Está en la página 1de 15

Pensioenfiscaliteit

moet dringend aangepast worden zodat


een hoger bruto pensioen altijd netto hoger resultaat levert

Standpunt van de Gezinsbond

april 2017

Probleemstelling

De huidige federale regering neemt, net zoals de vorige, talrijke maatregelen om de finan-
ciering van ons wettelijk pensioenstelsel te garanderen. Dit betekent dat mensen langer
zullen moeten blijven werken. De wettelijke pensioenleeftijd stijgt in twee stappen: van 65
jaar naar 66 jaar in 2025 en naar 67 jaar in 2030. Met deze hogere pensioenleeftijd wil de
regering nog een tweede objectief realiseren: de wettelijke pensioenen verhogen. Daar-
voor lanceert ze vanaf 1 juni 2017 een maatregel waarbij werkenden ongeacht het pen-
sioenstelsel waarin ze hun pensioenrechten opbouwen hun studiejaren kunnen regula-
riseren, zodat ook deze bijdragen aan de pensioenopbouw. De bijdragen die werkenden
daaraan besteden zijn fiscaal aftrekbaar. Ze leveren een belastingvoordeel op aan de
marginale aanslagvoet1 (verhoogd met de aanvullende gemeentebelastingen). Het wets-
ontwerp van minister van Pensioenen, Daniel Bacquelaine, dat door de federale regering
werd goedgekeurd op 24 februari 2017, bepaalt de bijdrage om n diplomajaar te regula-
riseren op 1.500 euro voor iedereen, ongeacht het pensioenstelsel. Deze prijs geldt voor
alle studiejaren op voorwaarde dat je deze bijdrage betaalt in de periode van 10 jaar na
het einde van de studies. Na deze periode blijft de mogelijkheid tot afkopen behouden,
maar wordt de prijs bepaald op actuarile basis.

Gedurende een overgangsperiode van 3 jaar, tussen 1 juni 2017 en 31 mei 2020 zullen alle
werknemers en zelfstandigen, ongeacht het punt waarop ze zich in hun loopbaan be-
vinden, hun geslaagde studiejaren kunnen regulariseren aan de prijs van 1.500 euro per
studiejaar. In deze overgangsperiode kunnen werknemers en zelfstandigen alleen hun
geslaagde studiejaren na hun twintigste verjaardag regulariseren. In deze overgangs-
periode van 3 jaar kunnen ook de ambtenaren al hun studiejaren regulariseren die hen
niet gratis toegekend worden, ook die vr hun twintigste verjaardag. Als ambtenaren dat
1
De marginale aanslagvoet is het belastingtarief dat van toepassing is in de hoogste belastingschijf waarin
de belastingplichtige wordt belast. Het barema van toepassing voor aanslagjaar 2018 / inkomstenjaar 2017
is: 25% van 0,00 euro tot en met 11.070,00 euro, 30% van 11.070,01 euro tot en met 12.720,00 euro, 40% van
12.720,01 euro tot en met 21.190,00 euro, 45% van 21.190,01 euro tot en met 38.830,00 euro en 50% vanaf
38.830,01 euro.

1
doen in de twee eerste jaren van deze overgangsperiode tot 31 mei 2019, krijgen ze een
korting en betalen slechts 1.275 euro per studiejaar.

We zullen in de toekomst dus in ieder geval hogere bruto pensioenen krijgen. Dat betekent
echter niet dat onze netto pensioenen altijd zullen toenemen. Door de huidige fiscale be-
handeling van pensioenen in onze personenbelastingen2 lopen heel wat mensen het risico
dat de toename van hun bruto pensioen volledig wordt weg belast. Sommigen zullen door
de huidige pensioenfiscaliteit zelf netto minder over houden van een hoger pensioen.
De Gezinsbond verzet zich tegen deze onrechtvaardigheid en pleit daarom voor een drin-
gende aanpassing van onze huidige pensioenfiscaliteit.

Belastingvermindering voor pensioenen

Omdat gepensioneerden niet meer werken voor hun pensioen, wordt hun belastbaar
pensioen niet verminderd met forfaitaire of werkelijke beroepskosten zoals de gewone
bezoldigingen uit arbeid. Om pensioen toch gunstiger te belasten, werd een belasting-
vermindering ingevoerd voor pensioenen. Deze belastingvermindering wordt geregeld in
artikel 147 WIB923.

Pensioenen tot 22.430 euro4 genieten de volledige belastingvermindering van 2.024,12


euro. Pensioenen tussen 22.430 euro en 44.860 euro genieten de belastingvermindering
slechts gedeeltelijk. Voor deze pensioenen wordt de belastingvermindering berekend met
volgende formule: 1/3 x 2.024,12 euro + 2/3 x 2.024,12 euro x (44.860 pensioen)/ 22.430.
De belastingvermindering schommelt voor deze pensioenen tussen 2.024,12 euro en
674,71 euro, en neemt af naargelang het pensioen stijgt. Hoge pensioenen vanaf 44.860
euro krijgen slechts 1/3de van de belastingvermindering, m.a.w. 674,71 euro.

Sinds aanslagjaar 2010/inkomstenjaar 2009 genieten belastingplichtigen met een laag be-
lastbaar inkomen een hogere belastingvrije som. Om geen tweemaal rekening te houden
met deze verhoging van de belastingvrije som, wordt de belastingvermindering voor
pensioenen verminderd met 72,50 euro, zijnde 25% van (7.380 7.090).

De effectief toegepaste belastingvermindering voor lage pensioenen bedraagt dus:


1.951,62 euro (2.024,12 72,50).

2
In dit standpunt zijn alle fiscale bedragen, tenzij anders vermeld, van toepassing voor aanslagjaar
2016/inkomstenjaar 2015 omdat de belastingberekeningsprogrammas voor aanslagjaar 2017/inkom-
stenjaar 2016 nog niet definitief zijn.
3 WIB92 = Wetboek op de Inkomstenbelastingen van 1992.
4 In dit standpunt hebben we het over belastbare pensioenen (dit zijn de bruto pensioenen na aftrek van de
sociale bijdragen) tenzij we specifiek vermelden dat het een bruto of netto pensioen betreft.

