-
genote Daniela
Zappi, stortte
zich op diverse
geslachten, o.a.
Echinocereus,
om daarin, en bij
andere geslach-
ten, het aantal
Afb. 1: Chamaece-
reus silvestrii ssp.
lutea in de verza-
meling van Roger
Pouillon
Literatuur
(1) Anderson, E.F. (2001). The
Cactus Family. Timber Press,
Portland, Oregon.
(2) Hunt, D.R. & Taylor, N.P.
(1986).The genera of the
Cactaceae, towards a new
consensus. Bradleya 4:
65-78.
(3) Hunt, D.R. & Taylor, N.P.
(1990). Progress towards
consensus. Bradleya 8:
85-107.
(4) Hunt, D.R. (1997). Further
amendments to Cites Cac-
taceae Checklist.
(5) Hunt, D.R., Taylor, N.P. &
Charles, G. (2003). The New
Cactus Lexicon. CSJ (US)
75.
(6) Piens, E.J.M. (1987).Heef t
uw Chamaecereus silvestrii
reeds gebloeid? Cactus 19
Voorkomen: uitsluitend Zuid-Amerika. (12): 42-44.
6) Rhipsalideae - A.P. de Candolle 1828, met 4 geslachten voorko-
mend in Noord-Amerika en één species, Rhipsalis baccifera, (wordt vervolgd)
in de Oude Wereld (Afrika).
7) Browningieae - Buxbaum 1966, met 5 cereusgeslachten in het
Andesgebied en de Galápagos Eilanden.
8) Pachycereeae - Buxbaum 1958, met 13 cereusgeslachten en
twee natuurhybriden, voornamelijk voorkomend in Mexico
en het zuiden van de USA, maar ook in de Caraïben, centraal Verlorenbroodstraat 27,
Amerika en Zuid-Amerika tot Venezuela. B9820 Merelbeke.
Tenslotte nog België.
Yucca Agavaceae
Fritz Hochstätter.
€ 49
This first 2007 issue of Succulenta is opened by editor Henk Viscaal. With every new
issue he is curious about the quality of the color pictures because that is the work he
finds most difficult to do.
The column for youngsters by Johanna Smit-Reesink is about tillandsias.
Bertus Spee discusses four flowering cacti in his collection, e.g. Melocactus neryi, Wil-
coxia (Echinocereus) albiflora, Aylostera (Rebutia) heliosa and Weingartia hediniana.
Henk Ruinaard reports about his search for Echinocereus nicholii in the Organ Pipe
National Monument in Arizona, USA.
Jan Jaap de Morree outlines his difficulties in cultivating Mammillaria albiflora. Even
graf ted, ik took 16 years before his plant produced its first flower.
A scientific contribution is presented by Ben Zonneveld. He explains that yellow and
white leaves or leaf margins in Agave americana are caused by the fact that these leaf
parts are genetically different.
In the Kleine Karoo, South Africa, Ton Pullen found Gibbaeum heathii.
Jan Essers shows us some very oddly shaped cacti, which have sprung up in sowings.
Many of such plants appear to be forms of Mammillaria bocasana.
Arend van der Snee and his companion Paul Laney bring the third part of their adven-
tures in Argentina. This time they came across populations of Trichocereus (Echinopsis)
strigosus and T.(E.) candicans.
Af ter a ten months delay Fritz Hochstätter continues his study of the genus
Sclerocactus with part 2, in which he deals with the section parviflori. The first taxon to
be discussed in this section is S. parviflorus ssp. parviflorus.
Eric Piens starts a series of articles about the current nomenclature and taxonomy in
the Cactaceae family, as adopted in the recent works by Ted Anderson and David Hunt.
Fritz Hochstätter has put his extensive work on the genus Yucca on a CD ROM. Henk
Viscaal makes some comments on this.
Ton Pullen reviews the other recent issues of journals on succulent plants.
Hector Petersenstraat 7
1112 LJ Diemen
Redactiesecretariaat:
Mevr. J.M. Smit -Reesink,
Henk Viscaal Redactioneel.................................................................... 2 Prins Willem Alexanderlaan 104,
6721 AE Bennekom
Johanna Smit- Jong geleerd
E-mail: j-smit-reesink@hetnet.nl
Reesink Tillandsia.. weer eens iets anders ........................... 3
Redactie:
Bertus Spee Voor het voetlicht (30) ................................................ 4
H.W. Viscaal (hoofdredacteur)
Henk Ruinaard Zoektocht naar de groeiplaatsen van E-mail: hviscaal@hetnet.nl
C.A.L. Bercht
Echinocereus nichollii ................................................. 6
E-mail: bercht@nzo.nl
Jan Jaap de Morree Mammillaria albiflora ................................................. 12 R. Bregman
E-mail: bregman@science.uva.nl
Ben Zonneveld Verklaring voor de bladklleuren in
J.J. de Morree
Agave americana ......................................................... 15 E-mail: Morree@wanadoo.nl
A.B. Pullen
Ton Pullen Gibbaeum heathii ........................................................ 21
E-mail: tonpullen@wanadoo.nl
Jan Essers Af wijkend gedrag (4) .................................................25 B.J.M. Zonneveld; E-mail:
Zonneveld@rulbim.leidenuniv.nl
Arend van der Snee Neuzen in Argentinië (3) ..........................................30
Fritz Hochstätter Het geslacht Sclerocactus (vervolg) ....................34 Vormgeving: H.W. Viscaal