Está en la página 1de 2

AARDRIJKSKUNDE EN DE TWEE PROFIELEN

Utrecht, 27 januari 2011

Minister Van Bijsterveldt stelde in december 2010 voor in de nabije toekomst in de


bovenbouw havo/ vwo in plaats van vier profielen twee profielen te hanteren, te
weten een alfaprofiel en een bètaprofiel. In het aangekondigde Actieplan Beter
Presteren wordt het voorstel nader uitgewerkt.

Het Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap (KNAG) is van mening dat


het zinvol is te onderzoeken of het werken met twee profielen mogelijk is en bij
kan dragen aan kwaliteitsverbetering. Het KNAG wil dan ook graag meedoen met
deze discussie, uiteraard in eerste instantie vanuit het vak Aardrijkskunde. In dit
vroege stadium van de discussie wil het genootschap, als eerste voorzet, de
volgende relevante kenmerken van het schoolvak Aardrijkskunde onder de
aandacht brengen:

1. Aardrijkskunde is het enige vak dat echt een brugfunctie tussen beide profielen
kan vervullen omdat het de relatie tussen de samenleving en de natuurlijke
omgeving centraal stelt. De wereld en de aarde zijn het kennisdomein van het vak.
Alfaleerlingen zullen voor hen relevante kennis van bètavakken moeten verwerven
en omgekeerd. Aardrijkskunde is daarvoor in beide profielen het meest geschikte
vak:

- voor leerlingen in het alfaprofiel via fysisch-geografische onderwerpen als


grondstoffen, klimaat, energie en water.

- voor leerlingen in het bètaprofiel via sociaal-geografische onderwerpen als


globalisering, verstedelijking, vergrijzing en leefbaarheid.

2. Het schoolvak Aardrijkskunde kent een cumulerende opbouw. In de basisfase het


kennen en begrijpen van de eigen leefomgeving, Nederland, Europa en de wereld.
In de oriënterende fase de ruimtelijke en regionale structuren en processen die
aarde en de wereld vormgeven. Tenslotte in de specialisatiefase complexe actuele
leefomgevingsvraagstukken die vanuit een ruimtelijk en regionaal perspectief in
brede zin aan de orde gesteld worden.

3. Aardrijkskunde draagt, samen met onder andere geschiedenis, bij aan


burgerschapsontwikkeling en wereldoriëntatie, aspecten die ook in de bovenbouw
van het voortgezet onderwijs én daarna in de beroepspraktijk en het persoonlijke
leven van groot belang zijn.

4. Aardrijkskunde is het vak dat als geen ander vooruit kijkt naar de wereld van
straks, dichtbij en veraf. Denk aan problemen in wijken en buurten en aan
planologische vraagstukken in ons dichtbevolkte land. Denk aan onderwerpen als
veiligheid en risicoanalyse. Denk aan regionaal-economische ontwikkelingen en
mobiliteit. Denk aan kennis over geopolitiek op wereldschaal en over opkomende
politieke en economische machten. Denk aan de kennis van landen en culturen die
essentieel is om er mee samen te werken, handel te drijven en om er te reizen.
Het zijn allemaal thema’s die centraal staan binnen het vak Aardrijkskunde.
5. Aardrijkskunde is ook het vak waarbij integratie van kennis uit verschillende
domeinen een belangrijke rol speelt. Bij het gebruik van de ruimte en bij de
regionale verschillen op aarde spelen aspecten van natuur, techniek, bevolking,
cultuur, economie en politiek altijd een rol.

6. Het vak Aardrijkskunde kent diverse unieke onderwijsmethoden, zoals het doen
van veldwerk en het gebruik van kaarten, beelden, statistieken en grafieken. Het
vak loopt voorop bij computergebruik en praktische opdrachten. Taal en wiskunde
spelen daarbij een belangrijke rol.

7. Aardrijkskunde bereidt voor op diverse academische studies (geografie,


aardwetenschappen, planologie, milieukunde e.d.) en beroepsopleidingen (geo-
informatie, bouw, vastgoed, verkeer, toerisme e.d.). Er is op de arbeidsmarkt meer
vraag dan aanbod in deze sectoren.

Graag lichten wij het bovenstaande in een gesprek met u nader toe. Met
vriendelijke groeten,

Prof. dr. Henk Ottens, Voorzitter Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig


Genootschap

Prof. dr. Joop van der Schee, Bijzonder hoogleraar onderwijsgeografie VU

También podría gustarte