2
Knelpunten

In onze huidige pensioenfiscaliteit vinden we drie belangrijke knelpunten:

de pensioenval door artikel 154 WIB92


de negatieve impact van een tweede eigendom op de pensioenfiscaliteit
kleine bijverdiensten doen sommige netto pensioenen zelfs dalen

In deze nota gaan we dieper in op bovenstaande belangrijke knelpunten en werken we tel-


kens een maatregel uit om een einde te stellen aan de nadelen ervan.

1ste knelpunt: artikel 154 WIB92

Artikel 154 WIB92 bepaalt dat een belastingplichtige, van wie het totale netto-inkomen
uitsluitend bestaat uit pensioenen of vervangingsinkomsten, een bijkomende verminde-
ring krijgt bovenop de belastingvermindering voor pensioenen. Voor gepensioneerden is
deze bijkomende vermindering gelijk aan de belasting die overblijft na toepassing van de
belastingvermindering voor pensioenen als het totale bedrag van de inkomsten niet hoger
is dan het maximumbedrag van de wettelijke werkloosheidsuitkering dat kan worden toe-
gekend na de eerste 12 maanden van volledige werkloosheid, de ancinniteitstoeslag voor
oudere werklozen niet inbegrepen. Voor aanslagjaren 2016 tot en met 2018 wordt dit
maximumbedrag bepaald op basis van de bedragen van de wettelijke werkloosheidsuit-
keringen voor het jaar 2014: 15.518,54 euro. Pas vanaf aanslagjaar 2019 wordt het maxi-
mumbedrag opnieuw aangepast, maar op basis van de wettelijke werkloosheidsuit-
keringen voor het vierde jaar voorafgaand aan het aanslagjaar, terwijl dat vr aan-
slagjaar 2015 gebeurde op basis van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen voor het jaar
voorafgaand aan het aanslagjaar. Voortaan zullen de maximumbedragen trager toenemen
dan vroeger.

Kortom, gepensioneerden met een pensioen lager dan 15.518,54 euro hebben recht op
een belastingvermindering die gelijk is aan de berekende basisbelasting. Ze moeten dus
geen belastingen betalen op hun pensioen op voorwaarde dat ze geen andere inkomsten
meer hebben.

Om te vermijden dat gepensioneerden met een pensioen dat iets hoger ligt dan het
belastingvrij pensioen van 15.518,54 euro plots veel belastingen moeten betalen, werd
vanaf inkomsten 2007 een afbouwregeling ingevoerd. Vr 2007 betaalde een gepensio-
neerde die n eurocent meer pensioen ontving dan het belastingvrij pensioen onmid-
dellijk 687,41 euro belastingen, waardoor het netto pensioen plots een stuk lager lag. De
afbouwregeling houdt in dat voor pensioenen boven het belastingvrije pensioen de be-
lasting beperkt blijft tot de overschrijding ten opzichte van het belastingvrije pensioen.

Gepensioneerden met pensioenen hoger dan het in artikel 154 WIB92 opgenomen maxi-
mumbedrag genieten een bijkomende belastingvermindering. Deze bedraagt 109% van
het verschil tussen de resultaten van volgende twee bewerkingen:

3
de om te slane basisbelasting na verrekening van het individuele belastingvrij
minimum 1.951,62 (gewone belastingvermindering voor lage pensioenen)
het belastbaar pensioen 15.518,54 euro (het maximumbedrag in artikel 154
WIB92)

De toepassing van artikel 154 WIB92 heeft perverse gevolgen op de uiteindelijke belasting
op pensioenen, die iets hoger liggen dan het belastingvrije pensioen van 15.518,54 euro.
Voor pensioenen tussen 15.518,54 euro en 15.581,33 euro is de som van de belasting-
vermindering voor pensioenen en de bijkomende belastingvermindering voor pensioenen
groter is dan de om te slane basisbelasting omdat deze nul is.

Het nefaste effect speelt pas voor pensioenen tussen 15.581,33 euro en 17.027,20 euro,
omdat vanaf dan de som van de belastingvermindering voor pensioenen en de
bijkomende belastingvermindering voor pensioenen kleiner is dan de om te slane
basisbelasting. Voor die pensioenen wordt elke euro extra pensioen volledig weg belast
aan een tarief van 100% of zelfs meer. In tabel 1 geven we een overzicht van de belasting
op verschillende pensioen-niveaus.

Tabel 1: belasting5 op pensioenen tussen 15.581,33 euro en 17.500 euro

Pensioen Extra pensioen Belasting Netto-opbrengst


(jaarbedrag in euro) (t.o.v. 15.581,33 euro) (APB = 8%) (t.o.v. 15.581,33 euro)
15.581,33 0,00 0,00 0,00
15.581,34 0,01 0,01 0,00
15.581,35 0,02 2,03 -0,01
15.681,33 100,00 113,83 -13,83
15.781,33 200,00 227,66 -27,66
15.881,33 300,00 341,50 -41,50
15.991,33 410,00 466,71 -56,71
16.091,33 510,00 580,54 -70,54
16.191,33 610,00 694,38 -84,38
16.291,33 710,00 808,22 -98,22
16.391,33 810,00 922,04 -112.04
16.491,33 910,00 1.035,87 -125,87
16.591,33 1.010,00 1.149,71 -139,71
16.641,33 1.060,00 1.206,62 -146,62
16.691,33 1.110,00 1.263,54 -153,54
16.741,33 1.160,00 1.320,46 -160,46
16.759,99 1.178,66 1.330,43 -151,77
16.791,33 1.210,00 1.343,96 -133,96
16.891,33 1.310,00 1.387,16 -77,16
17.000,00 1.418,67 1.434,11 -15,44
17.025,00 1.443,67 1.444,90 -1.23

5
Berekeningen met Fiscalc PB 2016 van Kluwer Software, definitieve versie 2016/350 met een aanvullende
gemeentebelasting van 8% (zoals in Antwerpen).

