Está en la página 1de 56

13-1-2018 Domeindossier

KO

Egelmeers,Adriënne A.A.M.A.
FONTYS HOGESCHOOL KIND EN EDUCATIE EINDHOVEN
Inhoud
Jonge kind ................................................................................................................................................ 1
Les 1: Gym ........................................................................................................................................... 2
Les 2: Dans ........................................................................................................................................... 0
Les 3: Muziek ....................................................................................................................................... 0
Oude kind ................................................................................................................................................ 0
Les 1: Drama ........................................................................................................................................ 0
Les 2: Muziek en taal ........................................................................................................................... 0
Jonge en oude kind: BVO......................................................................................................................... 4
Bibliografie .............................................................................................................................................. 3

Inleiding
In dit document zijn mijn beste lessen van de afgelopen 1,5 jaar te vinden op het gebied van KO. Dit
document behoort daarom tot het domeindossier.
Jonge kind
Les 1: Gym

LESVOORBEREIDINGSFORMULIER 1

FHKE te Eindhoven Datum: 15 december 2016

Student: Bart Willemsen , Adriënne Egelmeers en Mentor: N.v.t.


Anne van de Lisdonk

Stageschool: BS. Driestam Totale lestijd: 45 minuten

Accommodatie: Gym Groep: 1/2 Aantal leerlingen:

Organisatievorm: klassikaal / vrij / werken in groepen / mix

Relatie competentievenster en standaarden: 1.4 - 2.1 - 2.3 - 2.5 - 2.7 - 2.8 - 3.3 - 3.5 - 3.6 - 3.7 - 3.10
- 3.11 - 3.15 - 3.16 - 3.19 - 4.1 - 4.2 - 4.3 - 4.4 - 4.5 - 4.7 - 4.8 - 4.9

Leerdoelen voor student:


Voor ons allen gelden dezelfde leerdoelen:
- Tijdens de les zorgen wij er gezamenlijk voor dat de kinderen aandacht voor de uitleg hebben
wanneer wij daarom vragen.

De volgende standaarden horen bij de leerdoelen van de student:


A.2. Leiding geven
- 1.2 groepsprocessen waarnemen, analyseren en beïnvloeden neemt groepsprocessen waar,
analyseert deze en past passende interventies toe.
- 1.3 Effectieve leraarcommunicatie toepassen op groep en individu, past effectieve
leraarcommunicatie toe op groep en individu.
- 1.4 leiding nemen: neemt leiding in de groep

Korte omschrijving van de opdracht:


Kijk voor de bewegingsles naar de lessoort en is er sprake van een centraal thema: bv. Pietengym (theorie klapper – deel 1).

We gaan tijdens deze les 3 activiteiten uitvoeren met de kinderen. Door de zaal in drie vakken te verdelen,
verminderen we de kans op uitval bij de kinderen. We hebben als thema de noordpool. De activiteiten zijn
hierop afgestemd.

Welke bewegingsthema’s of leerlijn(en) komen aan bod:


= bewegingsthema’s: schema 1 en 2 klapper.

Het bewegingsthema van deze is ‘winter’.


Kerndoel 57
De leerlingen leren op een verantwoorde manier deelnemen aan de omringende bewegingscultuur en leren de
hoofdbeginselen van de belangrijkste bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren.
Voor de verschillende leerlijnen hebben we gekeken naar de verschillende onderwerpen die in deze les aan
bod komen. Dit zijn de volgende:
Gooien, springen, vangen, stuiteren, klimmen, springen, balanceren en rennen.

Welke bewegingsactiviteit(en) komen aan bod:


= wat ga je concreet doen/aanbieden? Hoe heet het spel?

Inleiding : Ballonspel → Tijdens het ballonnen spel (bij ons in de les sneeuwballen) gaan de kinderen proberen
de ballon hoog te houden, weg te tikken en over te spelen naar andere kinderen. We doen dit spel ongeveer 8
minuten.
Activiteit 1 : IJsschots wisselen → De kinderen zijn allemaal ijsberen die allemaal op ijsbergen zitten (hoepels),
een kind heeft geen hoepel en zwemt dus in het water. Het kind moet proberen om in een andere hoepel te
komen wanneer de andere kinderen wisselen. Het kind dat geen hoepel heeft is de nieuwe beer in het water.
Activiteit 2 : Sneeuwballen gevecht → De kinderen krijgen allemaal een bal. Deze bal moeten ze tegen de muur
aangooien. De bal moet worden gevangen, hierbij mag hij eerst stuiteren op de grond. Wanneer een kind de
bal vangt , moet hij/zij een stap achteruit zetten en het opnieuw te proberen. We gaan kijken hoe ver de
leerlingen komen.
Activiteit 3 : Berg beklimmen → De kinderen gaan via het klimrek een parcours doorlopen. Wanneer de
leerlingen op de matjes vallen , moeten ze opnieuw beginnen.

Beginsituatie
Wat kennen/kunnen de leerlingen al; waar moet je bij aansluiten?
Senso-motorisch (kunnen):
Een kleuter van 4 jaar kan gemiddeld:
- huppelen op één been (galoppas)
- met beide voeten tegelijk naar voren springen (trappelt niet meer)

Een kleuter van 5 jaar kan gemiddeld:


- 10 seconden op één been staan eventueel met wiebelen
- 10 keer hinkelen
- huppelen afwisselend op linker- en rechterbeen
- tot 2,5 meter klimmen in een recht klimraam in de gymzaal
- een rechte koprol maken
- een grote bal laten vallen en weer vangen (‘laat vallen – stuit – pak’)
- een naar de borst gegooide grote bal vangen (afstand 3 meter)

Cognitief (weten):
Een kleuter van 4 jaar kan gemiddeld:
- tellen tot 10
- de cijfers 1 t/m 5 herkennen
- besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter –
kleiner, dikste – dunste, voor – naast –op
- groepjes herkennen van 2 en 3 zonder te tellen
- de vormen cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek benoemen
- de kleuren rood, geel, blauw, groen

Een kleuter van 5 jaar kan gemiddeld:


- tellen tot 20 en terug
- de cijfers 1 t/m 10 herkennen
- besef hebben van de begrippen meer – minder, veel – weinig, erbij – eraf, groter – kleiner, dikste –
dunste, voor – naast –op en hoeveelheden t/m 12 vergelijken en ordenen (meer, minder, verschil,
alles) en schatten
- groepjes herkennen van 6 zonder te tellen
- eenvoudig optellen en aftrekken onder de 12 en herkennen van de begrippen lengte,
inhoud, omtrek, gewicht
- tijdsaanduidingen als eerder, later, gisteren gebruiken en de seizoenen, dagen,
dagdelen benoemen
- de vormen cirkel, vierkant, driehoek, rechthoek, ruit, ovaal benoemen
- de kleuren rood, geel, blauw, groen en oranje, paars, zwart, wit, grijs, bruin
benoemen

Iets over samenwerken?


Kleuters spelen vooral naast elkaar, minder met elkaar. Vanaf ongeveer vier jaar gaan we dan zien dat
kinderen elkaar echt gaan opzoeken om te spelen. Op deze leeftijd ontwikkelen kinderen ook steeds meer spel
waarbij ze eigenlijk iemand anders nodig hebben. In je eentje politieman spelen is een stuk minder leuk dan
wanneer je een vriendje hebt die de boef wil spelen. En een bordspel is over het algemeen niet in je eentje te
spelen. Zo ontdekken kinderen dat er bij veel spel iemand anders nodig is om samen mee te spelen.
Met de start op school krijgen kinderen een hoop sociale regels voorgelegd waar het kind veel van leert en
hetgeen het kind heel erg helpt bij het op een goede manier aangaan van speelcontacten. Op deze leeftijd zien
we heel veel 'doen-alsof' spel: "Jij was de tijger en ik was de jager en toen ging jij rennen en ik ging achter je
aan. En jij verstopte je achter die boom en toen....." "Nee, ik klom in de boom en jij kon niet klimmen en
toen...." Zo maken de kinderen samen hun spel en ontstaat het echte samen spelen. Kinderen beginnen op
deze leeftijd ook wat vastere speelkameraadjes te krijgen, al kan dit nog wel erg wisselen. Wie vandaag een
hartsvriendin is, kan best over een paar weken amper nog ter sprake komen.
Vierjarige beginnen ook steeds beter te beseffen dat het kind met wie ze spelen ook gevoelens en wensen
heeft en dat hier bij het spelen rekening mee moet worden gehouden. Het ene kind gaat dat wat
gemakkelijker af dan het andere kind, maar voor bijna alle iedere vierjarige is dit best zo af en toe nog moeilijk.

Gedrag?
Kleuters ontdekken een persoon te zijn en ontwikkelen een "ik"-gevoel hetgeen leidt tot egocentrisme. In de
beleving van het kind draait de wereld om hem/haar. Hierdoor kunnen kleuters zich moeilijker inleven in een
ander.

Initiatief tegenover schuldgevoel (Erikson)


Het kind leert zelf activiteiten ondernemen en taakjes verrichten, zoals het aan- en uitkleden. In deze fase zal
hij allerlei activiteiten ondernemen en ondernemingszin aan de dag leggen. Het kind heeft plezier met wat hij
doet en tot stand brengt. Het kind kan ook onvoldoende ruimte krijgen zijn ondernemingszin uit te leven, of hij
krijgt te weinig veiligheid en structuur aangeboden. In deze gevallen zal het kind zich schuldig gaan voelen in
plaats van te genieten van wat het bereikt.

Lesdoelen voor de leerlingen


Beschrijf de concrete bedoeling(en) van de bewegingsactiviteiten (kijkwijzer: les- en ontwikkelingsdoelen)

Wat wil je de kinderen leren? (motoriek/kunnen)


De kinderen leren om een bal te gooien, te vangen en te stuiteren.
De kinderen leren om te klimmen, springen en te balanceren zonder daarbij de grond te raken.
De kinderen leren naar een andere hoepel toe te rennen.

Wat moeten ze straks weten? (kennen)


Vak 1:
- Er mag maar een kind per hoepel staan.
- De hoepel is van degene die als eerste in de hoepel staat.
- Verover de hoepel zonder elkaar te duwen.
Vak 2:
- Zorg dat de bal dichtbij je blijft.
- Probeer de bal tegen de muur te stuiteren en hem weer opvangen.
- Kun je dit goed doe je een stapje naar achteren.
Vak 3:
- Klim een rondje zonder de vloer aan te raken.
- Je mag alles gebruiken.
- Zorg ervoor dat je elkaar niet hindert.

Wat wil je zien op het gebied van samenwerken?

De kinderen kunnen naar elkaar kijken en daarbij wisselen van hoepel op een slimme manier
zodat degene die in het midden staan geen hoepel verovert.

Doelen op het gebied van gedrag?

Vak 1:
- Niet duwen.
- Eerlijk toegeven wie er als eerste was.
Vak 2:
- De bal rustig stuiteren zonder dat hij wild door de speelzaal heen stuitert.
Vak 3:
- Voorzichtig klimmen zonder elkaar te duwen of te hinderen.
- Denk aan anderen.
Onderwijsleersituatie
Vermeld bij elke fase welke didactische werkvormen, leeractiviteiten, leerinhouden, onderwijs- en leermiddelen en
organisatievorm je gebruikt (omschrijf kort wat jij gaat doen en wat laat je de kinderen doen)

1. Inleiding

We starten met de zaal klaarzetten. Dit doen we op de manier zoals die hieronder in de
opbouwschets is omschreven. Vervolgens laten we de kinderen binnenkomen en zetten we ze tegen
de muur neer. Vervolgens leggen we het spel met de ballonnen uit. dit doen we door het te laten
zien. We delen de ballonnen aan iedereen uit. De kinderen spelen het spel en na een aantal minuten
roepen we de kinderen weer bij elkaar. Als we merken dat de kinderen het spel te makkelijk vinden
maken we het een stukje moeilijker door ballonnen weg te laten zodat ze samen moeten doen.
Wanneer de activiteit voorbij is laten we de kinderen weer bij de muur staan en leggen we vak voor
vak uit wat de kinderen moeten gaan doen. Dit doen we door de opdrachten voor te doen.
2. Kern/instructie

Voeg een bijlage met de plattegrond (opbouwschets) toe. Organisatie: loopt het
3. Afsluiting/verwerking/evaluatie

Welke bronnen heb je geraadpleegd?

