Está en la página 1de 4

Bijlage 2 Format Toelichting lesontwerp

Student: Sverre Verbeeten Docent: Harm Litjens


Vakgebied: Taal, spellen Stagegroep: 5/6
Klas: PEH16VD
Welke keuzes heb ik hier gemaakt en waarom? (denk hierbij met name kernbegrippen uit
(vak-) specifieke theorie)
Kennis over (kinderen in) de Om tot een goede beginsituatie te komen heb ik verschillende informatie
groep is nadrukkelijk
bij elkaar verzameld. Ik ben gaan kijken naar de resultaten ven het
verwerkt in de omschrijving
van de beginsituatie van de sociogram en heb gekeken in hoeverre de leerstof al behandeld is in
groep, zowel in eerder gegeven lessen.
pedagogische zin (gedrag,
groepsverhoudingen,
Ik heb kennis over de kinderen in pedagogische zin verwerkt in de
groepsdynamiek) als in
didactische zin beginsituatie:
(vakspecifieke - Uit de resultaten van het sociogram blijkt dat een aantal kinderen
beginsituatie). negatief of positief-negatief voor elkaar kiezen. Deze kinderen ga
ik niet samen laten werken, zodat de les zo soepel mogelijk
verloopt.
- Groep 5 en 6 zijn niet echt als geheel een groep. Hierom ga ik de
tweetallen zo vormen dat iemand van groep 5 samenwerkt met
iemand van groep 6. Voor de les ga ik de coperatieve lesvorm
Werk-in-tweetallen inzetten. De kinderen nemen hun rol in,
helpen elkaar waar nodig is, controleren elkaars werk en wisselen
van rol. Aan het einde van de les worden de antwoorden
uitgewisseld en wordt er samen naar het eindresultaat gekeken.

In vakspecifieke zin heb ik ook kennis over de kinderen verwerkt in de


beginsituatie:
De woorden die ik ga gebruiken voor de les zijn woorden waarvan beide
groepen de spellingsproblemen kennen en beheersen. Er zitten wat
moeilijkere en makkelijkere woorden tussen, maar het zijn allemaal
woorden waarvan de spellingsproblemen al eerder behandeld zijn. Ik heb
ervoor gekozen om woorden te kiezen die allemaal aansluiten bij de
spellingsproblemen die ze gehad hebben, maar die wel een beetje boven
het niveau van de kinderen lagen. Hierdoor was het voor de kinderen een
uitdaging om de woorden te onthouden, te spellen en goed te noteren.
De kinderen zijn bezig met de gevorderde geletterdheid. De kinderen
krijgen te maken met steeds meer spellingsregels en diverse
spellingspatronen. Het accent ligt op het orthografische aspect van de
spelling. Denk hierbij aan verdubbelingsregels, regels voor open
lettergrepen etc. (Paus, 2015). Deze spellingsregels/spellingsproblemen
neem ik mee in mijn les. De kinderen gaan aan de slag met allerlei
verschillende regels en problemen.

De lesdoelen zijn Doordat de kinderen van groep 5 en 6 dus niet echt een groep vormen
afgestemd op de
heb ik ook lesdoelen opgesteld die aansluiten bij de groepsvorming. De
beginsituatie. In de
formulering ervan wordt kinderen zijn aan het einde van de les in staat om te reflecteren op de
zichtbaar dat kennis van taalstructuur, in dit geval de structuur van woorden om die regels af te
vakdidactiek en leerlijnen leiden (Tule, kerndoel 11). Wanneer ze spellingsproblemen herkennen,
op een logische manier is
wordt het voor de kinderen gemakkelijker het woord te snappen, te
verwerkt.
onthouden, te spellen en te noteren. Door af te wisselen in rol tijdens de
les, leren de kinderen de verschillende kanten van de opdracht kennen en
kunnen de kinderen zich goed op elkaar aansluiten. Ik heb er daarom
bewust voor gekozen om woorden te kiezen waarin spellingsproblemen
verwerkt zitten die zowel groep 5 als groep 6 al beheersen.
Aan het einde van de les zijn de kinderen in staat om:
Productdoelen:
- De woorden die aan bod komen correct te spellen.
- Alle spellingsproblemen die aan bod kwamen tijdens de les te
herkennen en te benoemen. Het gaat om de volgende
spellingsproblemen: -age, -lijk, nk, -air, ou of au, ch, c klinkt als k en ei of
ij.
- Te herkennen wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen
de woorden.
- Te reflecteren op de taalstructuur, in dit geval de structuur van
woorden om die regels af te leiden (Tule, kerndoel 11). Wanneer ze
spellingsproblemen herkennen, wordt het voor de kinderen gemakkelijker
het woord te snappen, te onthouden, te spellen en te noteren.

Procesdoelen:
- Samen te werken aan een opdracht en elkaar te helpen en aan te
vullen waar nodig.
- Af te wisselen in rol tijdens de les. Hierdoor leren de kinderen de
verschillende kanten van de opdracht kennen en kunnen de kinderen zich
goed op elkaar aansluiten.
Werk- en Doordat de kinderen nog niet echt een groep vormen heb ik gekozen voor
groeperingsvormen zijn
deze coperatieve werkvorm waarbij de kinderen van groep 5
afgestemd op specifieke
kenmerken van de groep n samenwerken met de kinderen van groep 6. Ik maak hierbij gebruik van
op specifieke kenmerken de coperatieve werkvorm Werk-in-tweetallen (Choinowski, 2001). De
van vakdidactiek. De werk- kinderen leren zo ook beter samenwerken, omdat groep 5 en 6 als geheel
en groeperingsvormen zijn
niet echt een groep zijn. Doordat ik n kind uit groep 5 samen laat
functioneel ondersteunend
bij het bepalen van de werken met n kind uit groep 6 en geen groepjes maak waarbij er
lesdoelen. meerdere kinderen uit groep 5 samenwerken met meerdere kinderen uit
groep 6, creer ik zekerheid dat groep 5 ook daadwerkelijk samenwerkt
met iemand uit groep 6. Hierdoor kunnen de kinderen van groep 5 niet
naar elkaar toe trekken en de kinderen van groep 6 idem dito.

