Está en la página 1de 14

Bedrijfsecnomie P2

Geplaatst aandelenkapitaal: In werkelijkheid kan het voorkomen dat slechts een gedeelte
van het maatschappelijk kapitaal is geplaatst. Dit gedeelte noemen we het geplaatst
aandelenkapitaal.
Gestorte aandelenkapitaal: Het gedeelte van het geplaatst aandelenkapitaal dat door de
aandeelhouders reeds is gestort, heet het gestorte aandelenkapitaal. Op grond van de
wet moet van het maatschappelijk kapitaal van een nv ten minste 20% worden
geplaatst. Met een minimum van €45000.

Stockdividend: dat is een dividenduitkering in de vorm van aandelen.


Cashdividend: uitbetaling in contanten.
Keuzedividend: Als je een keuze mag maken tussen stockdividend en cashdividend heet
het keuzedividend.

Nominale waarde:
De nominale waarde van een aandeel is de waarde van de aandelen die in de statuten
van de nv staat vermeld. Volgens het Nederlandse recht moet aan een aandeel een
nominale waarde worden toegekend en in de statuten worden vermeld. Het verschil
tussen de emissieprijs (€1.50) en de nominale waarde (€0.10) noemen we agio (€1.40).

Waarom aandelen?:
Voor een NV een financieringsfunctie => aantrekken van eigen vermogen
Meestal ziet aandeelhouder zichzelf als belegger in plaats van eigenaar. Aandeelhouder
heeft recht op winstuitkering (= dividenduitkering)

Soorten aandelen:
1. Gewone aandelen (zeggenschap en dividend)
2. Preferente aandelen (bijzondere rechten)
- vóór alle overige aandelen recht op een vast dividend
- bij ontbinding van het bedrijf vóór de andere terugbetaald
3. Prioriteitsaandelen (meer zeggenschap)
- type preferent aandeel
- de houders van deze aandelen kunnen bijvoorbeeld een nieuw bestuurslid benoemen

De waarde van het aandeel:


Nominale waarde:
waarde zoals die op het aandeel staat à staat op balans als aandelenkapitaal.
Intrinsieke waarde:
Waarde van het eigen vermogen van een onderneming / het aantal geplaatste aandelen.
Rentabiliteitswaarde:
Gebaseerd op de contante waarde van de toekomstige geldstromen.
Beurswaarde:
Wordt bepaald door vraag en aanbod.

Emissieprijs: De prijs die bij de uitgifte van de nieuwe aandelen per nieuw aandeel moet
worden betaald. De emissieprijs bedraagt bijvoorbeeld €1.50 per nieuw aandeel.

Vreemd vermogen:
- Lang > 1 jaar
- Obligatielening
- Hypothecaire lening
- Onderhandse lening
- (achtergestelde lening)
- VVL
- voorzieningen
- Kort ≤ 1 jaar
- Rekening-courantkrediet
- Leverancierskrediet
- Afnemerskrediet
- Nog te betalen bedragen
- KVV of vlottende passiva

Kengetallen:
- Brutowinstmarge = EBIT / omzet (excl.BTW)
- RTV = EBIT / gemiddelde totale vermogen
- KVV = rentekosten / gemiddelde vreemd vermogen
- REV = winst na belasting / gemiddelde eigen vermogen
- Debt ratio = vreemd vermogen/totaal vermogen
- Quick ratio = vlottende activa-voorraden/vlottende passiva
- Current ratio = vlottende activa / vlottende passiva

REVvb = RTV + (RTV – KVV) x VV/EV


REVnb = 1-f x (RTV + (RTV – KVV) x VV/EV)

Liquiditeit = in staat tot betalen verplichtingen op korte termijn


Solvabiliteit = in staat aflossen schulden bij liquidatie
Activiteitskengetallen = (voorraad, debiteuren, crediteuren)

Liquiditeit:
Current ratio = VLA / VVK
Quick ratio = (VLA – voorraden) / VVK
Liquiditeitsoverzicht
Werkkapitaal

Solvabiliteit:
Solvabiliteitspercentage = EV / TV * 100%
Debt ratio = VV / TV * 100%
OF: EV / VV * 100%