Literatuur, internet, methode(n)

Gelder, van W., Stroes,H. & Goedhart, B., (2015) Basislessen Bewegingsonderwijs in de speelzaal.
Heiloo : Druk in Beweging

http://tule.slo.nl/Bewegingsonderwijs/F-KDBewegingsonderwijs.html
Materiaallijst: groot- en klein materiaal/onderwijs- en leermiddelen

Klein materiaal :
- Hoepels (+/- 15 )
- Ballen (10)
- Ballonnen (30)

Groot materiaal :
- klimrek
- kasten
- matten
- banken

Kleuterbewegingsonderwijs
Bart – Adriënne – Anne

Les 1:

Thema Winter / Noordpool

Leuk begin met de ballonen. Goed dat jullie het aanpassen om te benoemen dat ze niet op de
materialen ogen.
Gymschoenen aantrekken is een puntje van voorbereiding.
Stilte tekens werken op het moment dat ze het zien. Mogelijk is daarom in de speelzaal klappen, 2
blokken of een fluitje een oplossing om stilte te creëren.
Ik zou de ballonnen eerst ingeleverd hebben en vervolgens pas verder met de uitleg gaan. Nu heb je
er al last van en moeten ze er mee zitten en laat je ze daarna de ballonnen als nog inleveren. Dit kost
tijden en zelfs negatieve aandacht omdat je een ballon moet afpakken.

In deze les kiezen julie ervoor om 3x alle drie de vakken uit te leggen. Wat slimmer en minder tijd
kost is alles 1x uitleggen en vervolgens de vakken gaan spelen. Hierdoor is er ook meer beweegtijd
over.
Leerlingen zijn allemaal goed in beweging.

Les 2:

Leuk dat je uitdaging hebt ingebracht in de les. Goed dat je leerlingen probeert naar een hoger
niveau te krijgen.
Goede differentiatie met een kleine en grotere bal, afstand en met samenwerking.
Laat leerlingen niet op de bal zitten. Van jongs af aan leren dat ballen daar niet goed tegen kunnen ze
dan de vorm van een ei krijgen.
Let op de tijdsplanning!
Al met al kan ik aangeven dat jullie goed gewerkt hebben. Hier en daar wat leerpuntjes die jullie mee
mogen gaan nemen in jullie stage. Veel succes.
Les 2: Dans
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Ine Lunter


Klas 3B Datum 23-10-2017
Stageschool Het Palet Groep 3
Plaats Hapert Aantal 28
lln.
Vak- vormingsgebied: Dans
Speelwerkthema / onderwerp: Bewegen op muziek
Persoonlijk leerdoel:
Ik wil ervoor zorgen dat er in deze les een veilig leerklimaat is. Niet alle kinderen zullen heel vrij durven dansen. Hier ga ik op letten en rekening mee houden.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoel: Aan het einde van de les zijn alle kinderen in staat om ritmisch op de maat van de
De kinderen zijn op het einde van de les in staat om ritmisch te bewegen op muziek te bewegen.
muziek. De kinderen maken ook kennis met verschillende dansspellen.
Op het einde van de les hebben de kinderen naar elkaar gekeken en geluisterd.
Procesdoel:
De kinderen leren samenwerken door naar elkaar te kijken en te luisteren.

Beginsituatie:

Algemeen:

Ik moet deze les rekening houden met B., S., en R. Dit zijn kinderen die erg door kunnen schieten in hun enthousiasme.

Niveau kinderen

Er is nog niet eerder dans in de klas gegeven dit jaar. Dit is de eerste keer dat ik de kinderen zie dansen.

Huidige niveaus en fasen van groep 3

- Kohlberg: Preconventioneel moreel besef


o Stadium 1: Oriëntatie op gehoorzaamheid en straf. Het morele oordeel hangt af van de gevolgen die de opvoeder koppelt aan een handeling.
o Stadium 2: Oriëntatie op eigenbelang. Regels zijn niet absoluut. Bij het morele oordeel spelen bedoelingen en eigenbelang ook een rol. Kinderen
doen iets omdat ze er iets voor terugkrijgen.
Kinderen in groep drie zitten vaak in stadium 1 van de preconventionele fase.

- Erikson:
Initiatief v.s. schuld ( 3 – 5): Kinderen zullen initiatieven durven nemen en gaat experimenteren met sociale contacten of iets (na)maken. Hij zal andere
kinderen opzoeken en voorstellen doen. Wanneer kinderen te veel regels opgelegd hebben gekregen en zich snel schamen, zullen ze dit niet durven. Ze
voelen zich dan schuldig voordat ze iets gedaan hebben.

Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid (6 – 11 jaar): Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen ze
een minderwaardigheidsgevoel.

Kinderen uit groep 3 zitten tussen bovenstaande fasen in.

- Fowler:
Fase 1: fantasieleven en imitatie: In deze fase wordt de verbeelding niet beperkt door logisch denken. Het is volgens Fowler een fase waarin het kind nog
geen vaste gedachtepatronen heeft, en snel contact maakt met het onderbewuste.

Betrokkenheid

Ik verwacht dat de kinderen erg betrokken zullen zijn tijdens deze les. Dit kan doorslaan in overenthousiastme. Ik probeer hier voor te waken, door de regels in het
begin al goed duidelijk te maken.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen /
Leraar   leergedrag leerling(en) Organisatie
5 min Introductie - Ik vraag de kinderen om in een kring op de De kinderen luisteren naar wat ik te vertellen heb. Ook De kinderen
grond te gaan zitten. luisteren ze naar de verwachtingen en de doelen van de les. zitten in een
- Ik vertel aan de kinderen dat we vandaag Wanneer de kinderen vragen hebben, mogen ze deze stellen kring op de
gaan dansen. Ik vertel aan de kinderen wat door hun vinger op te steken. Wanneer de kinderen geen grond.
ik van hen verwacht tijdens deze les: vragen meer hebben, gaan we aan de slag.
o Wanneer er iemand de beurt heeft, Alle
of de juf praat, dan ben je stil. stoelen/tafels
o Als je een vraag hebt, steek je je zijn aan de kant
vinger op. geschoven,
o Wanneer het je niet lukt om mee te zodat er een
doen, ga je aan de kant zitten en grote lege plek
kijk je toe. in het midden
- Ik vertel de kinderen wat de doelen van de overblijft.
les zijn.
o We leren om ritmisch op muziek te
bewegen.
o We maken kennis met
verschillende dansspelletjes.
o We leren samen te werken door
naar elkaar te kijken en te luisteren.
- Wanneer de kinderen geen vragen meer
hebben, begin ik met de les.
10 min Inleiding - Ik vertel de kinderen wat we gaan doen. De kinderen luisteren naar de uitleg van het spel. Zodra de Muziek (cd-
Kringdans Er gaat 1 iemand het lokaal uit. We wijzen muziek start, doen de kinderen mij na. Wanneer de eerste speler)
iemand aan die gaat dansen. De rest doet ronde gespeeld is, steken de kinderen een vinger op wanneer
deze persoon na. Vervolgens komt het kind ze graag de dansleider willen zijn. Kring
terug van de gang en moet diegene zoeken
wie de dansleider is. Is de leider gevonden,
dan is het spel voorbij.
- De eerste keer ben ik zelf de dansleider,
zodat de kinderen weten wat de bedoeling
is. Vervolgens vraag ik aan de kinderen wie
er op de gang wil gaan staan. Wanneer het
kind op de gang staat, vraag ik wie de
dansleider wil zijn. Vervolgens start het
spel. Dit doen we een aantal keren.
10 min Spel: - Ik vraag de kinderen of ze al weten wat De kinderen proberen zelf uit te leggen wat stopdans is. Ze Muziek (cd-
Stopdans stopdans is. steken een vinger op als ze een vraag hebben. Wanneer ze speler)
- Ik vraag de kinderen om eerst zelf uit te geen vragen meer hebben, beginnen we met stopdans.
leggen wat dit inhoudt. Wanneer ze er niet De kinderen
uit komen, help ik ze. bewegen vrij in
- De muziek start en iedereen begint te het lokaal
dansen. Zodra de muziek stopt, blijf je zo
stil als een standbeeld staan. Als je nog
aan het bewegen bent, moet je op je billen
op de grond gaan zitten. Wie als laatste
overblijft, is de winnaar.
- Ik zet de muziek aan en laat het spel
beginnen.
15 min Spel: - Ik vraag de kinderen om verspreid in het De kinderen gaan verspreid in het lokaal staan. Ze bewegen Muziek (cd-
Lichaamsdans lokaal te gaan staan. Daarna vertel ik kort de lichaamsdelen die ik opnoem. Hierna bewegen ze als een speler)
dat we een lichaamsdans gaan doen. robot en in slow-motion.
- Ik start de muziek en vraag de kinderen De kinderen
steeds het lichaamsdeel te bewegen wat ik bewegen vrij in
opnoem. het lokaal
- Wanneer we verschillende lichaamsdelen
gehad hebben, vraag ik de kinderen om als
een robot te bewegen. Als laatste bewegen
de kinderen in slow-motion.
5 min Evaluatie - Ik vraag aan de kinderen of we de doelen De kinderen luisteren naar de vragen en denken kritisch na
behaald hebben en hoe we die behaald over de antwoorden. Ze bekijken met elkaar of de doelen van
hebben. de les behaald zijn.
- Wat was moeilijk? Wat was gemakkelijk?
Waarom?
5 min Terugzetten - Ik vraag de kinderen om de klas weer zo te De kinderen ruimen met elkaar het lokaal op. Ze zetten de Timer
van de zetten zoals normaal. Ik zet een timer op tafels en stoelen terug in de oorspronkelijke staat.
klassenopstelli het bord. Ze krijgen hier met z’n alle 3
ng minuten de tijd voor. Daarna zit iedereen
weer op hun eigen plek met hun mond op
slot.

Persoonlijke reflectie
Doordat ik in de pauze alles al klaar had gezet, waren de kinderen verrast toen ze het lokaal binnenkwamen. Ik heb meteen verteld dat dit
een dansles was en dat de kinderen rustig op de grond mochten gaan zitten. Dit werkte erg goed. De kinderen luisterden goed naar mijn
opdrachten en deden goed mee.

Mijn doel was in deze les om ook de minder opvallende kinderen bij de les te betrekken. Door vanaf het begin af aan de regels met de
kinderen door te spreken, wist iedereen wat ik van hen verwachtte. Op die manier is deze les fijn verlopen. De ‘onopvallende’ kinderen
kregen hierdoor de ruimte om ook van zich te laten horen en zien. Ik heb veel kinderen gecomplimenteerd op hun gedrag. Hierdoor wilde
de gehele groep zijn best doen. Dit zorgde voor een prettige manier van werken.
Reflectie werkplekbegeleider

Feedback mentor (inclusief handtekening)


Datum: 23-10-2017
Van te voren heb je goed nagedacht over je handelen. Dit zag ik duidelijk terug aan het begin van de les: de kinderen wisten meteen waar
ze aan toe waren. Ook toen R. het lastig vond om geduldig te zijn, reageerde je op een positieve manier. Je hebt laten zien dat je ook een
‘drukkere’ les zeer goed kunt uitbouwen. Je hebt aan het einde van de les met de kinderen besproken hoe ze de doelen hebben behaald.
Dit vonden ze lastig, waardoor de betrokkenheid afnam. Dit heb jij ook opgemerkt. Je handelde goed door de kinderen tegen elkaar te laten
vertellen waarom ze wel of niet de doelen behaald hadden. Zo gingen ze zelf nadenken en was iedereen aan de slag, waardoor je
uiteindelijk toch je leerwinst met de kinderen hebt kunnen bespreken.
Verantwoording
Bij dans maakt men gebruik van het MVB-model. Het
MVB- model bestaat uit drie verschillende delen. Dit
zijn materie, vorm en betekenis. Wanneer je dit
naast mijn lesvoorbereiding houdt, kun je de
volgende koppelingen maken.