De kinderen zijn tijdens de les bezig op het gebied van sociale context en
interactie. Ze praten samen over strategien en bespreken vakinhoudelijk
dingen met elkaar. Ze zijn de gehele les interactief aan het werk. Deze
werkvorm sluit ook aan bij de vakdidactiek. Het ene kind van het tweetal
probeert een woord te onthouden en te spellen voor een ander, terwijl de
ander dat woord dan foutloos probeert op te schrijven. Hierna wisselen de
rollen om, dus zijn alle kinderen de gehele les actief bezig met de spelling
van de woorden.

Doordat er een grote variatie is tussen makkelijkere en moeilijke woorden,


kunnen de kinderen op zoek gaan naar woorden op eigen niveau. De
twintig woorden moeten natuurlijk allemaal op papier komen, maar de
kinderen kunnen zelf bepalen welke woorden ze eerst pakken. Hierdoor
kunnen de kinderen van groep 5 voor de wat eenvoudigere woorden gaan
en de kinderen van groep 6 voor de moeilijke woorden. Door deze variatie
aan te bieden, zorg ik ervoor dat de les voor beide groepen op niveau is.
De woorden zijn allemaal een beetje boven het niveau van de kinderen,
dus blijven ook de eenvoudigere woorden voor groep 6 uitdagend.
Doordat ik de kinderen uitdaag met ingewikkelde woorden, blijft de
betrokkenheid groot.

De kinderen willen allemaal het snelste groepje zijn, met de minste


fouten, wat de kinderen stimuleert om extra goed hun best te doen.
Doordat de woorden allemaal geselecteerd zijn aan de hand van
spellingsproblemen die de kinderen al kennen, is het voor iedereen te
doen. Hierdoor kunnen de kinderen van groep 5 de kinderen van groep 6
ook corrigeren. Soms moeten de kinderen wat vaker op en neer lopen,
maar dat maakt de les juist leuker.
Een aanzet tot De kinderen werken volgens de coperatieve werkvorm Werk-in-
samenwerkend leren krijgt
tweetallen (Choinowski, 2001). De kinderen zijn dus bezig met
op een logische wijze plek in
het lesontwerp.* samenwerkend leren tijdens de les. De kinderen nemen hun rol in, helpen
elkaar waar nodig is, controleren elkaars werk en wisselen van rol. Aan
het einde van de les worden de antwoorden uitgewisseld en wordt er
samen naar het eindresultaat gekeken.
Een aanzet tot ontdekkend n.v.t.
leren krijgt op een logische
wijze plek in het
lesontwerp**

De proces- en Aan het einde van de les neem ik alle antwoorden door. Ik begin met het
productdoelen worden
groepje dat als eerste klaar was. Uiteindelijk heeft het groepje met de
expliciet gevalueerd met
de kinderen. minste fouten gewonnen. Hiernaast bespreek ik ook de lesdoelen nog
eens door met de kinderen en reflecteer met de kinderen samen of deze
doelen zijn bereikt. Tot slot vraag ik aan de kinderen wat ze van de les
vonden.

Aan het einde van de les:


Productdoelen:
- Bespreek ik de les met de kinderen.
- Bespreken we wat de verschillen en overeenkomsten waren
tussen de woorden.
- Vertellen de kinderen wat ze hebben geleerd van de les.
- Worden de doelen nog eens herhaald en wordt gekeken of de
doelen behaald zijn tijdens de les.
- Ga ik na of de kinderen alle spellingsproblemen hebben herkend
en laat ik ze deze benoemen. Het gaat om de volgende
spellingsproblemen: -age, -lijk, nk, -air, ou of au, ch, c klinkt als k en ei of
ij.

Procesdoelen:
- Vraag ik aan de kinderen hoe de samenwerking is verlopen. Ik ga
na of de kinderen elkaar geholpen hebben en elkaar eventueel aangevuld
hebben.
- Vertellen de kinderen hoe de rollenverdeling verliep tijdens de les.
Werd er goed afgewisseld en wat voor betekenis had dit voor de
kinderen?
De werkvormen die worden Het bespreken van wat de kinderen welke spellingsproblemen ze terug
gehanteerd bij evaluatie
zagen komen in de les sluit aan bij de vakdidactiek. Hierbij moeten de
zijn passend bij
vakdidactiek en sluiten aan kinderen nadenken over de dingen die ze herkende. De kinderen kunnen
op specifieke kenmerken elkaar aanvullen bij het bespreken van de les. Het bespreken van de
van de groep. uitslagen geeft de tweetallen een beter wij-gevoel. Ze krijgen dan ook
daadwerkelijk het gevoel dat ze het samen gedaan hebben en dat ze
elkaar nodig hebben gehad bij het behalen van het resultaat.
*bij tenminste 3 lesontwerpen
** bij tenminste 1 lesontwerp

Bronnenlijst:
Choinowski, N. (2001). Coperatief leren. Saxion Hogeschool IJselland Deventer.
Paus, H. et al. (2014). Portaal. Bussum: Coutinho.
Tomesen, M. (EN), Koeven, E. van, Taalgroep Nederlandse taal PO (SLO). (2009).
Kerndoel 11, groep 5 en 6. Geraadpleegd op 13 maart 2017, van
http://tule.slo.nl/Nederlands/F-L11.html

También podría gustarte