Activiteitskengetallen:
Voorraad
- Omzetsnelheid van de voorraad
- Opslagduur van de voorraad

Debiteuren
- Gemiddelde krediettermijn van debiteuren
Crediteuren
- Gemiddelde krediettermijn van crediteuren
Omzet
- Omloopsnelheid van het totaal vermogen

Omloopsnelheid van de voorraad:


Inkoopwaarde van de omzet excl. btw
gemiddelde voorraad

Omloopsnelheid = omzetsnelheid

Opslagduur van de voorraad:


365 * 1/omloopsnelheid van de voorraad
Gemiddelde krediettermijn debiteuren:
Gemiddelde debiteurensaldo
Verkopen op rekening x365 dagen

Gemiddelde krediettermijn crediteuren:


Gemiddelde crediteurensaldo
inkopen op rekening x365 dagen

Rentabiliteit: De winst van een onderneming gedeeld door het gemiddeld (in die periode)
geïnvesteerde vermogen noemen we rentabiliteit.

EBIT: Bedrijfsresultaat

Brutowinstmarge: EBIT (bedrijfsresultaat)/omzet excl. Btw x 100%

RTV = Rentabiliteit van het totaal vermogen


NWM = Nettowinstmarge
REV = Rentabiliteit van het eigen vermogen
KVV = Kosten van het vreemd vermogen

EBIT (bedrijfsresultaat) = Omzet excl. Btw – kosten van de omzet excl. interestkosten

Management P2
Skills belangrijk op 2 niveaus
Medewerkerniveau: competenties
Organisatieniveau: strategisch sterke punten

MANS (management en arbeid nieuwe stijl)


-niet veel maar goed produceren
-medewerker moet zelf fouten corrigeren
-verantwoordelijkheden bij uitvoerende medewerker
-kwaliteit eindproduct moet makkelijk te meten zijn

3 waardedisciplines (treacy en wiersema)


-customer intimacy
-operational exellence
-product innovation

Kernbekwaamheid; unieke combinatie van kennis, vaardigheden, structuren,


technologieën en processen die een andere organisatie niet heeft.

Offensieve strategie; proberen kennis en kunde zo mooi mogelijk te brengen.


Integrale strategie; accent op kerngebieden

Strijd om marktaandeel; marktleiders en uitdagers


Strategieën;
-positie verbeteringsstrategie
-aanvalstrategie

Productmarkt-matrix van asoff


Groeistrategieën;
-marktpenetratie
-marktontwikkeling
-productontwikkeling
-diversificatie

Marktcentraal, welk deel van de markt richten.


-brede markt
-smalle markt

Welk Concurrentievoordeel op de markt;


-lage kosten
-product differentiatie

Organigram; schema waarin structuur van een organisatie wordt afgebeeld naar de
verschillende functies, afdelingen en relaties.

Groeperen in een organigram op basis van twee principes


Interne differentiatie: op basis van afdeling, waarbij afdelingen afhankelijk van elkaar
-functionele indeling: afdelingen met functionele bijdrage, efficiency staat centraal

Interne specialisatie: groeperen op basis van het eindproduct, daarna markt, product en
omgeving onderscheiden. M, p en g indeling staat effectiviteit centraal

F-indeling nadelen;
-lage flexibiliteit
-eentonig werk

Nadelen aanpakken;
-taakroulatie
-taakverrijking
-taakverbreding

Matrixstructuur; geeft antwoord op vraag 'hoe efficiënt produceren en toch flexibel


inspelen op kansen en wensen in de omgeving'
-medewerkers opdelen in productgroepen

Projectstructuur; werken in projectgroepen

Kwaliteitscyclus (PDCA)
1) plannen van kwaliteitsdoelen en opstellen van normen
2) uitvoeren van activiteiten
3) resultaten controleren op eventuele afwijkingen van gestelde normen
4) opstellen kwaliteitsdoelen op een hoger niveau met bijhorende normen

ISO systeem; internationale normen voor kwaliteit


EFQM-model; 9 aandachtsgebieden (leiderschap,beleid en
strategie,personeelsmanagement,middelen management,management van
processen,waardering door klanten,waardering door personeel,waardering door
maatschappij en eindresultaten) ontwikkeling per gebied tot fase 5.
-fase 5 is open systeem