Materie
Dit wil zeggen dat je bewegingen met je lichaam
maakt. In mijn les zitten drie verschillende vormen
van dans. Bij het eerste spel, de kringdans, is het de
bedoeling dat je zo’n klein mogelijke bewegingen
maakt, zodat degene die in het midden staat, je niet
ontdekt. Bij het tweede spel gaat het om het stilstaan
wanneer de muziek stopt. Het gaat hier ook om
snelle bewegingen en het reactievermogen. Bij het
derde en laatste spel is het van belang dat de
kinderen nadenken wat ze met de verschillende ledematen doen. Hierdoor worden ze zich bewust
van wat er eigenlijk allemaal met hun lijf kan.

Vorm
Bij dit deel gaat om de vormingsprincipes. Dit zijn onder andere begrippen zoals: herhaling, contrast,
articulering en frasering. Bij de kringdans gaat het om het contrast van beweging naar stilstaan. Bij
het laatste spel gaat het om articulering. De kinderen articuleren het lichaamsdeel wat ik genoemd
heb.

Betekenis
Een aantal kinderen vinden dansen niet erg interessant. Dit zijn voornamelijk de jongens. Het thema
van de les is voornamelijk het spelen van spellen. De jongens vinden dit erg leuk, omdat ze
competitief zijn ingesteld. Ze willen graag van elkaar winnen. De betekenis voor deze les is voor de
kinderen het spelelement (Hyedanus-de Boer, Corbey, van Nunen, & Riet, 2012).
Les 3: Muziek

Voorbereiding leeractiviteit
Naam student: Adriënne Egelmeers
School: Het Palet Plaats: Hapert
Stagegroep: 3B Datum activiteit: 11-09-2017
Studieloopbaanbegeleider: Janneke Romeijnders Duur activiteit: 30 minuten
Basisschoolcoach: Philip Spooren Domein/vak: Muziek
Mentor: Ine Lunter

Inhoud en doelen

Thema / onderwerp
Het thema van deze les is ‘giraf’ en verbeelding. De kinderen leren door middel van het lied wat ze allemaal zouden kunnen en willen
doen als ze een giraf zouden zijn.
Beginsituatie van de leerlingen
Kennis: wat weten de leerlingen al? Vaardigheden: wat kunnen de leerlingen al? Gedrag: met welk gedrag moet je rekening houden? Welke verschillen zijn er
tussen kinderen?

Omdat dit de eerste keer is dat ik een muziekles aan ze geef, bespreek ik met ze welk instrument ik meegenomen heb (gitaar). Ook
vertel ik wat de regels zijn tijdens een muziekles en wat ik van de kinderen verwacht.

Er bestaat een kans dat er een aantal kinderen zijn die het spannend vinden om te zingen. Ik benadruk dat muziek een vak is waar je
niet per se goed in hoeft te zijn, het gaat erom dat je plezier hebt.
De leerlingen hebben verder behoefte aan duidelijke instructie, structuur en het veilige gevoel in de klas. Ze hebben nog niet eerder
in deze klassenindeling gezongen.

Ik verwacht dat R. moeite kan gaan hebben met het enthousiasme van de andere kinderen. Wanneer ik dit merk, vraag ik wat hij het
fijnste vindt en of ik hem daarmee kan helpen. Er bestaat een kans dat ik hem negatieve aandacht moet geven.

De kinderen weten wat een giraf is. Ik activeer de voorkennis door in het begin van de les samen met de kinderen een woordweb te
maken over de giraf.

Leerdoel
Wat moeten de leerlingen aan het einde van de les concreet kennen, kunnen of ervaren hebben (proces/productdoel)?
Hoe houd je bij het stellen van de leerdoelen rekening met verschillen? Hoe past je leerdoel binnen de kerndoelen/leerlijnen?

Procesdoel:
Doordat dit de eerste muziekles is die de kinderen van mij krijgen, wil ik ervoor zorgen dat alle kinderen plezier hebben in het muziek
maken. Ze leren mij en mijn normen en waarden kennen aan de hand van deze muziekles. Ze ervaren hoe het is om in een groep
muziek te maken.
Productdoel:
Aan het einde van de les kunnen de kinderen zelfstandig het lied ‘Giraf’ zingen, op de juiste toon en op het juiste ritme.
Kerndoel 54:
De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om
er mee te communiceren.
 met bewegingen de vorm van liederen of muziekfragmenten weergeven
 eenstemmige, korte en ritmisch eenvoudige liedjes, verbonden met het thema of onderwerp
 liedjes in het toongebied c' - c''
 verschillende maatsoorten: in dit lied komt de maatsoort 4/4 en 2/4 voor

Taaldoel
Hoe wordt taal als middel ingezet in de les? (begripsontwikkeling, mondelinge activiteiten, schriftelijke activiteiten)

Netwerkopbouw, begripsontwikkeling, mondelinge activiteit

Competentieontwikkeling

Kritische handelingen en standaarden


(in combinatie met je persoonlijke leerdoelen)
bijv. A3-1.3: dit laat ik bij deze activiteit zien met ...

Gesprekstechnieken
C3: Omgaan met verschillen
1.1 Gesprekstechnieken/ vormen kennen en toepassen
kent meerdere gesprekstechnieken en gespreksvormen en past deze – afgestemd op de situatie – adequaat toe

Opbouw van de leeractiviteit

Leerinhoud
Welke vakconcepten komen aan de orde? (koppeling kennisbases)
Kerndoel 54
De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te gebruiken,
om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.

- eenstemmige, korte en ritmisch eenvoudige liedjes, verbonden met het thema of onderwerp
- liedjes in het toongebied c' - c''
- verschillende maatsoorten
- eenvoudige structuren met herhalingen en afwisselingen in de tekst en de melodie
- gezongen met begeleiding van een 'meezing Cd'
- aandacht voor articulatie en zuiverheid

Didactiek
Welk didactisch model zet jij in? (koppeling kennisbases)

Toonhoogte, toonduur, ritme, betekenis (KVB-model)


Ik heb het KVB-model in deze les gebruikt. KVB staat voor klank, vorm en betekenis. Binnen dit model zijn er vijf verschillende domeinen:
- Zingen
- Luisteren
- Spelen op instrumenten
- Muziek lezen en noteren
- Bewegen op muziek
Ik heb gebruik gemaakt van alle drie de domeinen: vorm, klank en betekenis. Dit komt terug in het eerste gedeelte van de les. Ik heb zoveel mogelijk van deze
domeinen in proberen te bouwen in mijn les. Dit is met de volgende domeinen gelukt:
- Zingen
- Luisteren
- Spelen op (niet)instrumenten
Ik heb hier bewust voor gekozen, omdat er anders erg veel op de kinderen af zou komen. Ze hebben nog nooit eerder van mij muziekles gehad. Ook was het de
eerste keer dat ik mijn gitaar meenamen. Ik wilde bij deze les vooral dat de kinderen zouden ervaren dat muziek maken erg leuk is en hoe je op een goede
manier muziek maakt. Dit heb ik in mijn les terug laten komen door gebruik te maken van het KVB-model.

Fasering Concretisering Organisatie


Hoe is je instructie opgebouwd? Welke materialen en leermiddelen heb je nodig?
Welke didactische werkvormen zet je in? Welke groeperingsvormen hanteer je?
Wat doe jij als leerkracht? Wat doen de kinderen? Welke tijdsplanning hanteer je?
Hoe zorg je voor context, interactie en taalsteun? Gebruik je een specifieke ruimte?

Start Ik vertel de kinderen dat ik ze vandaag een muziekles ga Gynzy


geven. Ik vraag de kinderen of ze weten welk instrument ik Gitaar
Hoe start je met de meegenomen heb. Ik vertel kort iets over de gitaar die ik Muziekboek
activiteit? meegenomen heb.
Hoe maak je jouw
bedoelingen duidelijk? Ik vertel de kinderen dat het doel van de les is dat we een lied 10 minuten
Hoe wek je de gaan leren wat uiteindelijk iedereen op de juiste manier (ritme Klaslokaal
belangstelling?
Hoe sluit je aan bij de
en toonhoogte) mee kan zingen.
beginsituatie? Ik laat een afbeelding van een giraf op het bord zien. Welk dier
is dit?
Ik ga naar de volgende slide. Wat kun je al vertellen over een
giraf (woordweb)? Hiermee activeer ik de voorkennis en heb ik
een binnenkomer. Dit wekt belangstelling op.

Hierna vraag ik de kinderen om te luisteren naar het lied wat ik


ze ga aanleren. Ik stel de volgende vragen:
1. Waar gaat dit lied over?
2. Waar kan de giraf allemaal bij?
3. In welk stukje moet ik even diep adem halen?

De beginsituatie is lastig te bepalen op het gebied van muziek,


omdat ze nog niet eerder muziekles van mij gehad hebben.
Voortgang Ik houd de belangstelling door de kinderen opdrachten te
geven tijdens de luisterfase. Later laat ik ze delen van het lied
Hoe houd je de zelf meezingen (en een he-le lange nek). Op die manier horen
belangstelling vast? ze het lied een aantal keer en maakt dit het makkelijke om later
Hoe werk je
doelgericht?
het gehele lied mee te zingen.
Hoe verwerk je de
instructies? Ik houd R. goed in de gaten tijdens de les. Op deze manier
Op welke manier ga je bekijk ik wat hij nodig heeft en welke grenzen er getrokken
rekening houden met moeten worden.
verschillen?

Door zelf enthousiast te zijn, probeer ik de kinderen ook


enthousiast te maken en ze eventueel uit hun schulp te laten
kruipen, zodat ik uiteindelijk iedereen hoor zingen (hard/zacht,
groep voor de klas).
Ik leer de kinderen het lied aan volgens de weggeefmethode.
De kinderen krijgen steeds de opdracht om een stukje meer
mee te zingen. Hierdoor kennen ze op het einde van de les het
gehele lied.
Evaluatie Aan het einde van de les vraag ik de kinderen om te vertellen
of het gelukt is om mee te zingen met het lied. Zou je het lied
Hoe sluit je de later voor papa of mama kunnen zingen omdat je het
leeractiviteit af? onthouden hebt? Waarom wel of waarom niet?
Hoe ga je na of de
doelstellingen zijn
bereikt? Kunnen ze dit ook laten zien (eventueel in groepen voor de
Hoe geef je klas)?
feedback/feedforward?
Wat doe je met het Tijdens de les geef ik de kinderen feedback op hetgeen ze
opgeleverde werk?
zingen. Ook geef ik feedback op hun gedragingen.
Bronnen
Welke methode, boeken, websites etc... heb je voor het ontwerpen van deze leeractiviteit gebruikt?

Van der Lei, R., Haverkort, F., & Noordam, L. (2015). Muziek meester! (4e ed.). Amersfoort, Nederland: ThiemeMeulenhoff.
Haverkort, F. (2009). Eigen-wijs (2e ed.). Born, Nederland: Stichting ter bevordering van de Muzikale Vorming.

