Está en la página 1de 30

Autotheorie examen Hoofdstuk 1 veilig

autorijden

Polderblindheid: het rijden op lange, kaarsrechte wegen met een


polderlandschap.
15 % van de ongelukken wordt veroorzaakt door vermoeidheid.
Goed rijden leer je door je rijervaring en je zelfkennis.

Alcohol: toegestane hoeveelheid alcohol is je bloed is maximaal 0,5 promille. Bij


een beginnende bestuurder is dat 0,2 promille. Je lichaam breekt alcohol af met
slecht 0,1 promille per uur. De afbraak van 1 glas alcohol duurt al 1,5 uur en dit
kun je niet versnellen door bij frisse lucht of water drinken.

Medicijnen: als er op de verpakking een gele sticker staat dat kan dit medicijn
de rijvaardigheid benvloeden. Als je twijfelt neem dat contact op met je huisarts.

Drugs: vaak is de werking van drugs erger dan die van alcohol, omdat de
afbraak in het lichaam veel trager gaat. Rijden met drugs valt onder crimineel
gedrag. Dit is dus een misdrijf.

Emoties: emoties en stress benvloeden je concentratie.


Defensief gedrag (voorkomen van gevaar): dan anticipeer je goed, kijk
je effectief en reageer je goed. Je rijd defensief als je:

Vooruitloopt op mogelijke ontwikkelingen.


Juist reageert op fouten van anderen
Juist kijkgedrag vertoont.
De belangen van andere weggebruikers respecteert.

Probeer dreigend gevaar te stoppen door:


Af te remmen.
Uit te wijken.
Te stoppen.

Als dit niet werkt dan geef je een geluids of licht signaal.

Alarmlichten doe je aan bij:


Filevorming
Stil staan op on overzichtelijke plaatsen

Hoe rijd je sociaal?:


Ruimte vrij houden voor in halende bestuurders
Vermijd het rijden door plassen.
Laat bestuurders invoegen als je op de doorgaande rijbaan in de file rijdt.
Theorie examen Hoofdstuk 2 wettelijke
bepalingen

Rijbewijs A: geldig voor motorvoertuigen op 2 wielen, met zijspan, of


aanhangwagen.
Rijbewijs A1: motorfietsen tot 125cc. Max 11kW. Je moet 18 jaar zijn.
Rijbewijs A2: motorfietsen max 35kW. Je moet 20 jaar zijn.
Rijbewijs A: motorfietsen met onbeperkt vermogen. Je moet 22 jaar zijn
en minimaal al 2 jaar in bezit zijn van A2.
Rijbewijs AM: snorfietsen, bromfietsen, bromscooters, brombakfietsen,
en brommobielen. Als je al je A of B rijbewijs hebt hoef je geen bromfiets
examen meer te doen.
Rijbewijs B: personenautos en lichte bestelwagens. De massa mag niet
meer dan 3500 kilo. Mogen niet meer dan 8 personen in. Aanhangers niet
meer dan 750 kilo. Rijbewijs is 10 jaar geldig. Personen ouder dan 70
krijgen een rijbewijs van max 5 jaar geldig.
Rijbewijs C: Zware bestelwagens en vrachtautos. met rijbewijs C1 mag
de massa tussen de 3500 en de 7500 kilo wegen. Aanhanger niet meer
dan 750 kilo.
Rijbewijs D: autobussen. Aanhanger niet meer dan 750 kilo. Meer dan 8
personen maar met rijbewijs D1 mogen er niet meer als 16 personen.
Rijbewijs E: Als je met een zwaardere aanhangwagen wil rijden. Dus
meer dan 750 kilo. Je moet hier apart praktijk examen voor doen.
Kentekencard: nieuwe voertuigen vanaf januari 2014 en gebruikte
voertuigen die van eigenaar wisselen vanaf januari 2014 hebben een
kentekenbewijs op creditcard formaat. De kentekencard bevat gegevens
van eigenaar + voertuig. Het is handig in gebruik en moeilijk te vervalsen.
Militaire colonne: Het eerste voertuig heeft 2 blauwe vlaggen +
rechterkoplamp met blauw licht. Voertuig daarna heeft een rechts een
blauwe vlag + blauwe kop lamp rechts. Laatste voertuig rechts een groene
vlag + rechts groen licht.
Gehandicapte voertuig: als zij gebruik maken van een voetpad of
trottoir mogen ze niet sneller dan 6 km per uur.
Segway: op de rijbaan mag je 25 km. Op het trottoir mag je 6 km. Je moet
minimaal 16 jaar zijn. Gehandicapten mogen hier al eerder op rijden. Je
moet een verzekerings plaatje hebben.
Snorfiets: kan niet sneller dan 25 km. Heeft een blauw kenteken plaat.
Gehandicapten voertuig: niet breder dan 1,10. Max 45km.
Brommobiel: zijn kleine autos. rond bord, wit met rode rand met 45km
erin.
Vrachtwagen: de auto mag max 12 meter lang zijn.
Doorgaande rijbaan: een rijbaan zonder daarnaast gelegen in en
uitvoeg stroken.
Puntstuk: driehoekig wit vlak waar wegen zich splitsen of bij elkaar
komen. Zoals op de snelweg. Je mag hier niet op rijden.
Suggestiestrook: deel van rijbaan met onderbroken streep gemarkeerd
als fietsstrook maar het fiets teken mist.
Uitrijstrook: voor bestuurders die de doorgaande rijbaan gaan verlaten.
Verdrijvingsvlak: gedeelte van een rijbaan waar schuine strepen op
staan. Hier mag je niet op rijden.
Vluchtstrook: mag alleen gebruikt worden in noodgevallen.
Gesloten verklaring: je mag deze weg niet in/gebruiken.
De afstand tussen een auto die een andere auto meesleept is 5 meter. Er
mag niet meer dan 5 meter tussen zitten.
WA verzekering: vergoedt de schade van de tegenpartij.
Overtredingen: te hard rijden, rijden door rood of foutparkeren. Meestal
krijg je hierbij een geld boete.
Misdrijf: rijden onder invloed van alcohol, drugs of medicijnen. Het
verlaten van de plaats van een ongeluk.
Bij zware overtredingen maakt de politie een proces verbaal op en stuurt
het naar de officier van justitie. Die 1 van de volgende beslissingen neemt.
Seponeren: niet verder gaan met gevolgen
Schikking of transactie voorstellen: je krijgt een boete
Dagvaarden: je moet naar de rechter. Als je wordt veroordeeld krijg
je een strafblad.
Een opsporingsambtenaar heeft de bevoegdheid om:
Een stopteken te geven
Rijbewijs en kenteken vragen
Rijbewijs innemen
Alcohol test uitvoeren
Rijverbod op de leggen
Voertuig onderzoek
Brandstof controleren
LEMA: een verplichte cursus in 2 dagdelen voor mensen die te veel
hadden gedronken bij een blaastest over de risicos van alcohol in het
verkeer. Als je er niet heen gaat word je rijbewijs ongelding verklaard.
Beginnende bestuurder tussen 0,5 en 0,8 %. Ervaren bestuurder 0,8% tot
1,0%
EMA: 3 daagse cursus over de risicos van alcohol in het verkeer.
Beginnende bestuurder tussen de 0,8% & 1,0%. Ervaren bestuurder 1,0%
& 1,3%.
Alcoholslotprogramma (asp): is voor bestuurders die met teveel
alcohol hebben gereden. Dit programma duurt 2 jaar. De deelnemer mag
in dit programma alleen maar gebruik maken een alcoholslot op een auto
of een bromfiets. Beginnende bestuurder tussen 1,0% en 1,8%. Ervaren
bestuurders 1,3% en 1,8%.
EMG: deze cursus bestaat uit 2 halve cursus dagen. Hier leer je om op een
veilige manier deel te nemen aan het verkeer. Dit is voor mensen die zich
meerder malen schuldig maken aan gevaarlijk rijgedrag.
Theorie examen hoofdstuk 3 verkeerstekens