Inhoud informatie systemen


1) informerend systeem (delen van feiten)
2) expressief systeem (delen van gevoelens)
3) relationeel systeem (onderlinge relaties)
4) sturend systeem (meedelen en opdragen)

Situationeel leiderschap; manager past zijn managementstijl aan op de situatie


Hersey en blanchard
Taakvolwassenheid van hoog-bekwaam (t4) tot laag-onbekwaam (t1)
Leiderschapsstijl van veel sturing (S1) tot weinig sturing (S4)
S1-instrueren (telling)
S2-overtuigen (selling)
S3-overleggen (participeren)
S4-delegeren (delegating)

Twee typen managers


-de doener
-de denker
Mengvormen
-de diplomaat; sociaal
-de filosoof; veel belang aan symboliek, imago en charisma

Transformerend leiderschap: veranderd leiderschap, manager is vader van de


organisatie, eigenschappen; charisma, visie, persoonlijk aandacht, uitdaging

Transactionele manager; ruilrelatie, beloning voor werkzaamheden

Manager eigenschappen
-ontplooien
-coachen van teams en individuen
-cultuur beïnvloeden
Typen bedrijfscultuur
1) machtscultuur; baas is spin in het web (startende bedrijven)
2) de rollencultuur; regels en procedures liggen vast (banken)
3) persoonscultuur; professionele individuen (advocaten)
4) taakcultuur; taakgericht (in teamverband werken)

Persoonlijkheidsprofiel (typologie van Hofstede)


Procesgericht
Werknemersgericht
Intern gericht
Open versus gesloten
Strak of los karakter
Pragmatische versus normatieve instelling

Excellence organisatie waarde kenmerken


Sterke betrokkenheid topmanagement
Topmanagement heeft voorbeeld functie
Grote zorg werving en inpassing van nieuw personeel
Grote zorg scholing en training
Bewustzijn van ruilrelatie tussen individu en organisatie
Intensieve en open communicatie door organisatie

Klokkenluidsregeling; belangrijk vinden medewerkers die misstanden melden te


beschermen

Human Resource Management P2

Het Fombrum model

Personele structuur is heel belangrijk in een bedrijf.

Functiebeschrijving:
- Taken
– Bevoegdheden
– Verantwoordelijkheden
Competenties:
- Kennis
– Vaardigheden
– Houding
= FUNCTIE- EN COMPETENTIEPROFIEL
Competenties: De combinatie van kennis, vaardigheden, persoonskenmerken en
motivatie die iemand nodig heeft om succesvol te kunnen zijn. Een competentie uit zich
inGedrag!

Employer branding (werkgeversmerk):
= Een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie verkrijgen en behouden als
werkgever in de mindset van de (potentiele) medewerkers en hun beïnvloeders met als
doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers. Waarom? Volgens HR-
directeuren is gezien de naderende krapte op de arbeidsmarkt, investeren en werken aan
het Employer brand steeds belangrijker geworden in ‘the war for talent’.
Internal branding: Het intern tot leven brengen van de belangrijkste
(werkgevers)merkwaarden van de organisatie. Als medewerkers het werkgeversmerk
omarmen en toepassen in hun houding en gedrag worden de mogelijkheden voor het
waarmaken van de (wervings)doelstellingen van de organisatie vergroot.
Krappe arbeidsmarkt:
- veel vraag (vacatures), weinig aanbod (werkzoekenden)
Ruime
arbeidsmarkt:
- weinig vraag (vacatures), veel aanbod (werkzoekenden)