Persoonlijke reflectie
Ik merkte aan het begin van de les dat de kinderen erg enthousiast waren over de gitaar. Daardoor duurde het eerste gedeelte van de les langer dan
gepland. Ik kon ze gelukkig vrij gemakkelijk weer terugpakken, waardoor de les niet overspoeld werd door drukte. De kinderen waren op het einde van e
les in staat om het gehele lied zuiver en zelfstandig te zingen. Ik heb ook een aantal kinderen gevraagd om het voor het bord te komen zingen.
J. bracht in de middag zijn eigen gitaar mee en wilde daar graag wat over vertellen (foto 2). Het was erg leuk dat de kinderen zo enthousiast waren over
deze les.
Reflectie werkplekbegeleider
Ik heb deze les met een glimlach op mijn gezicht gezeten. Je hebt de kinderen erg geënthousiasmeerd en dit was erg leuk om te zien.
Zoals je zelf al zei: de kinderen waren in het begin erg druk. Wat goed van jou dat je daar niks van gezegd hebt, maar verder bent gaan spelen op je gitaar.
Op die manier wilden de kinderen graag weer luisteren naar wat er nog meer gebeurde.

Je hebt de doelen van de les kort met ze besproken. Door de kinderen te vragen of ze de doelen behaald hadden, wilde ze je graag laten zien dat dat ook
daadwerkelijk zo was. Het was een mooie les, eentje om van te genieten.
Oude kind
Les 1: Drama
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels

Klas H1EH16VB Datum 17-10-2016

Stageschool Sint Jan Groep 8

Plaats Duizel Aantal lln 21

Vak- vormingsgebied: Drama

Speelwerkthema / onderwerp: Emoties

Persoonlijk leerdoel:

- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om meer differentiatie in mijn lessen toe te passen en mijn lessen aan te sluiten aan het niveau van alle kinderen.
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede lesgeefmethode aangeleerd te hebben: tussen consequent en aardig/grappig/gezellig in.
Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten en kan dit toepassen in mijn lessen.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:

Productdoel: - De kinderen zijn op het einde van de les in staat om emoties zo uit te beelden
dan de rest van de klas de emotie kan raden en/of overnemen.
- Kerndoel 54: - De kinderen zijn in staat om tot aan het einde van de les op een sociale manier
De leerlingen leren beelden, muziek, taal, spel en beweging te met elkaar om te gaan waardoor er een fijn klassenklimaat ontstaat.
gebruiken, om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en - Aan het einde van de les waren de kinderen in staat om hun
om er mee te communiceren
emoties uit te drukken tijdens het spelen. Bij de ene ging dit
 Aan het einde van de les hebben de kinderen kennis gemaakt gemakkelijker dan bij de ander, maar uiteindelijk hebben alle
met emoties. Ze kunnen emoties bij anderen herkennen en kinderen hun niveau verbeterd.
kunnen ze zelf uitvoerend spelen.
- Kerndoel 55
De leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te
reflecteren.

 De kinderen gaan zelfstandig aan de slag met een


ontwerpopdracht. Ze reflecteren hierbij op hun eigen werk en
dat van anderen.
Procesdoel:

- Op het einde van de les durven de kinderen iets van zichzelf te


laten zien tijdens het toneelspelen en laten dit zien aan de rest van
de groep.
Beginsituatie:

Niveau kinderen:

De kinderen hebben nog niet vaker dramales gehad dit jaar. Over het algemeen geven leerkrachten op de Sint Jan niet veel dramalessen, omdat ze werken met een
thema. Tijdens de eindmusical van groep 8 zal drama vaker terug komen, maar dit pas op het einde van het jaar.

De klas is verdeelt in verschillende groepjes binnen de klas, dit zorgt ervoor dat ik me goed moet richten op de veiligheid in de klas. Drama is een vak waarbij je jezelf
bloot moet geven. Dit zullen kinderen erg lastig vinden omdat ze bang zijn voor de reactie van anderen. Ik ga zorgen voor een fijn leerklimaat door de kinderen te
vertellen wat ik verwacht van ze. Ik maak dit bespreekbaar met ze en leg meteen de regels uit tijdens deze les.

Actualiteit:

We hebben vorige week een gesprek gehad over gedrag in de klas. De kinderen gaven aan dit te willen verbeteren in de klas. Ik ga hier op een speelse manier mee
aan de slag.

Huidige niveaus en fasen van groep 8:

o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun vriendengroep.
Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.

Betrokkenheid:

Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben. Ik verwacht dat ze misschien overenthousiast zijn, vandaar de consequenties die ik in het begin van de
les al aan ze aangeef. Ik verwacht dat de kinderen goed mee zullen doen met deze les, vooral omdat ze het nog niet eerder met deze werkvormen gedaan hebben.

Lesverloop

Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie

Leraar   leergedrag leerling(en)


Introductie Klaarzetten - Ik vraag de kinderen om binnen 1 minuut het lokaal - De kinderen verbouwen Materialen:
van de te verbouwen in een kring; de tafels aan de zijkant de klas in 1 minuut van
10 minuten werkvorm + van het lokaal en de stoelen er in een halve kring klassenopstelling naar - Timer
vertellen van voor. Het midden van de kring blijft leeg. Na 1 halve kring.
de regels minuut zit iedereen op zijn/haar stoel en zijn de - De kinderen luisteren
Organisatie:
monden op slot. naar mijn uitleg.
- Ik vertel de kinderen wat het lesdoel is, namelijk het - Opstelling van
Feedup herkennen en uitbeelden van gevoelens. Hierbij is klassenopstelling
het belangrijk dat je naar je eigen werk kijkt, maar naar halve kring.
ook naar dat van anderen. Dit oefenen we door
emoties op verschillende manieren in de les te
behandelen. Jullie mogen op het einde van de les
feedback geven op de anderen.
- Ik vertel de kinderen de regels die ik heb bij een
dramales. Ik vertel ze dat dit een vrije les is waarbij
je veel zelf mag doen. Ik vind elkaar uitlachen om
wat voor reden dan ook geen geschikt gedrag
omdat je jezelf blootgeeft aan de anderen en dit kan
erg confronterend zijn. Daarom spreek ik met ze af
dat ze 2 waarschuwingen krijgen wanneer ze me
storen. De volgende keer dat ik gestoord wordt,
mogen ze niet meer meedoen met de les. Ik vertel
ze dat ik hoop dat dit niet gaat gebeuren, dit zou
heel jammer zijn. Dit alles vertel ik op een positieve
manier.
- Ik vertel de kinderen de eerste opdracht die we gaan
doen. We gaan een regenbui nabootsen. Ik begin
met het wrijven in mijn handen. De kinderen die ik - De kinderen luisteren
aankijk doen me na. Wanneer iedereen in zijn/haar naar mijn uitleg en doen
Regenbui handen wrijft, begin ik met het knippen in mijn me na (wrijven in
(rustige vingers. Ik kijk de kinderen aan en zij doen mij weer handen, knippen met
activiteit) na. De laatste stap van de regenbui is het slaan op vingers, slaan op
je bovenbenen. De kinderen doen mij weer na bovenbenen).
wanneer ik ze aankijk. Ik bouw het weer af door de
stappen af te bouwen. Dus van slaan op
bovenbenen naar knippen met je vingers naar
wrijven in je handen.
Voorbereiding onderwerp Man aan de - Ik vertel de kinderen dat we dadelijk in tweetallen - De kinderen luisteren Materialen:
deur een stukje gaan uitbeelden. De nummers 1 zijn de naar de uitleg.
bewoners, de nummers 2 zijn mensen die aan gaan - De kinderen gaan bij hun - Digibord (voor
bellen bij de bewoners. De aanbellers bedenken zelf twee- of drietal staan. tweetallen)
10 minuten Organisatie:
een emotie waarmee zij aanbellen. Door een - De kinderen voeren de
toneelstuk op te voeren met tekst moet de bewoner opdracht uit  bij een
- Tweetallen (één
er achter zien te komen wat er mis is en welke drietal zijn er twee die
drietal)
Feedback en feedforward emotie de aanbeller uitbeeldt. open doen of twee die
geven - Ik verdeel de kinderen in tweetallen (één drietal). aanbellen.
- Wanneer de kinderen klaar zijn, wisselen ze om van
rol.
- Ik loop door het lokaal om de kinderen feedback en
feedforward te geven.
- Na 5 minuten vraag ik de kinderen om terug op hun
plek in de kring te gaan zitten.
Kern onderwerp Tableau - Ik vertel de klas de volgende opdracht. Ik verdeel de - De kinderen gaan in hun Organisatie:
vivant klas in 3 groep van 7. De kinderen verzinnen zelf groep van 7 een situatie
een verhaal waarbij één van de emoties sterk naar bedenken waarbij één - 7 tallen
voren komt (bijvoorbeeld iemand wint een lot uit de van de emoties sterk - Halve kring
15 minuten
loterij en wordt geïnterviewd door een journalist = naar voren komt.
blij). Dit gaan ze proberen uit te beelden met een - De kinderen verzinnen 2
tableau vivant (een foto). poses om deze situatie
Kinderen geven feedback - Ik geef de kinderen 5 minuten om twee ‘foto’s ’ te uit te beelden.
op anderen bedenken bij hun situatie. - De kinderen die in de
- Ik vraag de groepen een voor een naar voren klas zitten raden de
waarbij zij de ‘foto’s’ uitbeelden aan de klas. De rest emotie en de situatie.
van de klas doet de ogen dicht totdat de foto klaar
staat. Daarna wordt de tweede foto getoond aan de
klas. De klas raadt daarna wat de situatie was op de
foto’s en welke emotie daarbij hoort.
- De kinderen reflecteren per groep op hun eigen
werk en op dat van anderen.
Afsluiting Bank in het - Ik vraag de kinderen om 4 krukken voor het bord - De kinderen luisteren Materialen:
park neer te zetten. naar mijn uitleg.
- Ik leg de kinderen de volgende opdracht uit. De drie - De kinderen voeren de - 4 krukken
krukken geven een bankje in het park weer. Je mag opdracht uit door Organisatie:
15 minuten)
zelf bepalen wanneer je erbij gaat zitten. Als je dit verschillende emoties uit
- Halve kring
doet, neem je een emotie in je hoofd. Deze beeld je te beelden en te
uit met zowel tekst als gedrag. Degene op het herkennen.
bankje moet de emotie zien te raden door goed te
kijken en vragen te stellen en neemt deze emotie
dan van je over. Wanneer Piet bijvoorbeeld op het
bankje komt zitten en hij heeft blijdschap in zijn
hoofd, neemt Jan die op het bankje zit deze emotie
over en gaan ze samen in gesprek. Dit moet dus
een blij gesprek zijn. Wanneer Kees er later bij komt
zitten, verandert de emotie dus. Hij heeft verdriet in
zijn hoofd; het hele bankje wordt verdrietig. Je mag
zelf weten wanneer je weer opstaat en terug naar je
plek gaat. Je mag ook zelf weten wanneer je op het
bankje gaat zitten en wat je emotie is. Je mag alleen
op het bankje gaan zitten als er plek is.
- Na 15 minuten stop ik de opdracht en ga door naar
de volgende.
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om meer differentiatie in mijn lessen toe te passen en mijn lessen aan te sluiten aan het niveau van
alle kinderen.
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede lesgeefmethode aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten en kan dit
toepassen in mijn lessen.

Wat deed ik?


Differentiatie:
De opbouw van de les zorgde ervoor dat ik de kinderen geleidelijk meenam naar een hoger niveau. Ik kon merken aan de kinderen dat ze dit fijn vonden.
Op die manier hoefden ze zichzelf niet opeens bloot te geven.
Ik vond het wel moeilijker om kinderen uit hun schulp te halen. Sommige kinderen vonden het lastig om naar voren te komen tijdens een van de
opdrachten. Zij waren veel afwachtender. Ik heb geprobeerd om hen te helpen door positieve feedback te geven. Op deze manier kreeg ik steeds meer
inbreng van de kinderen op de les.
Lesgeefmethode:
In het begin merkte ik dat de klas inderdaad overenthousiast op de les reageerde. Ik heb er toen een aantal uit de kring gezet. Toen het na een tijdje weer
drukker werd, zei ik er ineens minder van. Dit kwam doordat ik in de gaten had dat het kwam door de werkvorm en het feit dat de kinderen
overenthousiast waren.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Ik vind het niet slim van mezelf dat ik na een tijdje de touwtjes weer liet vieren. Op die manier was het niet eerlijk voor de kinderen die al uit de kring
waren gezet, maar op die manier kreeg ik ook een steeds drukkere klas.