4
17.027,00 1.445,67 1.445,79 -0,12
17.027,19 1.445,86 1.445,87 -0.01
17.027,20 1.445,87 1.445,87 0,00
17.027,21 1.445,88 1.445,87 0,01
17.027,25 1.445,92 1.445,88 0.04
17.027,50 1.446,17 1.446,00 0,17
17.028,00 1.446,67 1.446,21 0,46
17.030,00 1.448,67 1.447,08 1,59
17.050,00 1.468,67 1.455,72 12,95
17.100,00 1.518,67 1.477,31 41,36
17.250,00 1.688,67 1.542,11 126,56
17.304,96 1.723,63 1.565,85 157,78
17.500,00 1.918,67 1.650,11 268,56

Tabel 1 toont aan dat voor pensioenen tussen 15.581,33 euro en 17.027,20 euro, een
stijging van het pensioenbedrag leidt tot een lager netto pensioen, omdat de belasting
hoger is dan het extra pensioen. Pas als het pensioenbedrag stijgt boven 17.027,20 euro
houdt een gepensioneerde netto meer pensioen over van zijn hoger pensioenbedrag.
Volledigheidshalve moeten we hier aan toevoegen dat voor pensioenen tot 17.304,96 euro
op jaarbasis het bruto pensioenbedrag gelijk is aan het belastbaar bedrag omdat deze
pensioenen geen sociale bijdragen moeten betalen. Pas vanaf een maandelijks pensioen
van 1.442,08 euro moeten gepensioneerden 3,55% sociale lasten betalen voor hun ziekte-
verzekering. Hun belastbaar pensioen mag daardoor echter nooit dalen onder de grens
van 1.442,08 euro. Pensioenen tot 2.266,68 euro per maand betalen ook geen solidariteits-
bijdragen.

Door artikel 154 lopen heel wat gepensioneerden door langer werken en/of door de
regularisatie van hun studiejaren toch het risico een lager netto pensioen te krijgen
ondanks het feit dat deze beslissingen een hoger bruto pensioen opleveren. Ze worden
dus gestraft in plaats van beloond. Dat is ontoelaatbaar.

2de knelpunt: pensioen en tweede eigendom

Als een gepensioneerde naast zijn pensioen nog andere inkomsten heeft, wordt zijn be-
lastingvermindering voor pensioenen pro rata verminderd. Dat lijkt logisch. Maar die ver-
mindering geldt ook als de gepensioneerde een tweede eigendom heeft, ongeacht of dat
onroerende goed verhuurd is of als tweede verblijf wordt gebruikt. In de personen-
belasting wordt de tweede eigendom immers belast als onroerend inkomen onder codes
1106-58 en 2106-28. Het belastbaar inkomen van een tweede eigendom bedraagt 140%
van het gendexeerde kadastraal inkomen. Door dit bijkomende onroerend inkomen
wordt de belastingvermindering voor pensioenen slechts pro rata toegepast volgens het
aandeel van de pensioenen in het totale belastbare inkomen. Zo vermindert de gewone
belastingvermindering van 2.024,12 euro voor een alleenstaande gepensioneerde met
313,70 euro door een tweede eigendom met een niet-gendexeerd kadastraal inkomen van
1.000 euro. Als het niet-gendexeerde kadastraal inkomen van dat tweede eigendom 1.500

5
euro bedraagt, verliest een alleenstaande gepensioneerde al 449,30 euro aan belasting-
vermindering. Dat effect komt vooral hard aan bij gepensioneerden met een pensioen dat
rond het belastingvrije pensioen schommelt.

Een echte catastrofe wordt het als een gepensioneerde met een pensioen rond het
belastingvrije pensioen van 15.518,54 euro eigenaar is van een tweede eigendom. Zij
betalen door een onroerende goed afhankelijk van het kadastraal inkomen meer
belastingen: 2.107,05 euro voor een kadastraal inkomen van 1.000 euro en 2.737,13 euro
voor een kadastraal inkomen van 1.500 euro. Maar dit effect is al nefast voor bijvoorbeeld
een garagebox die niet aan de eigen woning paalt. Zonder deze garagebox betaalt deze
gepensioneerde immers helemaal geen belastingen. Maar door het kadastraal inkomen
van de garagebox, bijvoorbeeld 74 euro (niet gendexeerd) onder code 1106 betaalt deze
gepensioneerde plots 894,01 euro belastingen. Daardoor houdt hij slechts 94% over van
zijn belastingvrij pensioen. Voor lagere pensioenen is de impact van alleen maar een
garagebox minder zwaar.

3de knelpunt: bijverdienen en pensioenfiscaliteit

Vanaf 2015 mogen 65-plussers onbeperkt bijverdienen bovenop hun pensioen. Deze
bijkomende inkomsten zijn onderhevig aan de normale sociale bijdragen van 13,07% zoals
bezoldigingen van actieve werknemers. Niet echt logisch omdat gepensioneerde bijklus-
sers alleen maar beroep kunnen doen op de ziekteverzekering. Van de andere takken in de
sociale zekerheid, zoals werkloosheid, invaliditeit en pensioenopbouw kunnen ze niet
meer genieten. Hun inkomen uit arbeid wordt samen met hun pensioen belast. Daardoor
verliezen ze een gedeelte van hun belastingvermindering voor pensioenen.

In bepaalde situaties houden gepensioneerden zelfs bitter weinig over van hun bijklussen.
Gepensioneerden met een pensioen rond het belastingvrije pensioen van 15.518,54 euro
zien hun totaal netto inkomen zelfs dalen door beperkt bij te verdienen. In tabel 2 geven
we een overzicht van het percentage dat gepensioneerden over houden van hun bruto
bijverdienste.