Instroom – Doorstroom – Uitstroom >>

Werving:
Het geheel van activiteiten dat erop is gericht kandidaten te doen solliciteren naar
bepaalde functies in de organisatie > Intern en/of extern. Je werving dient aan te sluiten
op je werkgeversmerk en dus op je kernwaarden
Selectie:
Het geheel van activiteiten dat gericht is op en leidt tot het uitkiezen van de
juiste personen voor de invulling van vacatures.
Je selecteert op basis van:
- Functie- en competentieprofiel
– Potentiële ontwikkeling
Introductie:
- Nieuwe medewerker voelt zich welkom
– Kennismaking organisatie en collega’s
– Bevordert productiviteit en voorkomt fouten
– Professioneel Werkgeversmerk
Wervingsmiddelen:
- Internet
– Dag- week- en vakbladen
– Face to Face
– Radio en TV
– Intermediairs (UWV)
Selectiemiddelen:
– Sollicitatiebrief en CV (Curriculum Vitae)
– Sollicitatieformulier
– Sollicitatiegesprek
– Referenties
Assessment

Werktevredenheid de 4A’s:
– Arbeidsinhoud; wat doe je?
– Arbeidsomstandigheden; werkplek, temp., lawaai
– Arbeidsverhoudingen; relatie met collega’s en LG
– Arbeidsvoorwaarden; tijden, vakantie, loon,…
Soorten Arbeidsvoorwaarden:
– Primair: materieel, direct in geld
 Loon, vakantietoeslag,
13e maand, bonus
– Secundair: materieel, indirect in geld uit te drukken
Lease-auto,
mobiele telefoon, laptop, vakantiedagen, werktijden
– Tertiair: immaterieel, niet in geld
uit te drukken
Sfeer, arbeidsomstandigheden, verantwoordelijkheid
Je werkt aan doorstroom door middel van Loopbaanmanagement.
Van belang bij loopbaanamangement:
1. Motivatie:
De inwendige bereidheid van een persoon om bepaalde handelingen te
verrichten.
Motivatie om te werken.
Werkextrinsiek: zaken rond het werk
– Werkomstandigheden
– Beloning, emolumenten en status
– Opbrengsten die met het werk worden behaald, werk is een instrument
Werkintrinsiek: direct te maken met het werk
– Werk is een uitdaging
– Werk is een belangrijk onderdeel van het leven
– Werk leidt tot erkenning en ontplooiing
– Motieven/drijfveren:
2. Arbeidsethos:
Kies een baan waarvan je houdt en je zult nooit in je leven meer een
dag hoeven werken.
– Nederland is traditioneel: arbeidsplicht
– Maar: werken we om te leven of leven we om te werken?
– Tegenwoordig bepaalt arbeid in hoge mate de positie in onze maatschappij
3. Tevreden of ontevreden:
Ontevredenheid: het niet meer zo nauw nemen, kantjes eraf
lopen, privédingen doen etc.
– Ziekte
– WAO
– Burn-out & Bore-out
Medewerkertevredenheid meet je door:
1. Tevredenheid over
werkgever:
Werkzaamheden, omstandigheden, leidinggevende, collega’s, beloning,
ontwikkelingsmogelijkheden, organisatie, werkdruk etc.
2. Prestaties
Hoe loopt het? Zijn de randvoorwaarden aanwezig?
3. Persoonlijke instelling van medewerkers:
Zijn ze gemotiveerd?
Zijn ze betrokken?
Zijn ze loyaal?
Vormen van uitstroom:
1. Verloop
Natuurlijk
Vrijwillig
2. Ontslag
3. Andere vormen van uitstroom
Recht P2

Maatschap (art. 7A:1655 BW)


Verdeling winst/verlies:
art. 7A:1670 BW: als je niets afspreekt, evenredig naar inbreng
Afwijken mag, maar beperkingen van art. 7A:1671 en art. 7A:1672 BW

beschikken: (art. 7A:1681 BW)