Onderborden: borden die onder verkeersborden staan. Ze geven aan of een


verkeersbord geldt, voor wie het verkeersbord geldt of voor wie het verkeersbord
niet geldt.
Verkeerstekens: bij het zien van verkeerstekens moet je altijd nagaan:

Wat het verkeersteken aanduidt


Voor wie het verkeersteken geldt
Wat je kun verwachten voorbij het verkeersteken
Welk rijgedrag bij het verkeersteken past

Matrixbord: elektronisch verkeersbord. Als er op de weg een gewoon


verkeersbord staat + matrix bord telt de laagste snelheid, vaak is dit het matrix
bord. Wordt ook wel rijstrooksignalering gn
Doorgetrokken streep: Als een voertuig verkeerd staat geparkeerd en jij kan er
niet langs, mag je wel de doorgetrokken streep over. Een doorgstreep ligt tussen
de rijstrook en de spitsstrook als de spitstrook open is mag je de streep
overschrijden.
Waarschuwingsstreep: onderbroken streep waarvan de strepen langer zijn dan
de onderbrekingen. Deze liggen bij gevaarlijke situaties zoals een bocht, uitrit of
helling.
Verdrijvingsvlak: vlakken worden aangebracht om aantal rijstroken te
verminderen.
Tijdelijke rijstrook: zijn gele strepen, de witte lijn heeft nu even geen
betekenis.
Verkeerslicht zonder pijl: als je bij een verkeerslicht staat zonder pijl en je wil
links moet je tegemoetkomend verkeer voor laten gaan.
Lichten buiten werking: ze geven meestal geel knipperlicht. Dan gelden de
borden die er staan. Maar als er ook geen borden staan dan gelden de basis
voorrangsregels. Je moet extra opletten.
Overweglichten: wit knipper licht = veilig. Rood knipperlicht = stoppen
Theorie examen hoofdstuk 4 wegen
Rijbaanversmalling: als er geen borden staan moeten personen autos
fietsers, vrachtautos en bussen voor laten gaan.
Obstakels: als je een obstakel langs wilt rijden dat op jou weggedeelte
staat moet je tegemoetkomend verkeer voor laten gaan.
Enkelbaansweg: je rijd hier en aan de zijkant zie je allemaal bomen, je
denkt:

Bomen ontnemen een goed uitzicht op de weg


Bochten zijn door de bomen onoverzichtelijk
Je hebt geen uitwijkmogelijkheden
Bestuurders uit zijwegen zien jou niet aankomen
Enkelbaansweg + zon: houdt er rekening mee dat:
Je andere bestuurders moeilijker kunt zien door het flitsende licht
Je zelf ook goed minder zichtbaar bent voor bestuurders
Je afstanden moeilijker kunt inschatten.
Landelijke gebieden: je moet je rijgedrag vooral in de zomer afstemmen
op:

Druk landbouw verkeer


Vervuilde rijbanen
Veel fietsers op de rijbaan
Ruiters op de rijbaan
Waar moet je oppassen:

In en nabij een S-bocht


Op plaatsen waar fietsers, bromfietsers en ruiters de rijbaan op
gaan.
Op wegen met een breedte beperking en versmallingen
In de omgeving van scholen of speeltuinen
Plaatsen waar kinderen op de stoep spelen
Wegen met een slecht wegdek
Wegen met een gevaarlijke daling
Weggedeelten met een sterke zijwind
Weggedeelten met een verhoogd slip gevaar.
Op smalle wegen met links en rechts geparkeerde autos
Bochtspiraal: maakt de bochten steeds scherper, pas je snelheid aan
voordat je door de bocht rijdt.

Dijkwegen: hebben vervelende kernmerken:


Ze zijn bochtig en minder overzichtelijk dan ze lijken
Ze hebben geen omhoogkomende in en uitritten en zijwegen
Ze hebben geen of slechte wegbelijning
Ze hebben vaak last van een vervuild wegdek
Ze hebben smalle rijbanen
Ze hebben schuin aflopende bermen
Ze hebben een speciale wegverkanting
Houdt rekening met:
Voertuigen vanuit zijweggetjes komen schuin omhoog en hebben
geen goed zicht op de weg.
De uitwijkmogelijkheden zijn beperkt, bermen zijn hier niet geschikt
voor.
Inhalen van voertuigen is er vaak onmogelijk. En doe anders
voorzichtig.
Hoe rijdt je in de bergen:
Vermijdt het rijden met een hoge snelheid. Anders wordt de
motortemperatuur te hoog en ontstaat er motor schade.
Neem afdalingen in de dezelfde versnelling als beklimmingen
Bekijk het wegdek, let op water dat van de bergen stroomt
Klimmend verkeer krijgt vooral van dalend verkeer.
Haal alleen heel voorzichtig in.
Let op het weer,
Autowegen: hier moeten voertuigen rijden die minimaal 50 km kunnen.
Dus trekkers en brommobielen mogen hier niet rijden. De maximum
snelheid buiten de bebouwde kom is 100 km.
Autosnelweg: hebben altijd gescheiden rijbanen. Hebben rechts een
vluchtstrook. Maar als er meer dan 3 rijstroken zijn zit links vaak ook een
vluchtstrook. Er mogen alleen maar voertuigen rijden die ten minste 60
kunnen rijden. Max snelheid 130 km.
Verboden: op autowegen + snelwegen is het verboden om:
Achteruit te rijden
Te keren
Voertuigen op de rijbaan te laten stilstaan
Op de vluchtstrook, vluchthaven of in berm te rijden, te lopen of een
voertuig tot stilstand te brengen. (behalve bij noodsituaties)
Als voetganger de vluchtstrook, vluchthaven of berm te gebruiken.
(behalve in noodsituaties)
Als je langer bent dan 7 meter mag je niet op de linkerbaan rijden.

Afslag gemist: als je een afslag gemist hebt rij je door en neem je de
volgende afslag.
N-wegen: dit zijn de hoofd verkeerswegen in Nederland. Staat op geel
bordje en zijn geen snelwegen.
A-wegen: dit zijn de autosnelwegen. Staan op rood bord. A wegen zijn
vaak ook E wegen.
E-wegen: Europese autosnelwegen. Maar soms ook autowegen en andere
doorgaande wegen kunnen E wegen zijn. Ze staan op een groen vlak.

Wegen waar max 100 km mag worden gereden (autowegen):


Een dubbele doorgetrokken of onderbroken streep midden op de
weg
Tussen de 2 strepen een groene vulling
Een doorgetrokken streep aan elke kant van de weg.
Wegen waar max 80 km mag worden gereden:
Een dubbele doorgetrokken of onderbroken streep op het midden
van de weg.
De strepen in het midden zit tussen de 20 tot 80 cm. Ligt aan
breedte weg.
Een onderbroken witte streep aan elke kant van de weg.
Wegen waar max 60 km mag worden gereden:

Geen strepen op het midden van de weg


Een onderbroken streep aan elke kant van de weg.
Er kan een fietstrook of suggestie strook zijn aangebracht.
Langs de weg staat het bord maximum snelheid 60. Als niet staat is
80 km.