Tabel 2: Netto resultaat6 van bruto bijverdiensten voor gepensioneerden

Bruto Netto belastbaar pensioenbedrag


bijverdienste 13.749,60 15.518,52 26.574,37 31.320,00
(jaarbasis)
1.000,00 57,74% -18,72% 48,85% 50,08%
2.500,00 59,52% 28,92% 49,12% 50,27%
5.000,00 60,09% 44,77% 49,53% 50,58%
7.500,00 59,44% 49,23% 48,79% 49,76%
10.000,00 57,97% 49,47% 47,06% 47,90%
12.500,00 56,33% 48,53% 46,19% 46,13%

6
Berekeningen met Fiscalc PB 2016 van Kluwer Software, versie 2016/141.

6
Tabel 2 toont aan dat gepensioneerden meestal ongeveer de helft over houden van hun
bijverdienste. Wie echter een pensioen geniet rond het niveau van het belastingvrije pen-
sioen, moet extra opletten. Een lage bijverdienste van bijvoorbeeld 1.000 euro zorgt er
voor dat de gepensioneerde in totaal 18,72% netto minder verdient dan als hij niet zou bij-
verdienen. Dat is ook weer het gevolg van artikel 154 WIB92 waardoor zijn pensioen niet
meer belastingvrij is. Ook een bijverdienste van 2.500 euro wordt fiscaal zwaar afgestraft.
De situatie normaliseert zich pas zodra de bijverdienste minstens 5.000 euro bedraagt.

De (para)fiscale afroming van het beroepsinkomen door een bijverdienste van een ge-
pensioneerde n de nefaste impact ervan op de pensioenfiscaliteit motiveren gepensio-
neerden niet om bij te verdienen. Dat kan veel beter n rechtvaardiger.

Wetsvoorstel Vercamer & Deseyn

Op 19 juli 2016 dienden parlementairen Stefaan Vercamer en Roel Deseyn, beide van de
CD&V, in de federale Kamer een wetsvoorstel7 in om de pensioenfiscaliteit te verbeteren.
Met dit wetsvoorstel willen beide parlementairen de formule voor de bijkomende be-
lastingvermindering uit artikel 154 WIB92 aanpassen. Dat zou kunnen door de bijkomende
belastingvermindering niet langer meer te vermenigvuldigen met de factor 1,09, maar te
delen door 1,09 om zo op een correcte manier rekening te houden met de aanvullende
gemeentebelastingen. De correctie moet volgens hen immers worden toegepast op het
bedrag waarmee het grensbedrag wordt overschreden.

De parlementairen stellen volgende formule voor:

(om te slane basisbelasting gewone belastingvermindering voor pensioenen)


[(het belastbaar pensioen 15.518,54 euro (het maximumbedrag in
artikel 154 WIB92)]/1,09.

De studiedienst heeft deze nieuwe formule toegepast op verschillende pensioenniveaus


en komt tot de vaststelling dat ze er voor zorgt dat het netto pensioen door de afbouw-
regeling nooit daalt onder het niveau van het belastingvrije pensioen van 15.518,54 euro.
Hierdoor zullen gepensioneerden met uitsluitend een pensioen als inkomen inderdaad
nooit meer belastingen moeten betalen dan het bedrag waarmee ze de fiscale grens-
bedragen overschrijden door bijvoorbeeld een welvaartsaanpassing. Deze aangepaste
formule zorgt er echter niet voor dat een bruto hoger pensioen altijd leidt tot een netto
hoger pensioen. Daarvoor moet er nog een andere formule worden uitgewerkt.

7
Wetsvoorstel 54 1993/001 tot wijziging van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wat de
bijkomende belastingvrijstelling pensioenen en vervangingsinkomens betreft.

7
Voorstel van de Gezinsbond

Voor de Gezinsbond moet een hoger bruto pensioen op alle pensioenniveaus een hoger
netto pensioen opleveren. Wie langer werkt of zijn studiejaren gelijkstelt voor de pen-
sioenberekening moet daarvoor beloond worden met een hoger netto pensioen. Ook wie
bijverdient als gepensioneerde moet altijd netto meer overhouden dan zonder deze
bijverdienste.

Wij steunen het wetsvoorstel van Vercamer & Deseyn om de belasting op het extra
pensioen bovenop het belastingvrije pensioen van 15.518,54 euro effectief te beperken tot
dit extra pensioen, zodat het netto pensioen nooit meer zoals vandaag daalt voor pen-
sioenen tussen 15.518,54 euro en 16.759,99 euro. Het wetsvoorstel biedt en gedeeltelijke
oplossing zodat een verhoging van deze bruto pensioenen niet meer resulteert in een lager
netto pensioen, maar in een zelfde netto pensioen. Het wetsvoorstel zorgt er niet voor een
hoger netto pensioen als het bruto pensioen verhoogt.

We vinden dit wetsvoorstel bovendien nog te beperkt. De aangepaste formule uit artikel
154 WIB92 is niet meer van toepassing op pensioenen boven 16.742 euro. Voor dat
pensioenniveau zijn de resultaten van de twee verschillen in de formule uit artikel 154
WIB92 zelfs na aanpassing door het wetsvoorstel Vercamer & Deseyn nagenoeg even
groot, zodat er geen bijkomende belastingvermindering voor pensioenen wordt berekend
en toegepast. De belastingvermindering blijft voor iets hogere pensioenen beperkt tot
1.951,62 euro. Toch stellen we vast dat pensioenen tussen 16.742 euro en 17.027,19 euro
netto minder overhouden dan het belastingvrije pensioen van 15.518,54 euro.