Hoe nu verder?
Ik ga de klas de volgende keer weer op een positieve manier aanspreken. Ik heb het idee dat dit werkt en kinderen steeds meer durven te doen en zeggen
tijdens de dramales.
De volgende keer laat ik de teugels niet meer vieren, ook al krijg ik in de gaten dat het waarschijnlijk door de werkvorm komt. Op die manier wordt het
namelijk niet rustiger. Ik ga proberen consequenter op te treden.
Reflectie werkplekbegeleider
Je hebt in deze les een pittige lesopbouw gebruikt. Je hebt het organisatorisch goed opgebouwd. Het was duidelijk wat je ging doen en op welke manier.

Deze klas kan moeilijk omgaan met drukke werkvormen. Probeer deze dan ook zo min mogelijk in je lessen te gebruiken. Op die manier zorg je ervoor dat
je minder last hebt van de wisselingen in je les. Op die manier kun je sneller verder met de volgende opdracht. Ik vond het knap van je dat je ondanks alle
drukte toch rustig bleef. Zorg wel dat je, wanneer je kinderen aanspreekt of uit de kring zet om het rustiger te krijgen, consequent blijft. Er waren er een
aantal die namelijk uit bleven proberen.

Zeer leerzame les!


Verantwoording
Wat heb ik gedaan? Waarom heb ik deze keuze(s) in het ontwerp van deze
activiteit gemaakt (met betrekking tot de theorie)?

Ik heb voor de leerinhouden vanuit de Ik heb naar Tule gekeken omdat ik geen methode vanuit mijn
leerlijnen gekeken naar TULE omdat ik stageschool had. Ik heb deze verschillende kerndoelen in
deze les zelf ontworpen heb. Ik heb verschillende delen van mijn les ingezet.
gekeken naar de kerndoelen van drama
en vanuit daar doelen gesteld voor Ik heb ervoor gekozen om voor deze les het overkoepelende
mijn les. thema emoties te pakken. Dit heb ik gedaan omdat de kinderen
Hieronder staan deze kerndoelen. Ik in mijn klas het lastig vinden om op de juiste manier met elkaar
heb deze omgezet naar eigen woorden om te gaan. Ze gaan er vaak vanuit dat iemand iets expres doet
en ze zo geschreven dat ze voor mijn en denken naar mijn idee niet na over de gevolgen daarvan.
les van toepassing zijn.
Daarom heb ik kerndoel 54 ook in mijn les verwerkt. Door de
Kerndoel 54: kinderen spelenderwijs met emoties om te laten gaan, kunnen
De leerlingen leren beelden, muziek, ze communiceren op een indirecte manier. Ik laat ze oefenen
taal, spel en beweging te gebruiken, met het herkennen van emoties door ze zelf te laten spelen
om er gevoelens en ervaringen mee uit maar door ze ook goed naar anderen te laten kijken en zo te
te drukken en om er mee te bepalen welke emotie uitgebeeld wordt.
communiceren.
- Aan het einde van de les Ook heb ik kerndoel 55 aan het einde van mijn les ingezet. De
hebben de kinderen kennis kinderen reflecteren hier op het werk van elkaar en van
gemaakt met emoties. Ze anderen. De kinderen gaan hiermee aan de slag tijdens de
kunnen emoties bij anderen eindopdracht met het tableau vivant. Ze reflecteren hierbij op
herkennen en kunnen ze zelf hun eigen werk en het werk van anderen.
uitvoerend spelen.
Doordat er in mijn klas verschillende groepen leerlingen zitten,
Kerndoel 55: wilde ik er zeker van zijn dat iedereen zich op zijn gemak zou
De leerlingen leren op eigen werk en voelen. Voordat ik hiermee aan de slag kon gaan, heb ik eerst
dat van anderen te reflecteren. naar de theorie gekeken. De Nooij (2012) zegt hier het volgende
- De kinderen gaan zelfstandig over.
aan de slag met een
ontwerpopdracht. Ze In groep 8 steken de voortekenen van de puberteit op. Dit
reflecteren hierbij op hun brengt met zich mee dat kinderen zich van zichzelf en van
eigen werk en dat van anderen. anderen bewust worden. Dit heef twee verschillende kanten,
een positieve en negatieve kant. De positieve kant is dat
Ik heb voor deze les niet alleen kinderen respect voor een bepaald leeftijdsgenootje hebben als
gekeken naar de kerndoelen voor deze deze goed in drama is. Hierdoor kan de bereidheid om elkaar te
les. Ik heb ook gekeken naar het sociale complimenteren groter zijn. Ook kunnen tips van
gedrag van de kinderen onderling en medeleerlingen erg positief werken en het groepsgevoel
daar mijn les op gebaseerd. Dit heb ik versterken.
beschreven in de beginsituatie. De andere, negatieve, kant is dat deze tips kunnen leiden tot
onzekerheid ten opzichte van het eigen kunnen (spelprestaties).
Dit gebeurt sneller als de leerkracht de indruk geeft dat er zware
eisen aan de dramales worden verbonden. Dit kan voor
sommige kinderen resulteren in het einde van het spelplezier.

Ik heb dit in mijn les verwerkt door niet al te diep in te gaan op


de reden dat ik deze les geef (gesprek). Hierdoor komt er naar
mijn eigen idee niet zo’n druk op de les te staan omdat ik de
kinderen op een speelse manier met het onderwerp emoties
aan de slag laat gaan. Verder maak ik in het begin van de les
duidelijke afspraken met de kinderen. Ik wil niet dat je elkaar om
wat voor reden dan ook uitlacht of een gemene opmerking
maakt. Bij drama geef je je namelijk bloot en niets is ‘gek’ of
‘raar’.

Ik begin mijn les verder ‘veilig’: de kinderen hoeven nog niet


veel eigen initiatief te laten zien bij de werkvorm ‘regenbui’.
Ook bij ‘man aan de deur’ blijft het veilig doordat ze in een
tweetal aan de slag gaan en het nog niet nodig is om het voor de
klas te spelen. Dit gebeurt pas bij ‘tableau vivant’ voor het eerst.
De kinderen werken hier in groepen. Pas bij ‘bankje in het park’
wordt van de kinderen verwacht dat ze zelfstandig werken door
eigen inbreng te geven aan het spel wat voor de klas gespeeld
wordt. Ze kunnen hiervoor niks voorbereiden en zijn dus
volledig afhankelijk van hun eigen improvisatie.
Door deze opzet in mijn les te gebruiken, gaan de kinderen
steeds meer zelfstandig invullen en worden ze stap voor stap
voorbereid op het eigen improviseren.

Ik heb er in mijn les voor gekozen om Door verschillende werkvormen in mijn les toe te passen, zorg
verschillende werkvormen in te zetten. ik ervoor dat ik een actieve les krijg waarbij de kinderen op
verschillende manier met het onderwerp kunnen oefenen. Het
onderwerp van deze les is emoties. Hierdoor krijg ik een les met
een rijke en uitdagende leeromgeving. Vooral bij het einde van
de les (bankje in het park) wanneer de kinderen moet
improviseren wordt dit toegepast. De kinderen moeten door
middel van hun eigen improvisatie erachter zien te komen wat
de ander aan het uitbeelden en spelen is. Daarnaast moeten ze
zelf bedenken hoe ze daarop gaan reageren.

In de vorige kolom heb ik verantwoord waarom ik de


verschillende werkvormen gekozen heb. Hier volgt een
verantwoording voor de werkvorm ‘regenbui’.

Ik heb hiervoor de volgende vormen Ik heb er verder voor gekozen om in het begin van mijn les een
gekozen: de werkvorm ‘regenbui’ te gebruiken. Doordat mijn klas vaak
 Regenbui overenthousiast is zodra we iets anders gaan doen dan een
 Man aan de deur methodeles, moet ik er eerst voor zorgen dat het weer rustig
 Tableau vivant wordt in de klas. Dit doe ik door een rustgevende werkvorm in
 Bankje in het park te zetten, waarbij de kinderen goed op moeten letten wat ik
doe. Pas als ik ze aankijk mogen ze meedoen met hetgeen ik
voordoe. Om een echt regenbui effect te krijgen, moeten ze
ook stil zijn, anders kunnen ze het niet horen. Op deze manier
zorg ik ervoor dat er na een moment van gerommel een
rustmoment komt in mijn les. Daarna kan ik verder met het
begin van mijn les over emoties.
Ik heb in mijn les gebruik gemaakt van Ik heb eerst in de theorie gezocht naar de begrippen feed up,
het geven van feedup, feedback en feed forward en feedback. Ik heb hier het volgende over
feedforward. Ik heb de kinderen gevonden.
aanwijzingen gegeven toen zij
Feedbackvragen Vorm
zelfstandig aan de opdracht man aan de
deur en het tableau vivant bezig waren. Waar werk ik Feed up
naartoe (doel)?
Ook hebben de kinderen onderling Hoe doe ik het Feedback
feedback gegeven op elkaars werk. tot nu toe?/Hoe
Hierdoor kijken ze naar elkaars werk. sta ik ervoor?
Door te reflecteren op elkaars werken Hoe nu Feed forward
leren ze omgaan met het geven van tips verder?/Wat is
en tops. Ook zorg ik er zo voor dat ze mijn volgende
kritisch naar hun eigen werk en naar stap?
het werk van anderen kijken.
Ik heb feed up aan het begin van de les toegepast. Dit heb ik
gedaan door ze het doel van de les te vertellen. Hierdoor weten
de kinderen wat we gaan doen in de les en ook waar ze naartoe
werken.
Ik geef de kinderen tijdens het werken aan de opdrachten man
aan de deur en tableau vivant feedback op het proces, de taak
en hun zelfsturing. Dit doe ik om de volgende reden:

Iedere feedbackvraag kan beantwoord worden met betrekking


tot de taak, het proces, de zelfsturing en de leerling als persoon.

De taak Feedback op het Verder heb ik


onderwerp (inhoud) opgezocht wanneer
waarmee de leerling feedback geven het
bezig is. effectiefst is. Dit zegt
Het proces Feedback op de het volgende.
manier waarop de
leerling de taak Feedback is effectief:
aanpakt. - Als de leraar en
Zelfsturing* Feedback op de leerling hetzelfde
*Meest manier waarop beeld van het doel
effectief leerlingen hun werk hebben.
plannen, monitoren - Als de feedback
en bijsturen wordt begrepen.
De leerling Opmerkingen over de - Als de leerling
als persoon* leerling die niet bereid is iets te doen
*Minst specifiek zijn. aan de kloof tussen
effectief (Goed gedaan!) intenties en resultaat
en dus bereid is advies te ontvangen.
Dit pas ik toe in de les. Ik ben er zeker van dat de kinderen
hetzelfde lesdoel hebben als ik, omdat ik dit aan het begin van
de les heb verteld. Verder zorg ik ervoor dat de kinderen mijn
feedback begrijpen.
Les 2: Muziek en taal
Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven
Bron: Didactisch model ‘van Gelder’

Student(e) Adriënne Egelmeers Mentor Manon Kessels


Klas H1EH16VB Datum 12-12-2016
Stageschool Sint Jan Groep 8
Plaats Duizel Aantal lln 21
Vak- vormingsgebied: Taal en muziek
Speelwerkthema / onderwerp: Expressieve teksten schrijven (rap)
Persoonlijk leerdoel:
- Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.
Lesdoel(en): Evaluatie van lesdoelen:
Productdoel: Productdoel:
- Kerndoel 7 Aan het einde van de les hebben alle kinderen in een groep van 3 kinderen op het stukje
De leerlingen leren informatie en meningen te vergelijken en te muziek dat ik ze geef een rap geschreven die talig klopt en een betekenis over op
beoordelen in verschillende teksten. vakantie gaan weergeeft.
en
Kerndoel 8
De leerlingen leren informatie en meningen te ordenen bij het Procesdoel:
schrijven van een brief, een verslag, een formulier of een werkstuk. De kinderen omschrijven hun ervaringen van de les op het einde van de les. Aan de hand
Zij besteden daarbij aandacht aan zinsbouw, correcte spelling, een hiervan bekijk ik of dit lesdoel behaald is.
leesbaar handschrift, bladspiegel, eventueel beeldende elementen
en kleur.
 Aan het einde van de les zijn de kinderen in staat om in een
groep een rap te schrijven die te maken heeft met op vakantie
gaan. Dit doen ze op het juiste ritme. In het gemaakte stuk
komt duidelijk naar voren welke betekenis het lied heeft. Ook
de spelling en de zinsbouw klopt.