Theorie examen hoofdstuk 5 bijzondere


weggedeelten
Erf: je mag hier maar 15 km rijden. Je herkent een erf aan het blauwe
bord. Je mag hier niet zomaar overal parkeren. Maar alleen op eigen
terrein of op een parkeerplek. Meestal verlaat je een erf via een uitrit. Dan
moet je alle weggebruikers voor laten gaan.
30km zone: je moet hier defensief gaan rijden en rekening houden met
spelende kinderen, voetgangers en fietsers. 30km zone verlaat je ook vaak
via een uitrit, hier moet je dus ook iedereen voor laten gaan.
Gehandicapten: je moet voetgangers en bestuurders van een
gehandicapten voertuig op een zebrapad voor laten gaan als ze:

Oversteken
Op het punt staan om over te steken.
Stoppen voor een zebrapad: verminder je snelheid en rem rustig af
daardoor:
Waarschuw je de autos achter je
Laat je de voetgangers niet schrikken
Motiveer je de tegenligger om ook te stoppen.
Zebrapad: als je in een file staat op een zebrapad zorg dan dat die vrij
komt. Inhalen voor een zebrapad is verboden.
Bus: binnen de bebouwde kom moet je alle soorten bussen voor laten
gaan. Buiten de bebouwde kom telt dit niet.
Risicos stilstaande bus:
Uitgestapte passagiers die plotseling de weg oversteken.
Gehaaste mensen die oversteken om de bus nog snel te kunnen
halen.
De bus die meteen wegrijdt als bestuurder richting naar links
aangeeft.
Tramhalte: als je een tramhalte nadert met vluchtheuvel wees dan
voorbereid op overstekende passagiers. Als er geen vluchtheuvel is laat
deze passagiers dan voor gaan.
AndreaKruisen: 1 spoorweg kruis betekent 1 spoorweg, 2 kruisen
betekent 2 spoorwegen.
Stil staan op het spoor: dat doe je dit:
Schakel je auto in de eerste of tweede versnelling
Laat de koppeling opkomen
Draai je contact sleutel om.
Als dit niet lukt ga dan uit de auto en breng jezelf in veiligheid.

Gladheid: bij vorst zijn viaducten en bruggen sneller glad dan wegen
omdat hier de wind ook onderdoor komt.
Tunnel: voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren mogen geen gebruik
maken van de tunnel. Daarom staat er vaak een geel bord met zwarte pijl
waar deze voertuigen dan langs kunnen rijden. als ze zelf ook niet door de
tunnel wilt kun je hier ook gebruik van maken.
Dimlichten: zorg dat voordat je een tunnel in gaat dat je je dimlichten
aan hebt gedaan.
Pech: als je pech krijgt in een tunnel, probeer de tunnel uit te komen. Als
dat niet lukt ga dan helemaal rechts staan en zet je alarmlichten aan. Het
liefst in een vluchthaven als die daar is. Zet je motor af en bel 112.
Theorie examen hoofdstuk 6 gedrag bij
kruispunten, voorrang, voor laten gaan.
Kruispunten

Een gelijkwaardig kruispunt


Een kruispunt met een voorrangsweg
Een gevaarlijk kruispunt
Een kruispunt met een afbuigende voorrangsregeling.
Ook moet je vaststellen:

Hoe druk het is


Waar je moet gaan staan/rijden
Hoe goed kun je de situatie overzien
Hoe goed kunne andere bestuurder de situatie overzien
Waar fietsers en voetgangers zich bevinden
Lastige omstandigheden zoals regen en mist.
Wanneer je op een kruispunt stil mag staan:

Als je op een voorrangsweg rijdt en links wilt afslaan.


Als je een voorangsvoertuig voor moet laten gaan.

Theorie examen hoofdstuk 7 snelheid en afstand


houden.
Binnen bebouwde kom: mag je niet sneller rijden dan 50 km. Tenzij er
een ander bord word aangegeven dat je 70 mag. Je kunt in de bebouwde
kom verder nog lagere max snelheden tegenkomen zoals 30km zone en
15km bij een erf.
Buiten bebouwde kom: ligt eraan waar je rijdt. Op auto snelwegen is het
max 130km. Op auto wegen is dat 100 km. En op andere wegen buiten
bebouwde kom 80 km. Maar als er iets anders wordt aangegeven op een
bord dan telt dat.
Snelheden aanhangwagens: alle wegen buiten de bebouwde kom
rijden met een kar of caravan is 80 km per uur. Als de massa van de
aanhanger niet meer is dan 3500 dan mag je op auto en snelwegen max
90 rijden.
Advies bord: blauw vierkant bord met witte letters. Boven het bord staat
vaak waarom dit advies wordt gegeven. Bijv door glad wegdek is het
advies 50 km.
Langdurig max rijden: als je heel lang de maximum snelheid rijdt dan:
Vervaagt je snelheidsbesef
Neemt je gevoel voor veilige volgafstand af
Neemt je gevoel voor mogelijk gevaar af
Onderschat je na verloop van tijd je eigen snelheid.
Volgafstand: duurt 2 seconden.
Berekenen van volgafstand: snelheid in km delen door 2. Bij de
uitkomst tel je er 10% bij op. Bijvoorbeeld 80km : 2 = 40 + 10% =44
meter.
Volgafstand vergroten: je volgafstand moet groter zijn is moeilijke
omstandigheden zoals:

Bij gevaar voor aquaplanning


In winterse omstandigheden
Tijdens bergafwaarts rijden
Tijdens rijden in de mist
Bij een zwaar beladen voertuig
Als je vermoeid bent
Dan kun je beter 3 seconden afstand houden.
Stopafstand: de totale afstand die je nodig hebt om tot stilstand te
komen. De stopafstand is de afstand die je aflegt tijdens de
reactieseconde + de remafstand.
Reactieseconde(reactieafstand): tussen dat je denk ik moet remmen
en het moment dat je ook echt op de rem trapt. Duurt 1 sec.
Berekenen reactieseconde: (snelheid km : 2) + (10%) : 2.
Remafstand (remweg): de afstand die je aflegt vanaf het moment dat je
begint met remmen totdat je stilstaat.
Berekenen remafstand: (snelheid km :10) X (snelheid km : 10) : 2
Theorie examen hoofdstuk 8 andere
weggebruikers
Kinderen: zijn de meest kwetsbare soort voetgangers. Ze gaan op in hun
spel en letten niet op het verkeer.
Bejaarden: hebben minder waarnemings- en reactie vermogen. Ze zien je
later aankomen en reageren trager.
Bromfietsers: max snelheid binnen bbk is 30 km. Buiten bbk is 40 km.
Op de rijbaan mogen ze een maximum snelheid hebben van 45 km. Zowel
binnen als buiten bbk.
Snorfietsers: mogen alleen rijden op rijbaan als er geen verplicht fiets
pad is. Zowel binnen als buiten de bebouwde kom mogen zij niet sneller
rijden dan 25 km. De regels voor snorfietsen gelden ook voor segways.
Inhalen: zorg dat je 1,5 meter langs autos, paarden en bromfietsen gaat
inhalen.
Ongeval: als je in de buurt van een ongeval rijdt, hou je hier rekening
met:
Voorliggers kunnen plotseling remmen uit schrik of nieuwsgierigheid.
Er kunnen voetgangers op of vlak naast de rijbaan lopen.
Knipperende alarmlichten: als je knipperde alarmlichten ziet houdt dan
rekening met:

Een stilstaande of langzaam rijdende file


Een voertuig dat wordt gesleept
Een voertuig dat met pech stil staat.
Buitenlands kenteken: als je dit ziet is de bestuurder onbekend, houdt
rekening met:

Dat het voertuig plotseling remt


Het te laat richting aangeeft
Het onverwachts stopt om naar de weg te vragen
Stilstaande politie: houdt rekening met:
Een traag rijdende file.
Stilstaande voertuigen als gevolg van een ongeval
Een geblokkeerde rijstrook

Theorie examen hoofdstuk 9 rijmanoeuvres


Aandachtspunten wegrijden:

Is er beschikbare ruimte
Het uitzicht
Verkeersdrukte
Achteropkomend verkeer
Tegemoetkomend verkeer
De weersomstandigheden
Voorsorteren linksaf: doe je als volgt:

Tegen de as van de weg, op wegen waar je tegemoet komende


bestuurders ontmoet
Geheel links van de weg, op volledige eenrichtingswegen
Geheel links van de rijbaan, als de weg gescheiden rijbanen heeft.
Op een beperkte eenrichtingsweg sorteer je voor tegen de as van de
weg.
Voorsorteren rechtsaf: doe je als volgt:

Tegen de stoep band of de witte kantstreep van de rijbaan


Tegen de streep, als er rechts van de rijbaan een fietsstrook of bus
strook met een doorgetrokken streep ligt.
Rechtsaf enkelbaan weg: als je buiten de bebouwde kom rechtsaf een
enkelbaansweg oprijdt, houd er dan rekening mee dat:

Bestuurder van links en rechts snel kunnen naderen


Je frontaal op een inhaler kunt botsen
Bomen het uitzicht zeer kunnen belemmeren
Je niet altijd voorrang zult krijgen

Theorie examen hoofdstuk 10 stilstaan, parkeren,


file, rijden, pech, slepen, gedrag bij ongevallen.
Stilstaan voor korte tijd betekent in de praktijk:
Stilstaan voor het onmiddellijk in- of uit stappen van passagiers
Stilstaan voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen
Waar mag je niet stilstaan:
Op een fietsstrook (suggestie strook mag wel)
Vlak voor een onoverzichtelijke bocht
Op een kruispunt of overweg
Op een oversteekplaats
In een tunnel
Op een bus strook en op de rijbaan naast een bus strook
Langs een gele doorgetrokken streep
Bij een bord bushalte:
- langs de blokmarkering (als die er ligt)
- binnen 12 meter voor en na het halte bord, als er geen
blokmarkering ligt

Waar mag je niet parkeren:


Bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan
Voor een inrit of uitrit
Buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg (in de
berm wel)
Langs een gele onderbroken streep
Bijvoorbeeld dwars op een aantal parkeervakken.

Parkeerverbod zone: blauw bord, rode streep met zone erboven. Hier
mag je alleen parkeren op de daarvoor bestemde plekken zoals
parkvakken en parkeer terreinen. Parkeren op andere plaatsen mag hier
absoluut niet. Dus niet in de berm of langs de kant.