Om tegemoet te komen aan onze doelstelling om hogere bruto pensioenen altijd een
hoger netto pensioen te laten opleveren, heeft onze studiedienst volgende formule uitge-
werkt voor de belastingvermindering voor pensioenen tussen 15.518,54 euro en 17.582,40
euro:

Belastingvermindering voor pensioen = 2.712,03 euro 95% x (om te slane


basisbelasting 2.712,03 euro)

Het forfaitaire bedrag van 2.712,03 euro stemt overeen met de om te slane basisbelasting
voor het belastingvrije pensioen van 15.581,33 euro8, na verrekening van het belastingvrij
minimum voor lage inkomens.

Deze nieuwe formule moet voor ons de huidige regeling voor de belastingverminderingen
voor pensioenen uit artikelen 147 en 154 WIB92 vervangen, maar uitsluitend voor
belastbare pensioenen tussen 15.518,54 euro en 17.582,40 euro. Voor alle andere
pensioenen blijven artikelen 147 en 154 WIB92 ongewijzigd van toepassing. Dit betekent

8
Voor pensioenen tussen 15.518,54 euro en 15.581,33 euro stelt zich het probleem niet omdat de som van de
belastingvermindering voor pensioenen en de bijkomende belastingvermindering voor pensioenen hoger is
dan de om te slane belasting, omdat deze nul is.

8
dat voor belastbare pensioenen tussen 17.582,40 euro en 22.430 euro de belasting-
vermindering gelijk blijft aan 1.951,62 euro.

Dankzij de nieuwe formule van de Gezinsbond zullen gepensioneerden met een belastbaar
pensioen tussen 15.518,54 euro en 17.582,40 euro altijd netto meer overhouden als hun
bruto pensioen stijgt door langer werken en/of de regularisatie van hun studiejaren. Dat
blijkt overduidelijk uit tabel 3 (zie bijlage).

Door onze nieuwe formule zullen gepensioneerden met een belastbaar pensioen tussen
15.518,54 euro en 17.582,40 euro minder fiscaal afgestraft worden als ze een tweede
eigendom bezitten met een laag kadastraal inkomen.

Ook bijverdienen door gepensioneerden zal aantrekkelijker worden door toepassing van
onze nieuwe formule voor de belastingvermindering voor pensioenen tussen 15.518,54
euro en 17.582,40 euro.

We geven toe dat met onze formule het extra pensioen nog altijd zwaar belast wordt. Dit
nadeel vermindert door in onze formule de afbouw van 95% te verlagen naar bijvoorbeeld
80% of nog lager. Zon verlaging of de volledige afschaffing van deze afbouw heeft
uiteraard een impact op de kostprijs van ons voorstel. Hoe lager de afbouw, hoe groter de
pensioenvork waarop de formule van toepassing is en dus hoe hoger de budgettaire
impact. Bij een afbouw van 80% in plaats van 95%, verschuift het toepassingsgebied van
onze formule tot de grens van een bruto pensioen van 17.957,60 in plaats van 17.582,40
euro vooraleer over te stappen op de huidige belastingvermindering voor pensioenen van
1.951,62 euro.

Tot slot mag voor de Gezinsbond de nieuwe formule (ongeacht de toegepaste afbouw-
regeling) geen onvoorziene negatieve gevolgen hebben op mogelijke combinaties van
pensioenen met andere vervangingsinkomsten zoals werkloosheid, ziekte-uitkering of
brugpensioen.

Gevolgen nieuwe formule Gezinsbond op gelijkstellen studiejaren voor pensioen

De studiedienst van de Gezinsbond berekende voor enkele niveaus van bruto pensioen de
terugverdientijd van de regularisatie van de studiejaren voor de pensioenberekening op
basis van de huidige pensioenfiscaliteit. Tabel 4 (zie bijlage) geeft de resultaten van dit
rekenwerk. Wie een bruto pensioen zou krijgen van 1.000 euro per maand, kan zijn netto
pensioen verhogen met 83,33 euro per maand door vier studiejaren gelijk te stellen. De
investering van 6.000 euro wordt terugverdiend op bijna 3,5 jaar. Hoe hoger het bruto
pensioen, hoe lager de netto winst door de regularisatie van de studiejaren: 45,65 euro
(bruto pensioen van 1.500 euro), 41,31 euro (bruto pensioen van 1.750 euro) en 36,09 euro
(bruto pensioen van 2.000 euro). Voor werknemers en zelfstandigen geldt een maximum-
pensioen van 2.313,67 euro per maand. Wie het maximumpensioen geniet, kan geen
voordeel halen uit de regularisatie van de studiejaren. Wie echter een bruto pensioen heeft
van 1.250 euro bevindt zich in de gevarenzone en kan zijn netto pensioen niet verhogen

9
door zijn studiejaren gelijk te stellen voor de pensioenberekening. Integendeel 6.000 euro
betalen voor de regularisatie leidt zelfs tot een netto pensioen dat 11,53 euro lager ligt dan
zonder deze regularisatie.

Dit nefaste gevolg wordt echter vermeden door onze nieuwe formule te gebruiken. Bij een
afbouw van 95% kan iemand met een bruto pensioen van 1.250 euro door zijn studiejaren
te regulariseren zijn netto pensioen lichtjes verhogen met 13,14 euro per maand. Deze
verhoging is echter zeer beperkt, zodat de terugverdientijd oploopt tot bijna 20 jaar. Bij
een afbouw van 80% kan iemand met een bruto pensioen van 1.250 euro door zijn studie-
jaren te regulariseren zijn netto pensioen echter verhogen met 18,53 euro per maand,
zodat de terugverdientijd beperkt wordt tot slechts bijna 14 jaar.