alle maten gezamenlijk; 1 maat kan de ander niet binden
Wel binding bij:
- Volmacht (anderen geven vooraf toestemming)
- Bekrachtiging (anderen zeggen achteraf dat het goed is)
- Bij voordeel voor de maatschap
VOF: (art. 16 WvK)
bijzondere maatschap (overeenkomst) Art. 7A: 1655
uitoefening van bedrijf
onder een gemeenschappelijke naam
Bedrijf: beroep waarbij niet de persoonlijke
kwaliteiten van de beoefenaar op de voorgrond staan
Verdeling winst/verlies zelfde als bij maatschap
ieder der vennoten bevoegd tot beheer en beschikken (art. 17,eerste lid, WvK)
Tenzij (artikel 17, tweede lid, WvK):
- buiten doel vennootschap of,afgesproken bevoegheidsbeperking
- artikel 29 WvK
- vennoten zijn hoofdelijk aansprakelijk (art. 18 WvK)
(d.w.z.: ieder afzonderlijk kan voor 100% worden aangesproken!)
- de vof heeft een afgescheiden vermogen; schuldeisers van de vof hebben voorrang op
dit vermogen boven privéschuldeisers
- ook verhaal op privévermogen van vennoten
- Maatschappelijk kapitaal
Het maximale bedrag waarvoor de BV ingevolge de statuten aandelen mag uitgeven (niet
verplicht)
- Geplaatst kapitaal
Dat deel van het maatschappelijk kapitaal dat ook daadwerkelijk aan de
aandeelhouder(s) is uitgegeven
- Gestort kapitaal
Het geplaatst kapitaal voorzover aan de daartegenoverstaande stortingsplicht is voldaan
(art. 2:191 BW)
Vereisten voor oprichting BV (art. 2:175, tweede lid BW):
- oprichtingshandeling (eenzijdig of meerzijdig)
- notariële akte van oprichting
- ondertekening door de oprichters en door elke aandeelhouder die aandelen bij
oprichting neemt
- BV wordt opgericht op moment dat de notariële akte wordt ondertekend bij de notaris
Art. 2:180 BW Inschrijven in handelsregister
Statuten moeten bevatten (art. 2:177 BW):
- de naam, de zetel en het doel van de vennootschap (art. 2:177 BW)
- het nominale bedrag van de aandelen (art. 2:178 BW)
Van aanvullend recht kun je bij statuten afwijken!!!!!
Doeloverschrijding:
- rechtshandeling vernietigbaar bij wetenschap tegenpartij (art. 2:7 BW)
- Aansprakelijkheid bestuurder t.o.v. de rechtspersoon
Vermogen:
- het geheel van rechten en plichten dat op een bepaald moment aan iemand
toekomt en dat op geld waardeerbaar is.
- Er zijn absolute en relatieve vermogensrechten
-> absoluut: geldt tegenover iedereen zonder onderscheid
(voorbeeld: eigendom)
-> relatief: werkt slechts tegenover een of enkele personen
(voorbeeld: een overeenkomst)
Art. 6:213 BW:
- een meerzijdige rechtshandeling
- waarbij een (of meerdere) verbintenis(sen) wordt (worden) aangegaan
Rechtshandeling art. 3:32 B
Hoofdregel (lid 1): ieder natuurlijk persoon is
handelingsbekwaam
Uitzondering (lid 2): een rechtshandeling van een onbekwame is vernietigbaar
- Wie is handelingsonbekwaam?
Minderjarigen: zie art. 1:234 en art. 1:235 BW
Onder curatele gestelden: zie art 1:378 BW
- Wat is vernietigbaar?
Moet worden ingeroepen door beschermde partij
Dan: rechtshandeling heeft nooit bestaan
Rechtspersoonlijkheid:heeft een onderneming of organisatie, wanneer het zelfstandig
schulden en bezittingen heeft, en dus een eigen afgescheiden vermogen heeft. De
aansprakelijk van de eigenaren gaat niet verder dan de waarde van hun aandelen.
Ondernemingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid:
Geen afgescheiden vermogen:
- Eenmanszaak
- Maatschap
Afgescheiden vermogen:
- VOF
Ondernemingsvormen met rechtspersoonlijkheid
- NV
- BV
- (vereniging, coöperatie, OWM, stichting)
Eenmanszaak:
- Een onderneming die toebehoort aan een natuurlijk persoon
- Onderneming inschrijven in het Handelsregister
- Administratie voeren
- Geen scheiding zakelijk en privé-vermogen
- Hoe zit het met winst/verlies, bevoegdheid en externe aansprakelijkheid?
Maatschap:
Definitie (art. 7A:1655 BW)
- Overeenkomst (vormvrij)
- twee of meer personen
- verbinden om iets in (a) gemeenschap (b) in te brengen
- oogmerk: winstdeling
Verdeling winst/verlies:
- art. 7A:1670 BW: als je niets afspreekt, evenredig naar inbreng
- Afwijken mag, maar beperkingen van art. 7A:1671 en art. 7A:1672 BW
- geen afgescheiden vermogen
- geen hoofdelijke aansprakelijkheid (art. 7A:1679)
- aansprakelijkheid voor gelijke delen (art. 7A:1680); dus ook indien winst/verliesdeling
intern anders is geregeld
- art. 7A:1681: indien een onbevoegde handeling van een der maten tot voordeel van de
maatschap heeft gestrekt, overige maten toch gebonden
Rechtspersoon:
- Drager van rechten en plichten
- Deelnemer aan het rechtsverkeer
- Gelijk gesteld aan natuurlijk persoon (art. 2:5 BW)
- Privaatrechtelijke rechtspersonen (art. 2:3 BW)
- besloten vennootschap
- naamloze vennootschap
Motieven voor oprichting B.V:
Belastingtechnisch:
- Vennootschapsbelasting lager dan
hoogste tarief inkomstenbelasting
Aansprakelijkheid:
- Rechtspersoon eigen vermogen
- Bestuurder niet aansprakelijk in privévermogen
- Aandeelhouder aansprakelijk tot ingebrachte bedrag.
Marketing P2