Procesdoel:
- Kerndoel 9
De leerlingen krijgen plezier in het lezen en schrijven van voor hen
bestemde verhalen, gedichten en informatieve teksten.
 De kinderen ervaren hoe het is om een stuk tekst (rap) te
schrijven.
Beginsituatie:
Niveau kinderen:
De kinderen hebben dit halve jaar al vaker muziekles van mij gehad. Ik neem vaak mijn gitaar mee om de kinderen liedjes aan te leren. Ik geef ook vaker
methodelessen waarbij het gaat over klank, vorm en betekenis (KVB-model).
De kinderen hebben door de methodelessen al door wat de begrippen klank, vorm en betekenis betekenen. Ze hebben nog niet eerder een vrije les gehad waarbij ze
zelf teksten mogen ontwerpen op een ritme.

Actualiteit:
Het thema in dit kwartaal is op de Sint Jan ‘de kaart’. In deze les gaan de kinderen een stuk tekst schrijven over op vakantie gaan. Hierbij is het van belang dat ze de
tekst goed schrijven en het op het ritme van de muziek maken.

Huidige niveaus en fasen van groep 8:


o Kohlberg: Conventioneel niveau  De kinderen nemen de normen van hun directe omgeving over. Wat de directe omgeving als goed bestempelt, zal
het kind ook als zodanig benoemen. Kinderen richten zich tijdens en rond de puberteit niet meer op de directe omgeving, maar op hun vriendengroep.
Wat daarbinnen als norm of waarde valt, zullen zij ook zo bestempelen.
o Erikson: Arbeidzaamheid v.s. minderwaardigheid  Door kinderen te prijzen krijgen ze meer zelfvertrouwen, door ze te straffen of te kleineren krijgen
ze een minderwaardigheidsgevoel.
o Fowler: Fase 2: mythisch–letterlijk geloven  verhalen als echt gebeurd ervaren.

Betrokkenheid:
Ik verwacht dat de kinderen een hoge betrokkenheid hebben en snel aan de slag willen. Rap is echt iets van deze generatie. Ik haal de actualiteit in de school door aan
te sluiten bij het thema. Hierdoor wil ik de kinderen zo snel mogelijk aan de slag zetten met het maken van de rap.
Lesverloop
Tijd Leerinhoud Didactische handelingen Leeractiviteit Materialen / Organisatie
Leraar   leergedrag leerling(en)
Introductie Verschillende - Ik laat de kinderen het lesdoel zien - De kinderen kijken naar de twee filmpjes op - Digibord
filmpjes en vertel kort wat we in de les gaan Youtube. Ze bedenken wat het verschil is tussen de - Filmpjes met
doen. verschillende filmpjes. muziekfragmenten
+/- 10 Luisteren naar - Ik vertel de kinderen dat ik de les - De kinderen beantwoorden mijn vragen. Lange Frans laten
minuten vorm en start met twee filmpjes op Youtube. zien.
betekenis De kinderen krijgen de opdracht om
de twee filmpjes te bekijken en
(werken aan daarna te vertellen wat het verschil
kerndoel 7) is.
o Filmpje 1:
https://www.youtube.com/
watch?v=yayMuZxlttc
o Filmpje 2:
https://www.youtube.com/
watch?v=2n860FFKjFU
- Ik vraag de kinderen om de
verschillen tussen de twee filmpjes
(2e filmpje is negatief). Hierbij stel ik
ze de volgende vragen:
o Hoe kun je dit zien?
o Hoe kun je dit horen?
o Wat is het verschil qua tekst?
Kern Rap verder - Ik vertel de kinderen dat we eerst - De kinderen luisteren naar mijn uitleg. - CD met
bekijken klassikaal een rap gaan maken. - De kinderen klappen mee op hun knieën op de drummuziek
15 minuten - Ik begin het laten horen van een twee verschillende ritmes. - CD speler
stukje drummuziek (CD). Ik vraag de - De kinderen gaan per groep aan de slag met de - Tekst op het bord
kinderen om de eerste keer te twee verschillende ritmes en wisselen daarna om. (eerste zin)
luisteren. Daarna zet ik de muziek - De kinderen vertellen wat kenmerkend is aan rap.
nog een keer aan en mogen ze - De kinderen maken samen met mij de algemene
proberen om mee te klappen op hun rap.
knieën. - De kinderen rappen het uiteindelijke stuk samen
met mij.

- Wanneer dit goed gaat, mogen de


kinderen het volgende ritme ook
meeklappen met de opname.

- Nadat de kinderen beide ritmes


onder de knie hebben, verdeel ik de
klas in twee groepen. De ene groep
klapt het eerste ritme, de tweede
groep de tweede. Daarna wisselen
de kinderen om en klappen ze het
andere ritme.
- Ik vraag de kinderen eerst waar rap
herkenbaar door is (rijmen, op de
maat van de muziek).
- Ik vertel de kinderen het volgende:
‘We gaan straks met de hele klas een
raptekst bedenken. Deze bestaat uit
4 regels. Ik geef je de eerste zin:
"Lekker op vakantie, met de auto
weg.” Wie weet er een leuke zin die
hierop rijmt?'
- Ik schrijf deze zin op het bord en
spreek de tekst zelf ritmisch uit. Ik
geef de kinderen de tijd om even iets
te bedenken. Ik overleg samen met
de kinderen wat goed zou passen en
waarom.
- Ik rap het stuk samen met de
kinderen.
Kern (2) Maken rap - Ik vertel de kinderen dat we nu zelf - De kinderen gaan aan de slag met het schrijven van - 7 groepjes van 3
een rap gaan maken. Wat gebeurt er een rap. Ze houden zich aan de punten die - Gynzy
nog meer deze vakantie? Maak nog 4 hiernaast staan. - Digibord
+/- 15 eigen rapregels in groepjes van 3. - De kinderen stellen eventueel vragen aan mij over - Papier en pen
minuten - Ik vertel de kinderen dat ze een de opdracht.
kwartier de tijd hebben voor de - De kinderen werken samen aan de opdracht.
opdracht. - De kinderen ruimen op en gaan op hun eigen plek
- Ik geef de kinderen de volgende terug zitten.
punten mee:
o De zinnen die je maakt
moeten rijmen.
o Er zitten geen schunnige
woorden in je tekst.
o De tekst die je voor de rap
maakt moet zonder
spelfouten geschreven
worden.
o De rap moet in
verhaalstructuur geschreven
worden.
o Lees je rap nog een aantal
keren door voordat je klaar
bent.
- Ik vraag de kinderen om in de
groepen te gaan zitten die ik op
Gynzy heb staan. Ik deel de lege
vellen papier uit om de kinderen op
te laten schrijven.
- Ik loop rond om de vragen van de
kinderen te beantwoorden.
- Ik vraag de kinderen om de laatste
dingen af te ronden.
Slot Presentatie - Ik vraag de 7 groepen één voor één - De kinderen presenteren hun gemaakte rap. - 7 groepen van 3
+/- 15 rap om naar voren te komen en het stuk - De kinderen geven per groep steeds een positieve kinderen
minuten dat ze geschreven hebben, te reactie op de rap. - Gynzy: lesdoel
presenteren. Ze rappen de tekst die - De kinderen beschrijven wat ze vonden van het terugkoppelen
ze gemaakt hebben. schrijven van een rap. Ook vertellen ze waarom ze
- Ik vraag de rest van de klas steeds daar zo over denken.
om de groep een positieve reactie te - De kinderen bekijken samen met mij of we het
geven op de rap. leerdoel behaald hebben en waarom.
- Ik vraag de kinderen wat ze van het
schrijven van de rap vonden. Vond je
het leuk/niet leuk? Waarom dan?
- Ik kijk samen met de kinderen terug
naar het lesdoel. Hebben we het
behaald? Waarom?
Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
Aan het einde van dit kwartaal ben ik in staat om voor mij een goede manier van lesgeven aangeleerd te hebben: tussen consequent en
aardig/grappig/gezellig in. Ik weet op het einde van dit kwartaal wat ik van de kinderen verwacht en wat ze van mij kunnen verwachten.

Wat deed ik?


Toen ik begon met de les waren de kinderen zeer betrokken. We hadden het er al vaker over gehad over dat de kinderen een keer een rap wilden maken.
Toen ik ze de beginopdracht gegeven had, gingen de kinderen meteen aan de slag. Ze vonden het in eerste instantie lastig om op het goede tempo de
tekst te maken. Na wat aanwijzingen van mij, konden ze weer verder. Hierdoor werd het een beetje onrustig, maar toen ik klassikaal had terug gepakt
hoe de ritmes ook alweer gingen, konden alle groepen weer verder met het schrijven van de tekst.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Ik vind het leuk dat ik met deze les bij de belevingswereld van de kinderen aan kon sluiten. Hierdoor merkte ik dat ze enthousiast met de opdracht aan de
slag gingen. Ook ben ik blij dat ik de twee vakken geïntrigeerd heb. Hierdoor krijg je een andere kijk op zaken. Ook hebben de kinderen nu een
interactievere manier van werken met taal. Het heeft nu ook een doel, ze moeten hun geschreven tekst namelijk presenteren.

Hoe nu verder?
Ik wil in de toekomst vaker vakintegratie doen. Hierdoor zijn kinderen actief met de lesstof bezig. Ook vind ik het leuk als de kinderen met ideeën komen,
waarna we die samen uitvoeren.

Feedback mentor
Je hebt de les mooi opgebouwd en uiteindelijk beide doelen behaald. Door muziek aan taal te koppelen, zorg je ervoor dat de kinderen interactief met de
lesstof aan de slag gaan. Je merkte meteen dat het rapgedeelte meteen aansloeg bij de kinderen. Ik hoorde zelfs een aantal kinderen ‘yes’ zeggen toen je
verteld had wat ze in de les gingen doen.

Ik zie dat je erg bezig bent met het bespreken van de doelen. Je blikt na de les kort terug op de doelen die je in het begin met de kinderen besproken had.

Hierdoor zorg je ervoor dat de kinderen weten waar ze aan werken en kunnen ze in dit geval ook hun mening geven.
Vakspecifieke verantwoording
Verantwoording
lesontwerp
Welke vakdidactiek heb Taal:
je gebruikt? Stellen:
In deze les heb ik met de kinderen gekeken naar het schrijven van een
muzikale tekst (rap). Hiervoor heb ik naar de vakdidactiek van stellen
gekeken.

Je kunt taal gebruiken om met anderen te communiceren, om greep te


krijgen op de werkelijkheid en om iets op een bijzondere manier uit te
drukken. Er zijn daarom drie verschillende functies van taal. Deze heb ik
hieronder kort uitgeschreven.
1. Communicatieve functie
Je gebruikt een tekst om iemand iets duidelijk te maken. Het kan
zijn dat je bepaalde informatie wilt overbrengen, dat je iets wilt
uitleggen of dat je je mening wilt geven.
2. Conceptualiserende functie
Hierbij gebruik je taal om greep te krijgen op de werkelijkheid.
Door dingen voor jezelf te verwoorden worden ze duidelijk.
Kinderen moeten de taal ook kunnen gebruiken als een middel om
hun gedachten, ervaringen en gevoelens te ordenen.
3. Expressieve functie
Mensen gebruiken taal om te experimenteren, om hun gevoelens
te uiten, om iets te zeggen dat anderen nog niet eerder zo hebben
gezegd.