10
Bijlagen

Tabel 3: simulaties impact fiscaliteit op pensioenverhoging boven 15.518,54 euro (deel 1)


Huidige pensioenfiscaliteit Wetsvoorstel Gezinsbond
Belastbaar Extra Belasting Extra BB BVP BBVP Belasting BBVP Belasting Extra Forfaitaire Belasting Extra
pensioen pensioen APB = 8% netto APB=8% APB=8% netto BVP APB=8% netto
15.518,54 -62,79
15.581,33 0,00 0,00 0,00 2.712,03 1.951,62 760,41 0,00 702,80 62,21 -62,21 2.712,03 0,00 0,00
15.581,34 0,01 0,01 0,00 2.712,04 1.951,62 760,41 0,02 702,81 62,22 -62,21 2.712,02 0,02 -0,01
15.581,35 0,02 0,03 -0,01 2.712,04 1.951,62 760,39 0,03 702,80 62,23 -62,21 2.712,02 0,02 0,00
15.681,33 100,00 113,83 -13,83 2.752,03 1.951,62 695,01 113,84 651,06 161,30 -61,30 2.674,03 84,24 15,76
15.781,33 200,00 227,66 -27,66 2.792,03 1.951,62 629,61 227,67 599,32 260,38 -60,38 2.636,03 168,48 31,52
15.881,33 300,00 341,50 -41,50 2.832,03 1.951,62 564,21 341,50 547,58 359,46 -59,46 2.598,03 252,72 47,28
15.991,33 410,00 466,71 -56,71 2.876,03 1.951,62 492,27 466,72 490,66 468,45 -58,45 2.556,23 345,38 64,62
16.091,33 510,00 580,54 -70,54 2.916,03 1.951,62 426,87 580,55 438,91 567,54 -57,54 2.518,23 429,62 80,38
16.191,33 610,00 694,38 -84,38 2.956,03 1.951,62 361,47 694,38 387,17 666,62 -56,62 2.480,23 513,86 96,14
16.291,33 710,00 808,22 -98,22 2.996,03 1.951,62 296,07 808,21 335,43 765,70 -55,70 2.442,23 598,10 111,90
16.391,33 810,00 922,04 -112,04 3.036,03 1.951,62 230,67 922,04 283,69 864,78 -54,78 2.404,23 682,34 127,66
16.491,33 910,00 1.035,87 -125,87 3.076,03 1.951,62 165,27 1.035,88 231,94 963,87 -53,87 2.366,23 766,58 143,42
16.591,33 1.010,00 1.149,71 -139,71 3.116,03 1.951,62 99,87 1.149,71 180,20 1.062,95 -52,95 2.328,23 850,82 159,18
16.641,33 1.060,00 1.206,62 -146,62 3.136,03 1.951,62 67,17 1.206,62 154,33 1.112,49 -52,49 2.309,23 892,94 167,06
16.691,33 1.110,00 1.263,54 -153,54 3.156,03 1.951,62 34,47 1.263,54 128,46 1.162,03 -52,03 2.290,23 935,06 174,94
16.741,33 1.160,00 1.320,46 -160,46 3.176,03 1.951,62 1,77 1.320,46 102,58 1.211,57 -51,57 2.271,23 977,18 182,82
16.759,99 1.178,66 1.330,43 -151,77 3.183,49 1.951,62 0,00 1.330,42 0,00 1.330,42 -151,76 2.264,14 992,89 185,77
16.791,33 1.210,00 1.343,96 -133,96 3.196,03 1.951,62 0,00 1.343,96 0,00 1.343,96 -133,96 2.252,23 1.019,30 190,70
16.891,33 1.310,00 1.387,16 -77,16 3.236,03 1.951,62 0,00 1.387,16 0,00 1.387,16 -77,16 2.214,23 1.103,54 206,46
17.000,00 1.418,67 1.434,11 -15,44 3.279,50 1.951,62 0,00 1.434,11 0,00 1.434,11 -15,44 2.172,93 1.195,09 223,58
17.025,00 1.443,67 1.444,90 -1,23 3.289,50 1.951,62 0,00 1.444,91 0,00 1.444,91 -1,24 2.163,43 1.216,15 227,52
17.027,00 1.445,67 1.445,79 -0,12 3.290,30 1.951,62 0,00 1.445,77 0,00 1.445,77 -0,10 2.162,67 1.217,84 227,83
17.027,19 1.445,86 1.445,87 -0,01 3.290,38 1.951,62 0,00 1.445,86 0,00 1.445,86 0,00 2.162,60 1.218,01 227,85