-Kotler: Sociaal en managementproces waarin individuen en groepen verkrijgen waaraan


zij behoefte hebben en wat zij wensen, door producten en waarde te creëren en deze
met anderen uit wisselen

-Bedrijfseconomisch: winstgevende relaties met afnemers opbouwen en in stand houden


dmv waardecreatie via ruil (binnen kader ondernemingsdoelstellingen)

Marketingmanagementconcepten

Toepassingsgebieden: Consumentenmarketing (B2C) , Industriële marketing (B2B) ,


Detaillistenmarketing (trade), Detailhandelsmarketing (retail), Dienstenmarketing, Non-
profitmarketing

Marketingmix: Product, Promotie, Prijs, Plaats , (Personeel, Proces)

Hier zie je het Abell-diagram


Marketing proces: bestaande uit 5 stappen
1) de markt en behoefte/wensen van klanten doorgronden
2) een klant-gestuurde marketingstrategie ontwikkelen
Richten op één van de vijf verschillende marketingmanagementconcepten
3) een marketingprogramma opzetten dat superieure waarde levert
4) winstgevende relaties opbouwen en optimale klanttevredenheid realiseren
5) waarde van klanten krijgen om winst en optimale klanttevredenheid te realiseren

Interne analyse
- Gericht op Micro omgeving
- Onderzoekt de situatie binnen het eigen bedrijf
- Brengt sterkten en zwakten van een bedrijf in kaart

Marketing mix
- Inventariseer wie de concurrenten zijn
- Beschrijf bij alle concurrenten hun invulling van de 4P’s
- Inventariseer bij het eigen bedrijf de invulling van de 4P’s
- Vraag aan potentiële klanten waarin het eigen bedrijf beter of slechter is dan haar
concurrenten

Drie strategieën van Porter


1) kostenleiderschap
-laagste productie- en distributie kosten
2) differentiatiefocus
-uniek product
3) kostenfocus
-zelfde als 1 of 2 maar speciaal voor een deel van de markt

Marketingmix 4P's
-product
-prijs
-plaats
-promotie
Andere benadering: drie R's (gaat er van uit dat 4p's een randvoorwaarde is)
-relatie
-ruil
-reputatie
Beschrijf de concurrentie intensiteit
Concurrenten: Hoge / lage / gemiddelde concurrentie intensiteit, zitten in dezelfde
branche als jou, beschrijven hoe de onderlinge rivaliteit zit (naamsbekendheid, snelle
hap)
Substituten: goederen die een goed kunnen vervangen (Pizza i.p.v. een hamburger)
Potentiële toetreders: macht van nieuwe toetreders
Leveranciers: wat is de inspraak macht van de leveranciers
Afnemers: Zeer zwak, omdat je vaak alleen komt