In mijn les komen de eerste en de derde functie van taal terug. De kinderen
proberen in hun rap duidelijk te maken wat zij denken dat er gaat
gebeuren met op vakantie gaan. Ze willen hier informatie over
overbrengen. Ook de expressieve functie van taal komt terug. De kinderen
uiten hun gevoelens over op vakantie gaan in de rap. Zo kunnen ze
bijvoorbeeld vertellen waarom bepaalde dingen wel of niet leuk waren op
vakantie.
Dit is van belang omdat kinderen op deze manier hun mening durven te
vormen over een bepaald onderwerp.

Muziek:
Rappen
Rappen is een vorm van tekstimprovisatie. Wanneer je gaat rappen met de
kinderen in je klas, is het de bedoeling dat je een basisritme laat horen op
een cd.
Ik heb dit gedaan door de kinderen eerst een beat te laten horen die ze
daarna na moeten klappen. Op die manier zorg ik ervoor dat de kinderen al
weten hoe het ritme ongeveer gaat. Ze gaan later actief aan de slag met dit
ritme door hierop een rap te maken.
Waarom heb je deze Stellen
vakdidactiek gebruikt? In deze les heb ik de vakdidactiek van stellen gebruikt om mijn les weer te
geven. De kinderen schrijven zelf een rap. Hierdoor is het van belang dat ze
weten met welk doel de rap geschreven moet worden. Dit heb ik ze laten
zien door het lesdoel met ze te bekijken.
Verder is het van belang dat ik weet hoe ik stellen aan moet bieden aan de
kinderen. Dit heb ik verder beschreven onder het kopje ontwerptheorie.

Rappen
Door de informatie die ik gezocht heb over het aanbieden van rappen in de
klas, wist ik dat ik een muziekfragment moest zoeken waarbij het ritme te
horen was. Op die manier ben ik in staat om het onderdeel rappen goed
aan de kinderen aan te bieden. Ook de verdere verwerking hiervan heb ik
beschreven onder het kopje ontwerptheorie.
Welke leertheorie heb je Bij deze les heb ik gebruik gemaakt van de leertheorie van het
gebruikt? constructivisme. Kennis komt volgens deze theorie tot stand door eigen
invulling, maar ook door invulling en opvattingen van anderen. Door de
kennis die een kind heeft te spiegelen aan een ander, wordt deze verrijkt.
Ik heb dit in mijn les terug laten komen door de kinderen in groepen aan de
slag te zetten met de rap. Er zijn altijd kinderen die meer inbreng in een
groep zullen hebben dan anderen, maar wanneer deze ideeën gedeeld
worden, zullen kinderen die dingen nog niet wisten dit op deze manier
oppakken.
Waarom heb je deze Bij deze opdracht is het van belang dat de kinderen uit verschillende
leertheorie gebruikt? ideeën uiteindelijk op één ontwerp komen. Daarvoor moeten de kinderen
samenwerken. Op die manier wordt het niveau van de kinderen verhoogd
doordat ze eigen vaardigheden kunnen uitbreiden en kunnen vergelijken
met anderen.
Welke ontwerptheorie Taal
heb je gebruikt?
Bij het schrijven van een tekst, maak je gebruik van verschillende
strategieën. Daarbinnen zitten verschillende vaardigheden. Ik heb de
stelvaardigheden opgeschreven en daar kort achter gezet waar in mijn les
je dit terug ziet.
1. Bepalen van het doel, het publiek en de tekstsoort
Dit heb ik al voor de kinderen bepaald omdat ze doorgaan op het
stuk dat we samen geschreven hebben. Het doel is het maken van
een rap, het publiek is de klas en de tekstsoort is amuseren. Hierop
gaan de kinderen door met het verder schrijven van de tekst.
2. Verzamelen, selecteren en ordenen van de inhoud
Hierbij is het van belang dat de kinderen eerst gaan inventariseren
wat ze allemaal in de tekst zouden kunnen verwerken. Ze gaan met
de groep aan de slag en bedenken eerst verschillende ideeën die ze
in de tekst zouden kunnen verwerken. Ze gaan daarna aan de slag
met de tekst en wat ze er wel en niet in willen zetten.
3. Structureren van de tekst
Het is hier van belang dat de kinderen de tekst die ze geschreven
hebben, gaan structuren. De tekst moet in een logische volgorde
worden geordend.
4. Formuleren
De kinderen zetten bij deze stap hun ideeën omzetten in worden.
Ze moeten de juiste woorden kiezen en goede zinnen maken.
Wanneer de kinderen een goede woordenschat hebben, hebben ze
meer kans op slagen. Ze kunnen namelijk hun woorden goed onder
woorden brengen.
5. Reviseren
De kinderen herlezen hun tekst bij deze stap. De kinderen vragen
zich af of de luisteraar snapt wat er gezegd wordt in de rap. Voor
kinderen is dit een moeilijke vaardigheid. Ze zijn al snel tevreden
met het eerste product. Daarom heb ik in de opdracht gezet dat de
kinderen moeten terugkijken naar hun tekst en alles nog een keer
over moeten lezen.
6. Verzorgen van de tekst
Bij deze vaardigheid gaat het om de lay-out van de tekst. Deze stap
komt niet echt naar voren in de opdracht die ik de kinderen
gegeven heb. Het gaat namelijk over de tekst zelf en niet over de
opmaak van de tekst.

Muziek
KVB-model
KVB staat voor klank, vorm en betekenis. IN dit model wordt de essentie
van muziek (klank, vorm en betekenis) gecombineerd met de ring van de
vijf verschillende domeinen (zingen, luisteren, muziek maken, muziek lezen
en noteren, bewegen op muziek). De buitenring vertelt iets over de manier
waarop mensen bezig zijn met muziek.

Klank kun je op gehoor onderscheiden: muziek klinkt hard, zacht, hoog,


laag, snel of langzaam. Muziek kan variëren in toonduur, toonhoogte,
sterkte en klankkleur.
De vorm van de muziek wordt bepaald door herhaling, contrast en variatie.
Hier hoort ook het akkoordenschema en melodie bij.
Onder betekenis verstaan we het feit dat muziek iets kan vertellen. Muziek
doet iets met mensen.

In mijn les komt betekenis sterk terug. De kinderen maken zelf een tekst
voor een rap over op vakantie gaan. Ze gaan aan de slag met het vertellen
van een verhaal in hun stuk tekst. Ook zijn de kinderen aan de slag met
klank. Ze gaan aan de slag met tempo. Dit doen ze aan de hand van de
klapopdracht.
Ik heb in mijn les verder gebruik gemaakt van de buitenkring. Ik ga met de
kinderen aan de slag met zingen, luisteren en maken. De kinderen
zingen/rappen het stuk dat ze geschreven hebben, luisteren naar het
introductiefilmpje van Lange Frans en maken zelf de tekst van de rap die ze
uiteindelijk uit gaan voeren.
Waarom heb je deze Door deze theorieën aan elkaar te koppelen, krijg ik een zeer rijke les. Ik
ontwerptheorie(ën) combineer de theorie van muziek en taal, waardoor ik beide vakgebieden
gebruikt? uitgebreid aan bod laat komen. Op deze manier kan ik gemakkelijk een
vakintegratie uitvoeren. Ik wissel de theorie van muziek af met die van taal.
Hierdoor kan ik ook al mijn lesdoelen behalen.

Bronnenlijst

Theorie muziek:
Vrolijk, R. (2013). Nieuw Geluid. Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.
Lei, R. van der, & Haverkort, F. (2013). Muziek Meester! (3e ed.). Amersfoort, Nederland:
ThiemeMeulenhoff.

Theorie taal:
Huizenga, H., & Robbe, R. (2013). Basiskennis taalonderwijs. Groningen/Houten, Nederland:
Noordhoff.

Informatie leertheorie:
Veen, T. van der, & Wal, J. van der. (2012). Van leertheorie naar onderwijspraktijk.
Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.
Jonge en oude kind: BVO
Project
Op mijn stageschool heb ik een project opgestart wat te maken had met beeldende vorming. Het was
de bedoeling dat er 2 opdrachten gedaan werden.

Mijn persoonlijke doel bij dit project was het feit dat ik hierin met verschillende leeftijden om moest
gaan. Alle kinderen hebben een ander niveau. Ik wilde eens ervaren hoe het is om met alle groepen
samen te werken.

Ik heb dit project door heel de school uitgevoerd. Ik heb van alle klassen 3 of 4 kinderen laten helpen
aan het project. Het was dus klasoverstijgend. Het was de bedoeling dat de verschillende bouwen
zouden samenwerken om de opdrachten tot een goed einde te laten komen.

Aan het einde van het project heb ik de kinderen kort terug samen laten komen in de aula om de
foto’s die ik gemaakt heb gezamenlijk te bekijken. Hierbij vroeg ik de kinderen naar de samenwerking
tussen de verschillende klassen. Het verslag hiervan is terug te lezen in mijn persoonlijke reflectie.
Hieronder heb ik de verschillende opdrachten kort uitgeschreven. Ook heb ik erbij gezet welke klas ik
welk project heb laten doen. In de verantwoording leg ik uit waarom ik bepaalde keuzes heb
gemaakt.
Opdracht 1 :
Bij deze opdracht was het de bedoeling dat de kinderen op transparante sheets met watervaste
stiften voorwerpen gingen tekenen. Ze moesten van mij eerst een schets maken op een wit A4-tje,
waarna ze het op een sheet mochten tekenen. Ik gaf de kinderen daarbij de volgende voorbeelden:

Voor deze opdracht heb ik de groepen 5 en 6 de sheets laten tekenen. De kinderen van groep 1 en 2
waren degene die achter de sheets mochten gaan staan. De resultaten zijn te vinden in de
fotocollage.

Opdracht 2 :
Bij deze opdracht was het de bedoeling dat de kinderen met stoepkrijt op het schoolplein tekeningen
gingen maken waarna ze zelf bij de tekening moesten gaan liggen om het plaatje af te maken. Ook
hierbij heb ik de kinderen eerst op een blad laten schetsen wat ze precies gingen tekenen. Ik heb ze
hierbij de volgende voorbeelden laten zien.

Ik heb de tekenopdracht uit laten voeren door groep 7 en 8. Deze kinderen hebben daarna kinderen
van groep 3 en 4 aangestuurd buiten. Zo hebben ze samen de werken getekend en ingekleurd.
Uiteindelijk zijn ze ook op de foto gegaan bij hun gemaakt werk. Ook hiervan zijn de resultaten te
vinden onder het kopje foto’s.
Foto’s

Aan de hand van de opdrachten die ik met de kinderen


gedaan heb, heb ik de volgende fotocollage gemaakt.
Hierop is de zien dat ik de kinderen aan de slag heb gezet
met een uitdagende leeromgeving. De opdrachten
moesten buiten uitgevoerd worden. Ook waren de
materialen waarmee de opdrachten uitgevoerd moesten
worden niet standaard. De kinderen hebben nog niet
eerder gebruik gemaakt van stoepkrijt of sheets bij lessen
beeldende vorming.

Ook was de leeromgeving uitdagend omdat de kinderen


met verschillende klassen samen moesten werken.
Hierdoor moest er goed gecommuniceerd worden om het
project uiteindelijk tot een goede afloop te laten verlopen.
Persoonlijke reflectie
Les 1:
Wat wilde ik?
In deze les wilde ik meer ervaring krijgen met het lesgeven aan verschillende groepen kinderen. Hierin hadden alle kinderen een andere leeftijd. Ik wilde
werken met klasoverstijgend werkvormen.

Wat deed ik?


