Documentos de Académico
Documentos de Profesional
Documentos de Cultura
to deceive, to
bedriegen bedroog bedrogen bedrogen
cheat, to trick
to store, to
bergen borg borgen geborgen
recover
to orde, to
bevelen beval bevalen bevolen
command
to succumb, to
bezwijken bezweek bezweken bezweken*
collapse
to blow, to spit
blazen blies bliezen geblazen
(cat)
to appear, to be
blijken bleek bleken gebleken*
evident
to stay, to
blijven bleef bleven gebleven
remain, to keep
D
denken dacht dachten gedacht to think
to bid for, to
dingen naar dong naar dongen naar gedongen naar
compete for
to drive, to float ,
drijven dreef dreven gedreven
to manage
dringen drong drongen gedrongen to push (a crowd)
E
eten at aten gegeten to eat
F
to whistle, to play
fluiten floot floten gefloten
the flute
G
to be valid, to be
gelden gold golden gegolden
in effect
to glimmer, to
glimmen glom glommen geglommen
shine, to gleam
H
hangen hing hingen gehangen to hang
to raise, to lift, to
heffen hief hieven geheven
levy
to be called, to be
heten heette heetten geheten
named
to hoist (sails,
hijsen hees hesen gehesen
flag), to pull up
J
jagen joeg joegen gejaagd to hunt
K
kiezen koos kozen gekozen to choose, to elect
kijken keek keken gekeken to look
to sound, to ring,
klinken klonk klonken geklonken
to clink
to pick (a bone),
kluiven kloof kloven gekloven
to nibble
to pinch, to
knijpen kneep knepen geknepen
squeeze
L
lachen lachte lachten gelachen to laugh, to smile
to resemble, to
lijken leek leken geleken
seem
M
malen maalde maalden gemalen to grind
N
nemen nam namen genomen to take
O
to reclaim (land),
ontginnen ontgon ontgonnen ontgonnen to clear (forest),
to exploit (mine)
to open (flower,
ontluiken ontlook ontloken ontloken*
beauty)
P
to fluff, to give off
pluizen ploos plozen geplozen
fluff
R
raden raadde raadden geraden go guess
to betray, to give
-- verraden verried verrieden verraden
away
to tack, to lace, to
rijgen reeg regen geregen
thread
S
to divorce, to
scheiden scheidde scheidden gescheiden
separate
to violate, to
schenden schond schonden geschonden
damage
1. to donate 2. to
schenken schonk schonken geschonken
pour
to sharpen, to
slijpen sleep slepen geslepen
polish
to wear out, to
slijten sleet sleten gesleten
sell
to shrink, to
slinken slonk slonken geslonken decrease in
number
to snout, to blow
snuiten snoot snoten gesnoten
(nose)
to strain, to bend
spannen spande spanden gespannen
(a bow)
to sprout, to grow
spruiten sproot sproten gesproten
out
to stab, to prick,
steken stak staken gestoken
to sting
to iron (clothes),
strijken streek streken gestreken strike (flag),
smooth (hair)
to cause dust to
stuiven stoof stoven gestoven whirl, to dash
forward
T
treden trad traden getreden to tread
to hit (goal) to
treffen trof troffen getroffen
strike
V
vallen viel vielen gevallen to fall
W
wassen waste wasten gewassen to wash
to blame
wijten weet weten geweten
(something) on
Z
zeggen zei zeiden gezegd to say
zenden zond zonden gezonden to send
to revel, to dwell
zwelgen zwolg zwolgen gezwolgen
(in self-pity)
to wander, to
zwerven zwierf zwierven gezworven
ramble
Root verbs
This means that compound verbs are not mentioned, unless the root verb does not exist
separately. For verbs like uitzenden (to broadcast) or onderzoeken (to examine) you will have
to look for zenden (to send) and zoeken (to seek) respectively.
The same goes for verbs that can take different prefixes, like be-, ge-, ver-, ont- etc. For
example, if you wish to learn the conjugation of verlaten (to leave), you have to look under L
for laten (to let).
Past participles that take the auxiliary verb zijn are marked with an asterisk (*)