11
Tabel 3: simulaties impact fiscaliteit op pensioenverhoging boven 15.854 euro (deel 2)
Huidige pensioenfiscaliteit Wetsvoorstel Gezinsbond
Belastbaar Extra Belasting Extra BB BVP BBVP Belasting BBVP Belasting Extra Forfaitaire Belasting Extra
pensioen pensioen APB = 8% netto APB=8% APB=8% netto BVP APB=8% netto
17.027,20 1.445,87 1.445,87 0,00 3.290,38 1.951,62 0,00 1.445,86 0,00 1.445,86 0,01 2.162,60 1.218,01 227,86
17.027,21 1.445,88 1.445,87 0,01 3.290,38 1.951,62 0,00 1.445,86 0,00 1.445,86 0,02 2.162,60 1.218,01 227,87
17.027,25 1.445,92 1.445,88 0,04 3.290,40 1.951,62 0,00 1.445,88 0,00 1.445,88 0,04 2.162,58 1.218,05 227,87
17.027,50 1.446,17 1.446,00 0,17 3.290,50 1.951,62 0,00 1.445,99 0,00 1.445,99 0,18 2.162,48 1.218,26 227,91
17.028,00 1.446,67 1.446,21 0,46 3.290,70 1.951,62 0,00 1.446,21 0,00 1.446,21 0,46 2.162,29 1.218,68 227,99
17.030,00 1.448,67 1.447,08 1,59 3.291,50 1.951,62 0,00 1.447,07 0,00 1.447,07 1,60 2.161,53 1.220,36 228,31
17.050,00 1.468,67 1.455,72 12,95 3.299,50 1.951,62 0,00 1.455,71 0,00 1.455,71 12,96 2.153,93 1.237,21 231,46
17.100,00 1.518,67 1.477,31 41,36 3.319,50 1.951,62 0,00 1.477,31 0,00 1.477,31 41,36 2.134,93 1.279,33 239,34
17.250,00 1.668,67 1.542,11 126,56 3.379,50 1.951,62 0,00 1.542,11 0,00 1.542,11 126,56 2.077,93 1.405,69 262,98
17.304,96 1.723,63 1.565,85 157,78 3.401,48 1.951,62 0,00 1.565,85 0,00 1.565,85 157,78 2.057,05 1.451,98 271,65
17.500,00 1.918,67 1.650,11 268,56 3.479,50 1.951,62 0,00 1.650,11 0,00 1.650,11 268,56 1.982,93 1.616,29 302,38
17.550,00 1.968,67 1.671,72 296,95 3.499,50 1.951,62 0,00 1.671,71 0,00 1.671,71 296,96 1.963,93 1.658,41 310,26
17.575,00 1.993,67 1.682,52 311,15 3.509,50 1.951,62 0,00 1.682,51 0,00 1.682,51 311,16 1.954,43 1.679,47 314,20
17.582,40 2.001,07 1.685,71 315,36 3.512,46 1.951,62 0,00 1.685,71 0,00 1.685,71 315,36 1.951,62 1.685,71 315,36
17.582,50 2.001,17 1.685,76 315,41 3.512,50 1.951,62 0,00 1.685,75 0,00 1.685,75 315,42 1.951,62 1.685,75 315,42
17.600,00 2.018,67 1.693,31 325,36 3.519,50 1.951,62 0,00 1.693,31 0,00 1.693,31 325,36 1.951,62 1.693,31 325,36
22.400,00 6.818,67 3.875,45 2.943,22 5.540,00 1.951,62 0,00 3.875,45 0,00 3.875,45 2.943,22 1.951,62 3.875,45 2.943,22

BB = om te slane basisbelasting, BVP = belastingvermindering voor pensioenen en BBPV = bijkomende belastingvermindering voor pensioenen

12
Tabel 4: terugverdientijd regularisatie studiejaren voor pensioenberekening (huidige
pensioenfiscaliteit)

Bruto 1.000,00 1.250,00 1.500,00 1.750,00 2.000,00 2.313,67


RSZ 0,00 0,00 -53,25 -62,13 -71,00 -82,14
Belastbaar 1.000,00 1.250,00 1.446,75 1.687,88 1.929,00 2.231,53
BV 0,00 -31,27 -114,73 -228,91 -346,65 -520,46
Netto 1.000,00 1.218,73 1.332,02 1.458,97 1.582,35 1.711,07

Vakantiegeld 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04


BV 0,00 -25,00 -72,34 -168,79 -289,35 -446,31
Netto 708,04 683,04 635,70 539,25 418,69 261,73

Belastbaar/jaar 12.708,04 15.708,04 18.069,04 20.962,54 23.856,04 27.486,46


BV 0,00 -400,24 -1.449,10 -2.915,71 -4.449,15 -6.691,83
Eindbelasting 0,00 256,00 -446,85 -246,56 -212,01 -30,39
Netto 12.708,04 15.563,80 16.173,09 17.800,27 19.194,88 20.764,24

Gemiddeld/maand 1.059,00 1.296,98 1.347,76 1.483,36 1.599,57 1.730,35

Na regularisatie 4 studiejaren = + 1.000 euro/jaar brutopensioen (4x 250 euro)

Bruto 1.083,33 1.333,33 1.583,33 1.833,33 2.083,33 2.313,67


RSZ 0,00 0,00 -56,21 -65,08 -73,96 -82,14
Belastbaar 1.083,33 1.333,33 1.527,13 1.768,25 2.009,38 2.231,53
BV 0,00 -63,37 -149,46 -265,02 -388,21 -446,39
Netto 1.083,33 1.269,96 1.377,67 1.503,23 1.621,17 1.785,14

Vakantiegeld 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04


BV 0,00 -26,67 -76,36 -176,83 -301,41 -446,31
Netto 708,04 681,37 631,68 531,22 406,63 261,73

Belastbaar/jaar 13.708,04 16.708,04 19.033,54 21.927,04 24.820,54 27.486,46


BV 0,00 -787,11 -1.869,88 -3.357,07 -4.959,93 -6.691,83
Eindbelasting 0,00 -495,45 -442,73 -273,94 -232,66 -30,39
Netto 13.708,04 15.425,48 16.720,93 18.296,04 19.627,95 20.764,24

Gemiddeld/maand 1.142,34 1.285,46 1.393,41 1.524,67 1.635,66 1.730,35

Netto-opbrengst 83,33 -11,53 45,65 41,31 36,09 0,00

Meeropbrengst % 7,87% -0,89% 3,39% 2,79% 2,26% 0,00%

Investering 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00


Marginaal tarief 40% 45% 45% 45% 50% 50%
Belastingvoordeel 2.592,00 2.916,00 2.916,00 2.916,00 3.240,00 3.240,00
Netto investering 3.408,00 3.084,00 3.084,00 3.084,00 2.760,00 2.760,00

Terugverdientijd
(jaar) 3,41 Nooit 5,63 6,22 6,37 Nooit

13
Tabel 5: terugverdientijd regularisatie studiejaren voor pensioenberekening
(voorstel Gezinsbond 95%-afbouw)

Bruto 1.000,00 1.250,00 1.500,00 1.750,00 2.000,00 2.313,67


RSZ 0,00 0,00 -53,25 -62,13 -71,00 -82,14
Belastbaar 1.000,00 1.250,00 1.446,75 1.687,88 1.929,00 2.231,53
BV 0,00 -31,27 -114,73 -228,91 -346,65 -520,46
Netto 1.000,00 1.218,73 1.332,02 1.458,97 1.582,35 1.711,07