Eerst ben ik naar theorie gaan zoeken over de verschillende levensfasen. Deze heb ik beschreven in de verantwoording. Daarna heb ik gekeken naar de
opdrachten die ik de kinderen zou geven. De opdrachten werden uiteindelijk meer gericht op de bovenbouw. Daarna heb ik de opdracht verder
uitgewerkt.
Ik heb alleen de tijd die de kinderen met de opdrachten bezig waren niet helemaal goed ingeschat. De kinderen hadden uiteindelijk meer tijd nodig dan ik
van te voren verwacht had. Die heb ik ze na overleg met de juffen ook gegeven.

Welke betekenis heeft het voorafgaande voor mij?


Doordat ik me verdiept heb in het niveau van de kinderen, was het niet erg lastig om mijn project uit te voeren. Ik had veel informatie waar ik mee aan de
slag kon. Ik vond het fijn dat ik een project op kon starten waarmee ik oefen met het uitvoeren van een opdracht over meerdere klassen. Dit zorgt ervoor
dat ik hier bekwamer in ben geworden.

Hoe nu verder?
Ik wil vaker aan de slag gaan met klasoverstijgend onderwijs. Op die manier leer je erg goed plannen. Ook is het hierbij van belang dat je weet welk niveau
de kinderen hebben. Het is ook prettig dat alle kinderen zo positief op de opdrachten reageerden.
De kinderen gaven bij de nabespreking aan dat ze het leuk vonden om een keer met andere groepen samen te werken. Mede hierdoor wil ik ook vaker
projecten op gaan zetten waarbij meerdere klassen participeren.
Reflectie werkplekbegeleider
Je hebt bij dit project duidelijk je doel bereikt. Je hebt de kinderen van verschillende klassen samen laten werken. Het is niet erg dat je het qua tijd niet
helemaal goed ingeschat had, creatieve dingen kosten vaker meer tijd dan je van tevoren ingeschat had. Toen de kinderen later in onze klas terug
kwamen, waren ze erg enthousiast.
Het was duidelijk dat je tijdens je voorbereiding op zoek bent gegaan naar verdieping. Dat zie ik terug in de manier waarop je alles georganiseerd hebt.

Al met al zeer goede opdrachten!


Vakspecifieke verantwoording
Verantwoording
lesontwerp
Welke vakdidactiek heb Kerndoel:
je gebruikt? Omdat ik voor deze opdracht alle klassen bij elkaar gezet heb en zo een
project heb gemaakt, was het erg lastig om een kerndoel te kiezen. Alle
kinderen hebben een ander niveau en daardoor was het moeilijk om daar
een kerndoel met bijpassend tussendoel aan te hangen.
Alle klassen samen zijn natuurlijk bezig geweest met samenwerken. Zonder
elkaars hulp was het nooit gelukt om het project tot zo’n goed einde te
brengen.
Daarom was het algemene (proces)doel van het project:

‘De kinderen leren met kinderen buiten hun eigen klas samen te werken. Dit
doen ze op een respectvolle manier.’

Bovenbouw:
De kinderen van de bovenbouw (5 t/m 8) zijn bezig geweest met de
begrippen ruimtesuggestie en beeldaspecten. Het eerste betekent dat een
tekening of schilderij uit een plat oppervlak heeft. Je kunt ruimte
suggereren zodat je de illusie krijgt dat er ruimte is. Onder het laatste
vallen de volgende begrippen onder: punt, lijn, vlak, vorm, licht, kleur,
ruimte, textuur en compositie. Bij dit project was vooral het laatste begrip
compositie van belang.

Onderbouw:
De kinderen van de onderbouw (1 t/m 4) zijn vooral bezig geweest met het
observeren van het werk van anderen. Ook hebben zij de eerste stappen
gezet in het samenwerken en de kinderen van de bovenbouw ondervraagd
wat de bedoeling was van hetgeen zij bedacht hadden.
De kinderen leren hierdoor dat ze ook aan oudere kinderen hulp kunnen
vragen, ook al lijkt ze dat misschien spannend omdat de kinderen van de
bovenbouw ouder zijn.

Eigen doel:
Ik heb dit project gedaan met de kinderen omdat ik voor mezelf wilde
ervaren hoe het is om met verschillende klassen door elkaar te werken aan
één project. Hierbij komt veel plannen kijken. Ook moet ik weten waar de
kinderen precies staan en wat ik ze wel en niet kan laten doen.
Ik wil met dit project mijn vakdidactiek verbeteren.
Waarom heb je deze Ik heb voor de verschillende klassen gekeken naar de verschillende
vakdidactiek gebruikt? perioden waar de kinderen in zitten. Deze heb ik hieronder verder
uitgewerkt. Vanuit daar heb ik de doelen gemaakt.

Gecodeerde werkelijkheid (4,0 tot 9,4 jaar)


Deze periode kenmerkt zich aan het feit dat het kind niet tekent wat het
ziet. Het kind werkt op deze manier omdat het een eenvoudige manier
nodig heeft om alles wat het ziet te organiseren. Het kind geeft objecten in
zijn werkstuk aan door met zichzelf (bewust of onbewust) af te spreken dat
het een voorwerp vanaf dat moment zo tekent.
Zichtbare werkelijkheid (9,4 tot 15 jaar)
Kinderen tekenen in deze periode wat ze zien. In deze fase laten kinderen
vaak een probleemfase zien, waarin ze dingen zeggen als: ‘Het is stom. Het
lukt niet en ik weet niet hoe het moet.’ De leerkracht kan hierop ingaan
door goede begeleiding te bieden. Ook is het verstandig om
gemeenschappelijk te reflecteren. Door kinderen feedback te laten geven
op werken van andere kinderen, zorg je ervoor dat ze positieve dingen
zeggen en zien, maar ook leer je ze om te vertellen waarom ze zelf iets
anders gedaan zouden hebben.

Door deze twee fasen uit te werken, heb ik besloten om de bovenbouw de


opdrachten uit te laten voeren. Ik wilde namelijk als resultaat iets zien wat
je kunt ‘herkennen’. Daardoor was de opdracht die ik uiteindelijk bedacht
heb, meer gericht op de bovenbouw. De onderbouw heeft in het project
meer ondersteuning gegeven.
Welke leertheorie heb je In deze les heb ik de constructivistische leertheorie gebruikt. Tijdens het
gebruikt? leren vindt interactief plaatst tussen leerling, leerkracht en leerstof. De
kinderen presenteren de leerstof aan elkaar en leggen het uit. Bij het
constructivisme dient het leren uitdagend en uitnodigend te zijn.

Ik heb dit in mijn les verwerkt door de kinderen vooral interactief met
elkaar bezig te laten zijn. Deze opdracht bestaat vooral uit de interactie
tussen leerlingen. Ook heb ik de opdracht zo gemaakt dat het uitdagend en
uitnodigend is. De materialen die de kinderen mogen gebruiken, gebruiken
ze niet iedere dag. Ook moeten ze nadenken over hoe ze de opdrachten uit
gaan werken en inlevingsvermogen hebben over hoe het er uiteindelijk uit
komt te zien.
Waarom heb je deze Het constructivisme is een moderne leertheorie. Het gaat ervan uit dat
leertheorie gebruikt? mensen leren door reacties en opvattingen uit hun omgeving. Vaak wordt
het constructivisme dan ook beschreven als ‘leren als een sociaal
leerproces’.
Omdat de maatschappij constant aan het veranderen is, is het van belang
dat kinderen al op de basisschool leren om samen te werken. Het is steeds
meer van belang dat we samenwerken. Ik bereid ze hiermee al voor op de
toekomst.
Welke ontwerptheorie Ook dit was lastiger in te vullen omdat ik met de hele school aan de slag
heb je gebruikt? ging. Ik heb eerst naar het fasenmodel gekeken dat je bij een BVO les
gebruikt. Daar heb ik de volgende delen uit gepakt die ik kon gebruiken
voor mijn project.

Opdracht 1:

Materiaalgebruik:
Papier, potlood, gum, sheets, watervaste stiften.
Tijd:
Groep 5 en 6 gaan de ideeën bedenken. Ze krijgen hier een half uur de tijd
voor. Daarna gaan ze samen met groep 1 en 2 naar buiten en geven ze
aanwijzingen over hoe de kleuters moeten gaan staan. Ik maak de foto’s.
De kinderen krijgen hier 20 minuten voor.
Activiteit introduceren:
Ik introduceer de activiteit door de kinderen van groep 5 en 6 te vertellen
over Pokémon. Wat is kenmerkend aan spelen van Pokémon? Wanneer je
buiten een Pokémon gaat vangen, zijn ze er natuurlijk niet echt. Wat wij
gaan doen in dit project is het volgende: we gaan net zoals bij Pokémon
dingen bedenken die pas tot leven komen als je er zelf ook.
Aan de hand van deze uitleg laat ik de kinderen de voorbeelden zien.
Verslag:
Het verslag ga ik zelf maken, door alle foto’s samen te voegen in een
collage.
Evalueren:
Wanneer ik zowel opdracht 1 en 2 met de kinderen gedaan heb, laat ik ze
10 minuten terug in de aula komen om samen te bekijken hoe het project
uiteindelijk geworden is. Ik vraag de kinderen hierbij naar het
samenwerken met de anderen klassen. Wat vonden ze daarvan?

Opdracht 2:
Materiaalgebruik:
Papier, potlood, gum, stoepkrijt
Tijd:
Groep 7 en 8 gaan de ideeën bedenken. Ze krijgen hier een half uur de tijd
voor. Daarna gaan ze samen met groep 3 en 4 naar buiten en geven ze
aanwijzingen over hoe de verschillende tekeningen gemaakt moeten
worden op de stoep. Later gaan ze met elkaar op de foto. Ik maak de
foto’s. Voor het stoepkrijten en het maken van de foto’s krijgen de
kinderen 45 minuten.
Activiteit introduceren:
Ik introduceer de activiteit door de kinderen van groep 7 en 8 te vertellen
dat ik met een project bezig ben waarbij het de bedoeling is dat alle
klassen samenwerken. Ik vertel de kinderen wat de opdracht is.
Aan de hand van deze uitleg laat ik de kinderen de voorbeelden zien.
Verslag:
Het verslag ga ik zelf maken, door alle foto’s samen te voegen in een
collage.
Evalueren:
Wanneer ik zowel opdracht 1 en 2 met de kinderen gedaan heb, laat ik ze
10 minuten terug in de aula komen om samen te bekijken hoe het project
uiteindelijk geworden is. Ik vraag de kinderen hierbij naar het
samenwerken met de anderen klassen. Wat vonden ze daarvan?
Waarom heb je deze Door deze ontwerptheorie te gebruiken, heb ik de meest belangrijke
ontwerptheorie stappen van het werken met beeldende vorming doorlopen. Zo heb ik
gebruikt? samen met de kinderen het project afgesloten door op het einde een korte
terugblik te doen op het project. Hier kwam uit dat de kinderen het erg
naar hun zin hebben gehad en ook dat ze het leuk vonden om een keer iets
klasoverstijgends te doen. Kinderen van groep 8 zeiden dat ze het fijn
vonden dat ze de kinderen die jonger waren konden helpen.
Bibliografie
Nooij, H. de. (2012). Kijk op spel (3e ed.). Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff Uitgevers.

Bergh, van der, L & Ros, A. (2015) Begeleiden vanuit actief leren. Bussum: Coutiuho

Schasfoort, B. (2012). Beeldonderwijs en didactiek (4e ed.). Groningen/Houten, Nederland:


Noordhoff.

Veen, T. van der, & Wal, J. van der. (2012). Van leertheorie naar onderwijspraktijk.
Groningen/Houten, Nederland: Noordhoff.

Bergh, van der, L & Ros, A. (2015) Begeleiden vanuit actief leren. Bussum: Coutiuho

Haverkort, F. (2009). Eigen-wijs (2e ed.). Born, Nederland: Stichting ter bevordering van de Muzikale
Vorming.

Van der Lei, R., Haverkort, F., & Noordam, L. (2015). Muziek meester! (4e ed.). Amersfoort,
Nederland: ThiemeMeulenhoff.

También podría gustarte