Parkeerschijf zone: dit is bedoeld voor kort parkeren. Als je blauwe


strepen op de stoep ziet betekent dit dat alleen motorvoertuigen met
meer dan 2 wielen een parkeerschijf hoeven te gebruiken.
File rijden: je moet je alarmlichten aandoen om het verkeer achter je te
waarschuwen dat er file is totdat zij de lichten weer overnemen. Wissel
niet steeds van rijstrook en volg op veilige afstand. Als je lang stilstaat zet
dan de motor uit. Blijf in je auto zitten en zet de verkeersinformatie op.
Hou het portier van je auto dicht want er kunnen zo motorrijders langs
rijden. zorg dat je een beetje aan de kant gaat voor hun.

Pech: je mag naar de vluchthaven of vluchtstrook zorg dat je helemaal


tegen de berm aan staat. Laat alle passagiers achter de vangrail staan. Als
je alarm lichten knipperen hoef je niet perse de gevarendriehoek neer te
zetten. Maar het is veiliger om wel te doen. Plaats hem 30 meter achter je
auto.
Praatpaal: iedere 2 km staat er weer een praat paal. Dus je hoeft nooit
meer als een kilometer te lopen om er 1 tegen te komen.
Slepen: tussen de achterkant van de trekkende en de voorkant van de
slepende auto mag niet meer als 5 meter zitten. Je moet allebei in bezit
zijn van een rijbewijs. Je hebt allebei alarmlichten aan, rijdt met
aangepaste snelheid en hebt een goede sleepkabel.
hou er rekening mee dat de rem en stuurbekrachtiging van het gesleepte
voertuig niet werkt omdat de motor uit staat:
Laat daarom de meest ervaren bestuurder rijden
Houdt de sleepkabel altijd gespannen. Rem als achterste bestuurder
dan ook meer af als de voorste
Je moet nu de regels volgen van auto met aanhangwagen.
Wat te doen bij een ongeluk:

Je moet altijd eerst aan persoonlijke veiligheid denken.


Daarna zorg je voor de veiligheid van anderen betrokkenen
Markeren van de ongevalsplaats (waarschuw het verkeer,
alarmlichten)
Daarna alarmeer je hulpdiensten
Verleen noodzakelijke eerste hulp
Ezelsbruggetje: paman
112 bellen:
Beschrijf locatie ongeval
Wat is er gebeurd? Hoeveel voertuigen zijn erbij betrokken
Hoeveel gewonden zijn er?
Parkeerschade: als je schade hebt veroorzaakt en de eigenaar is er nog
niet mag je je gegevens achter laten. En meld je het ongeval bij de politie.
Dit is wettelijk verplicht.
Hulpverlening: ga te werk als je ehbo hebt. Heb ook een verband
trommel bij je. Verplaats het slachtoffer alleen als er kan is op verdrinken
of verbranding. Kijk of de slachtoffer bij bewustzijn is.
Bewusteloosheid: is het van belang dat de ademhaling op gang wordt
gehouden. Dit kan belemmerd worden door de tong, bloed of braaksel.
Maak de luchtwegen vrij en leg het slachtoffer in een stabiele zijligging.
Stabiele zijligging: maar knellende kledingstukken los en leg slachtoffer
op zij. Houdt rekening met gebroken botten. Kijk of er iets in zijn keel zit.
Verwijder dit dan met je vingers door een lepelende beweging te maken
langs de binnenkant van de wangen. Als hij/zij op de zij ligt leg je de
bovenliggende arm boven de onderarm om hem te laten rusten. Het
bovenste been moet zo gebogen worden dat heup als knie een rechte
hoek vormen. Het hoofd kantel je voorzichtig naar achteren.
Kijk in boek naar mond op mond beademing.
Reanimatie: is een combinatie van mond op mond en het indrukken van
het borstbeen. Het kan gedaan worden op mensen die bewusteloos zijn en
waarbij alle functies van het lichaam zijn uitgevallen. Je moet een cursus
hebben gevolgd.
Bloedingen: door veel bloedverlies kan iemand in shock raken en
overlijden. De gevaarlijkste bloedingen zijn slagaderlijke bloedingen.
Laat het slachtoffer bij voorkeur liggen
Stop de bloeding door het lichaamsdeel omhoog te houden en voor
meer als 10 min op de wond te drukken. Gebruik steriel snelverband
en anders handdoek.
Druk een slagaderlijke bloeding dicht op een plaats tussen het hart
en de wond. Het dichtdrukken moet op een bot.
Dek de wond af met snelverband of als de bloeding nog niet gestopt
is snelverband met daarover drukverband.
Brandwonden: vuur moet zo snel mogelijk worden afgedekt. Dit doe je
door persoon in een deken of een jas te wikkelen en hem over de grond te
rollen. Blussen met water mag ook. Je hebt 2 soorten:
Eerstegraads verbranding: de huid is rood, licht gezwollen en pijnlijk
Tweedegraadsverbranding: de huid is rood, licht gezwollen, pijnlijk
en heeft blaren.
3e graad verbranding: de huid is grauwwit of zwart, de brandplek
geen pijn maar de omgeving wel.
Hulp bij brandwonden:

Koel de wond ong 10 min met lauw leidingwater.