Strategie ontwikkeling
Missie: Waarom, bestaansrecht, waar staan we voor
Visie: Wat, toekomstvisie, gaan we voor
Strategie: Hoe, onderneming en marketing mix , doelstellingen

Groeistrategieën
-Positieve groei
-Geen groei (consolideren)
-Negatieve groei (uitmelken, terugtocht) – bij verzadigde markten

Marketingplan
-samenvatting van inschattingen, doelen en aanbevelingen
-omgevingsanalyse
-SWOT-analyse
-marketingstrategie en doelstellingen
-marketingplan

Marketinganalyse: planning , implementatie, controle


Operationele controle: continue prestaties afzetten tegen jaarplanning, ingrijpen waar
nodig
Strategische controle: controle op basisstrategieën goed passen bij kansen
Marketingaudit: systematische onafhankelijke en periodieke doorlichting van de
omgeving, doelstellingen, strategieën en activiteiten van bedrijf

Micro-omgeving: krachten van bedrijf die van invloed zijn succesvolle relaties met
geselecteerde klanten op te bouwen
Macro-omgeving: brede maatschappelijke krachten die de meso en micro omgeving
beïnvloeden

Meso-omgeving: afnemers, bedrijfstak, leveranciers, concurrenten, distributiekolom,


externe belangengroepen
Macro-omgeving: demografische, economische, sociaal-cultureel, technologische,
ecologische, politiek-juridische factoren

Intermediairs: helpen het bedrijf bij de promotie, verkoop en distributie van zijn
goederen
E-commerce: internet marketing

Soorten producten
-consumentenproducten: voor persoonlijk gebruik/verbruik afnemer
-convenience products: worden gekocht met zeer weinig koopinspanning (meestal
routinematige producten: zeep etc..)
-shopping products: waar enig moeite voor gedaan wil worden (meubels)
-specialty goods: unieke producten waar koopinspanning voor wordt gedaan. (Luxe
horloge..)
-unsought goods: waar de consument niet gemotiveerd voor is (uitvaard verzekering)
-industriële producten: worden gebruikt voor verdere verwerking of gebruik in bedrijf
-kapitaal goederen: gedurende diverse productieprocessen gebruikt (machines..)

Brand equilty: kennen van merknaam heeft response van een klant

Productfasen (Productlevenscyclus)
1) product ontwikkeling
2) introductie
3) groei: toenemende winsten
4) volwassenheidsfase: gelijke winsten
5) neergang

Product dimensies
Breedte: aantal productgroepen
Diepte: aantal productvarianten (binnen groep)
Lengte: totaal aantal artikelen (binnen groep)
Consistentie: Zien waarom dingen bij elkaar horen.

Assortiment uitbreiden
Product-line intensivation: uitbreiding binnen huidige productlijnen
Product-line extension: uitbreiden buiten huidige productlijnen

Waarom marketingcommunicatie KHG model


Weten (k) is kennen
Vinden (H) is houden van
Doen (G) is trouwen

Strategische keuzes
Themacommunicatie: Lange termijn, Kennis + Houding
Actiecommunicatie: Korte termijn, Gedrag

Communicatiebudget
Sluitpost, budgetten naar percentage van de omzet, concurrentiegeoriënteerde methode,
taakstellende methode

Salespromotion
-consumentenpromoties: afzet op korte termijn verhogen, of marktaandeel op lange
termijn op te bouwen.
-trade promotions: detaillisten motiveren om nieuwe artikelen en grotere voorraad te
voeren
-sales force promotions: vertegenwoordiger meer ondersteuning, stimuleren meer
nieuwe klanten binnen te halen

Marketing
Narrowcasting: beperkte doelgroep, klein uitzenden van promotie bjivoorbeeld op een
tv’tje bij de tandarts
Out of home media: Billboards
In-game advertising: In games adverteren
Viral marketing: In zo’n kort mogelijke tijd een zo groot mogelijk bereik creëren door
digitale kanalen
Buzz: Ophef creëren, zoomen
Experience marketing: op Events, sportmarketing en sponsoring en
entertainmentmarketing
Guerilla marketing: met beperkte middelen groot resultaat bereiken!
P3 - Groeien

También podría gustarte