Vakantiegeld 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04


BV 0,00 -25,00 -72,34 -168,79 -289,35 -446,31
Netto 708,04 683,04 635,70 539,25 418,69 261,73

Belastbaar/jaar 12.708,04 15.708,04 18.069,04 20.962,54 23.856,04 27.486,46


BV 0,00 -400,24 -1.449,10 -2.915,71 -4.449,15 -6.691,83
Eindbelasting 0,00 293,40 -446,85 -246,56 -212,01 -30,39
Netto 12.708,04 15.601,20 16.173,09 17.800,27 19.194,88 20.764,24

Gemiddeld/maand 1.059,00 1.300,10 1.347,76 1.483,36 1.599,57 1.730,35

Na regularisatie 4 studiejaren = + 1.000 euro/jaar brutopensioen (4x 250 euro)

Bruto 1.083,33 1.333,33 1.583,33 1.833,33 2.083,33 2.313,67


RSZ 0,00 0,00 -56,21 -65,08 -73,96 -82,14
Belastbaar 1.083,33 1.333,33 1.527,13 1.768,25 2.009,38 2.231,53
BV 0,00 -63,37 -149,46 -265,02 -388,21 -446,39
Netto 1.083,33 1.269,96 1.377,67 1.503,23 1.621,17 1.785,14

Vakantiegeld 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04


BV 0,00 -26,67 -76,36 -176,83 -301,41 -446,31
Netto 708,04 681,37 631,68 531,22 406,63 261,73

Belastbaar/jaar 13.708,04 16.708,04 19.033,54 21.927,04 24.820,54 27.486,46


BV 0,00 -787,11 -1.869,88 -3.357,07 -4.959,93 -6.691,83
Eindbelasting 0,00 -162,04 -442,73 -273,94 -232,66 -30,39
Netto 13.708,04 15.758,89 16.720,93 18.296,04 19.627,95 20.764,24

Gemiddeld/maand 1.142,34 1.313,24 1.393,41 1.524,67 1.635,66 1.730,35

Netto-opbrengst 83,33 13,14 45,65 41,31 36,09 0,00

Meeropbrengst % 7,87% 1,01% 3,39% 2,79% 2,26% 0,00%

Investering 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00


Marginaal tarief 40% 45% 45% 45% 50% 50%
Belastingvoordeel 2.592,00 2.916,00 2.916,00 2.916,00 3.240,00 3.240,00
Netto investering 3.408,00 3.084,00 3.084,00 3.084,00 2.760,00 2.760,00

Terugverdientijd
(jaar) 3,41 19,56 5,63 6,22 6,37 Nooit

14
Tabel 6: terugverdientijd regularisatie studiejaren voor pensioenberekening
(voorstel Gezinsbond 80%-afbouw)

Bruto 1.000,00 1.250,00 1.500,00 1.750,00 2.000,00 2.313,67


RSZ 0,00 0,00 -53,25 -62,13 -71,00 -82,14
Belastbaar 1.000,00 1.250,00 1.446,75 1.687,88 1.929,00 2.231,53
BV 0,00 -31,27 -114,73 -228,91 -346,65 -520,46
Netto 1.000,00 1.218,73 1.332,02 1.458,97 1.582,35 1.711,07

Vakantiegeld 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04


BV 0,00 -25,00 -72,34 -168,79 -289,35 -446,31
Netto 708,04 683,04 635,70 539,25 418,69 261,73

Belastbaar/jaar 12.708,04 15.708,04 18.069,04 20.962,54 23.856,04 27.486,46


BV 0,00 -400,24 -1.449,10 -2.915,71 -4.449,15 -6.691,83
Eindbelasting 0,00 301,70 -446,85 -246,56 -212,01 -30,39
Netto 12.708,04 15.609,50 16.173,09 17.800,27 19.194,88 20.764,24

Gemiddeld/maand 1.059,00 1.300,79 1.347,76 1.483,36 1.599,57 1.730,35

Na regularisatie 4 studiejaren = + 1.000 euro/jaar brutopensioen (4x 250 euro)

Bruto 1.083,33 1.333,33 1.583,33 1.833,33 2.083,33 2.313,67


RSZ 0,00 0,00 -56,21 -65,08 -73,96 -82,14
Belastbaar 1.083,33 1.333,33 1.527,13 1.768,25 2.009,38 2.231,53
BV 0,00 -63,37 -149,46 -265,02 -388,21 -446,39
Netto 1.083,33 1.269,96 1.377,67 1.503,23 1.621,17 1.785,14

Vakantiegeld 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04 708,04


BV 0,00 -26,67 -76,36 -176,83 -301,41 -446,31
Netto 708,04 681,37 631,68 531,22 406,63 261,73

Belastbaar/jaar 13.708,04 16.708,04 19.033,54 21.927,04 24.820,54 27.486,46


BV 0,00 -787,11 -1.869,88 -3.357,07 -4.959,93 -6.691,83
Eindbelasting 0,00 -89,03 -442,73 -273,94 -232,66 -30,39
Netto 13.708,04 15.831,90 16.720,93 18.296,04 19.627,95 20.764,24

Gemiddeld/maand 1.142,34 1.319,33 1.393,41 1.524,67 1.635,66 1.730,35

Netto-opbrengst 83,33 18,53 45,65 41,31 36,09 0,00

Meeropbrengst % 7,87% 1,42% 3,39% 2,79% 2,26% 0,00%

Investering 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00 6.000,00


Marginaal tarief 40% 45% 45% 45% 50% 50%
Belastingvoordeel 2.592,00 2.916,00 2.916,00 2.916,00 3.240,00 3.240,00
Netto investering 3.408,00 3.084,00 3.084,00 3.084,00 2.760,00 2.760,00

Terugverdientijd
(jaar) 3,41 13,87 5,63 6,22 6,37 Nooit

15

También podría gustarte