Voorkom onderkoeling, koel alleen de wond.
Verwijder alleen kleding die niet aan de wond kleeft
Waarschuw een arts bij blaren, een aangetaste huid en bij
elektrische en chemische verbranding.
Laat blaren altijd in tact. Dus niet doorprikken smeer er ook niets op.
Bedek de wond met steriel verband of een schone doek
Geef het slachtoffer geen eten of drinken en vervoer hem zittend.
Botbreuken: is meestal niet heel ernstig. Bij open botbreuken moet je net
zo handelen als bij een bloeding. Het is beter een wond af te dekken dan
te verbinden.
Schade afhandeling: noteer het kenteken van de tegenpartij, raadpleeg
getuigen en vul samen met de tegenpartij het Europese schadeformulier
in, op papier of via een app. Handig om 1 bij je te hebben maar het is niet
verplicht. Je bent wel verplicht om je gegevens over jezelf en je voertuig
aan de tegenpartij te geven. Als er sprake is van letsel zal de politie
uitgebreid formulier opmaken. Hiervan krijgen de verzekeraars een
afschrift jij krijgt dat zelf niet. Bij ernstige ongevallen zal de politie proces
verbaal opmaken. Er volgt dan uitspraak van de rechter en eventueel
veroordeling.
Hulp bij auto te water: 4 stappen om uit de auto te komen:
Stap 1: Verlichting aan, buiten en binnen verlichting. Schakel het
contact niet uit.
Stap 2: Gordel los, als het niet lukt moet je het snijden, het mes zit
aan de veiligheidshamer. Maak je kinderen los.
Stap 3: open het zijraam, dan kan met de bediening, als dat niet wil
gebruik dan de hamer. Probeer het vooruit niet te breken. Sla aan de
zijkant van het ruit. Dakraam en achteruit raam zijn ook geschikt om
uit te ontsnappen.
Stap 4: verlaat de auto, met je gezicht naar het dak. Breng kleine
kinderen eerst ten hulp door ze op het dak van de auto te zetten.
Anderen helpen: Als je een auto in het water ziet drijven bel gelijk 112.
Als je zelf al het water in gaat zorg dan dat je dit aangelijnd doet zodat
mensen je weer aan wal kunnen trekken.
Theorie examen hoofdstuk 11 communicatie,
rijden met licht en in moeilijke
weersomstandigheden
Om te communiceren gebruik je:
Richtingaanwijzers
Remlichten
Alarmlichten
Claxon
Koplampen
Hand- en arm gebaren
Wanneer doe je je richtingaanwijzer aan?:
Autosnelwegen: 300 m voor uitrijstrook
Autowegen: 150 m voor uitrijstrook of afslag
Op 70 km wegen: 200 m voor kruispunt, 150 m voor kruispunt als
er een uitrijstrook of een voorsorteer vak aanwezig is.
Op 50 km wegen (binnen bbk): 100 m voor kruispunt, 50 m voor
kruispunt als er een uitrijstrook of voorsorteer vak aanwezig is
In woonstraten: 50 m voor het kruispunt.
Je gebruikt je alarmlichten als je:

Stilstaat op een plaats waar je niet mag staan en je pech hebt


Stilstaat op een plaats waar je slecht zichtbaar bent
Op een file stuit
Wordt gesleept
Als iemand anders zijn alarmlichten aan heeft, houdt dan rekening
met:
Een voertuig met pech
Een voertuig dat gevaarlijk geparkeerd staat
Filevorming
Een voertuig dat gesleept wordt
Geel waarschuwlicht: een voertuig met een geel licht waarschuwt je
voor:

Langzaam rijdend zwaar transport


Een buitengewoon breed voertuig
Gevaar door bergingswerkzaamheden of een verkeersongeval
Bepaalde werkzaamheden, zoals maaien van bermen,
gladheidsbestrijding, lijnen trekken.

Bij 60% van de verkeersongevallen is er sprake van onvoldoende


verlichte voertuigen.
Dimlicht: doe je overdag aan bij slecht weer zoals mist en regen: bij
zware regenval mag je je dimlicht combineren met het mistlicht aan de
voorkant.

Als de weg gedeeltelijk onder een laaghangend bladerdak


verscholen ligt
Als tegemoetkomend verkeer je moeilijk kan zien, omdat je een
laagstaande zon in de rug hebt.
Dagrijlicht: nieuwe autos moeten dit hebben. Als ze hun motor starten
gaan deze lichten automatisch aan. Het is bedoeld om je zichtbaarder te
maken voor andere weggebruikers. Je mag niet andere verlichting aan
doen als je de dagrijlichten al aan hebt. Maar vaak gaan ze dan ook wel
automatisch uit als je bijv. het grote licht aan doet.
Groot licht: schakel groot licht in als je met dimlicht de wegsituatie toch
niet goed kunt zien. Het verbruik van groot licht is verboden:

