Está en la página 1de 3

Hoe Jan Zappeij bijna door de Rolls Royce van John Lennon van de sokken wordt gereden.

Londen 01-01 1968 01.00 uur. Samen met een andere toerist, een Canadese gozer die ik
tijdens een concert van Fleetwood Mac (in de oorspronkelijke bluesbezetting) in de
Marqueeclub heb ontmoet, struin ik door de Britse hoofdstad. Nog gauw wat schik maken
die laatste nacht, gauw een beetje slapen en dan ’s middags met het vliegtuig naar
Rotterdam. Daarna met de trein naar de Achterhoek en de eerste vakantie, waarin ik alleen
op stap ben, zit er op.

Van het karige loon dat mijn eerste baan oplevert, ben ik daags voor Kerst 1967 op de boot
gestapt van Hoek van Holland naar Harwich. Het stormt nogal en aanvankelijk is dat
prachtig. Maar na een uur word ik zeeziek. Ik ren naar de wc en blijf daar 5 uur. Pas wanneer
we de haven van Harwich binnenvaren is de ellende geleden. Die ellende bestond uit het om
de beurt van voren en van achteren uitscheiden van het Kerstbrood dat de gemeente
Doesburg, mijn werkgever, cadeau had gedaan.

In de trein naar Londen is alle narigheid alweer vergeten en smaakt het restant van de
Kerstgratificatie ouderwets goed. Zo heb ik die eerste dag mooi geen cent aan eten hoeven
uitgeven. De volgende dagen trouwens ook nauwelijks. Nu stelde de Fastfoodsector eind
jaren zestig nog niet veel voor, maar met twee hotdogs per dag kom je een heel eind! En een
pint Guinness is ook hartstikke voedzaam.

De eerste nachten slaap ik in de jeugdherberg. Met de op de Mulo en HBS opgedane


talenkennis word ik daar als een talenwonder beschouwd. Ik tolk tussen Duits, Engels en
Frans sprekenden: voor het eerst van mijn leven heb ik het idee dat school toch iets nuttigs
heeft opgeleverd omdat ineens allerlei contacten ontstaan. Daardoor heb ik nu nog steeds
een foto van een paar Argentijnse meiden in een fotoalbum.

Helaas moet de jeugdherberg na vier nachten worden verlaten, want dat is het maximum
aantal overnachtingen dat daar is toegestaan. De volgende nachten breng ik door in een
Sleep In in Wardour Street. Met een man of 25 kun je daar voor een paar cent overnachten
in een donker hol op dunne matrassen die dicht aaneen op de grond liggen. De kleren hou je
gewoon aan. In een tijd, waarin je maar een keer per week een schone onderbroek aantrok,
is dat geen enkel probleem.

Op Oudejaarsavond zit het feest er bijna op. Na middernacht drukken dronken Londense
kerels de vele op Trafalgar Square flanerende meiden tegen zich aan. Onder het roepen van
Happy New Year worden die vol op de mond gekust. Doordat ik mij voor de gelegenheid
Engels met een Frans accent heb aangemeten, heb ik plotsklaps zomaar succes bij het
vrouwvolk. Maar daar heb ik dan ook 18 jaar op moeten wachten. En bij De Radstake heb je
niks aan zo’n accent …
Om één uur besluiten de Canadees en ik wat verder door het centrum van de Britse
metropool te trekken. Er is ontzettend veel volk op de been, maar er is praktisch geen auto
op straat, waardoor je steeds vlot naar de andere kant van de weg kunt.

Bij het oversteken van een straat word ik ineens krachtig naar achteren getrokken. Ik schrik
me wezenloos als er vlak voor me een grote knalgele auto met een kogelsgang voorbij
scheurt. Het is de met Flower Power symbolen versierde Rolls Royce van John Lennon. Door
de hoge snelheid van zijn vehikel en natuurlijk ook omdat ik niet goed heb uitgekeken ben ik
bijna tegen zijn vervoermiddel -dat ik ken van foto’s uit het blad Hitweek- opgebotst.

Gelukkig lette mijn Canadese compagnon wel goed op. Toen ik tegen de zijkant van de Rolls
dreigde aan te knallen legde hij vliegensvlug z’n linkerhand op mijn rechteronderarm en trok
me keihard naar achteren. Daardoor loopt alles goed af en zie ik Lennon’s auto pijlsnel in de
verte verdwijnen. Door de donkere ruiten heb ik trouwens geen schim van de Beatle zelf
gezien. En dat blijft natuurlijk jammer.

De Canadees rept van een ‘narrow escape’, niet alleen voor mij, maar ook voor John Lennon.
Want omdat deze ‘drove like an idiot’ zou een aanrijding ook voor hem slecht zijn afgelopen.
Maar even later sjouwen we gewoon door nachtelijk Londen alsof er niets is gebeurd en
spreek ik weer leuke Britse Mademoiselles aan. Van het Franse accent blijkt nog steeds een
grote aantrekkingskracht uit te gaan.

De volgende middag vertrekt het vliegtuig dan weer wel en dan weer niet. Het schijnt nogal
mistig te zijn in Rotterdam. Als we uiteindelijk wel vertrekken moet het toestel landen in
Oostende en worden alle passagiers naar een hotel gebracht voor een gratis overnachting.
Voor het eerst van mijn leven slaap ik in een hotelkamer met een eigen douche. Na een
week minimale hygiëne is dat toch wel fijn.

Op 2 januari kan er worden doorgevlogen naar Rotterdam. Eigenlijk zou ik die dag alweer
achter het loket van de gemeente Doesburg moeten staan, maar door de vertraging lukt dat
niet. Als ik me een dag later alsnog in het gemeentehuis meld wordt er meteen de eerste
vakantiedag van mijn verlofkaart afgetrokken. Van mijn beroep op overmacht (“oorzaak
dichte mist”) trekt de afdeling Personeelszaken zich niets aan. Er wordt alleen gevraagd of er
nog bijzondere dingen zijn gebeurd in Londen. Met een “neuh, natuurlijk niet” en een
verlofdag minder ga ik weer aan het werk.

Borculo, 24 januari 2014,

Jan Zappeij.

También podría gustarte