Overdag
Als je een andere weggebruiker (dus ook voetganger) tegenkomt
Als je op korte afstand een ander voertuig volgt
Gebruik het ook niet bij zware sneeuwval.
Verlichting tijdens stilstaan: als je bij nacht en overdag bij slecht zicht
op de rijbaan buiten de bebouwde kom stilstaat, moeten je stadslicht en
achterlicht branden. Dit moet ook bij de aanhanger.
Parkeerhaven/parkeerstrook: ook als je in de nacht of overdag stilstaat
langs autowegen, parkeerhavens of vluchtstroken moeten je stadslicht +
achterlicht ook aan.
Regen maakt het wegdek gladder waardoor je remweg +
stopafstand langer wordt.
Mistlicht: als het zwaar regent mag je het dimlicht met de mistlichten
aan de voorzijde aandoen. Maar je mag bij regen nooit je mist achterlicht
aan doen. Je mag je voorlicht aan doen bij regen, sneeuwval of mist. Dit
mag pas als het zicht minder is dan 200 meter.
Aquaplaning (watergladheid): kan ontstaan bij een zware stortbui,
maar ook op plaatsen waar sporen in de rijbaan vol staan met water. Op
autosnelwegen is de kans het grootst op de rechterrijstrook omdat daar
meer spoorvorming is door de vrachtautos. de banden verliezen grip en
de wielen glijden zonder draaien over het water. Hierdoor kun je niet meer
sturen en remmen. Je hebt de auto niet meer onder controle.
Voorkomen van aquaplanning:

Rijden met aangepaste snelheid


Banden met een goed profiel
De juiste bandenspanning
Als je met dit te maken krijgt laat het gas los, rem niet en blijf
goed sturen.

Mist: komt veel voor bij polder en in buurt van rivieren. In de mist heb je
in plaats van 2 sec een volgafstand van 3 seconde. Ga op de snelweg op
de rechterrijstrook rijden zodat je dicht bij de vluchtstrook bent. Pas je
rijgedrag bij mist aan:
Volgafstand vergroten
Snelheid aanpassen
Niet inhalen
Mistlicht aan de voorkant ontsteken
Eventueel mistachterlicht aansteken
Mistachterlicht: als het zich meer dan 50 meter is of als je aansluit in
een file mag je het mistachterlicht niet aan doen. Als er zeer dichte mist of
zware sneeuwval is en een zicht minder dan 50 meter mag je mist
achterlicht aan.
Rijden bij sneeuwval: nader een kruispunt stapvoets.

Nader verkeerslichten voorzichtiger


Bewaar meer afstand
Rijd met een lagere snelheid
Rem eerder en voorzichtiger af
Stuur voorzichtiger en vloeiender
Winterbanden zijn in Nederland niet verplicht.
Winterbanden: hiermee heb je meer grip. De geadviseerde minimale
profieldiepte is 4 mm.
Theorie examen hoofdstuk 12 Milieuaspecten
Manieren om zuiniger te rijden:
Rijd na het starten direct, maar rustig weg
Laat de motor niet onnodig draaien en speel niet met het gaspedaal
Zet je motor af als je langer dan 1 minuut moet wachten
Rijdt niet met hoge toerentallen, schakel snel naar een andere
versnelling
Hou voldoende volgafstand. Voorkom veel remmen, optrekken en
schakelen
Rijdt niet te snel en voorkom onnodig inhalen
Laat de auto uitrollen in de versnelling als je verderop moet stoppen
Hou motor in goed conditie, rij met de juiste bandenspanning
(controleer maandelijks) dit is 1 van de belangrijkste bezuinigen.
Schakel de airco of achteruitverwarming alleen in als het nodig is. Rij
zo min mogelijk met open ramen en open schuifdak.
Rijd niet onnodig met een skibox, fietsenrek.
Gebruik de cruise control en de `zuinig rijden functies.
Vermijd files als het kan, bijvoorbeeld door op een ander moment te
vertrekken
Gebruik de auto efficint, bijvoorbeeld door te carpoolen
Gebruik niet altijd de auto, gebruik ook de fiets of ga lopend.
Automatische versnelling: je kan zuinig rijden met gevoel het
gaspedaal te bedienen. Je kunt de schakel momenten van de automaat
benvloeden. Gebruik de `kick down inrichting zo min mogelijk.
Onderhoud: laat onmiddellijk een technische controle uitvoeren als je
merkt:
Het brandstofverbruik toeneemt
De motor onregelmatig loopt
Er een donkere walm uit de uitlaat komt
Katalysator: zit in het uitlaatsysteem van je auto. helpt een groot deel
van de schadelijke stoffen te voorkomen. Werkt pas optimaal als motor op
temperatuur is (ong10 min). Zorgen dat er geen onverbrande of
gedeeltelijk verbrande brandstof hierin komt. Hou de volgende regels:
Vermijd langdurige startpogingen
Probeer niet de auto te starten door aanduwen of aanslepen als de
motor nog warm is.
Laat nooit de motor draaien als 1 van de bougiekabels is
losgekoppeld
Zet bij een rijdende auto nooit het contact af
Zorg dat de brandstoftank nooit helemaal leeg raakt.

Geen onnodig geluid: het maken van onnodig geluid is ook een vorm
van milieu vervuiling. Je mag daarom geen lawaai makende `sportuitlaten
monteren.
Bandenlabel: sinds 2012 is er een verplicht bandenlabel. Dat moet voor
meer bewustzijn zorgen over het verkeersveiligheid, brandstofverbruik en
het omgevingsgeluid:

De brandstofefficintie wordt bepaald aan de hand van de


rolweerstand. De zuinigste band krijgt een A label en de minst
zuinigste een G label. Het verschil in brandstof kan oplopen tot 7,5%
De veiligheid van de band wordt gebaseerd op de remprestaties op
een nat wegdek. Het verschil in rem weg kan oplopen tot boven de
30%.
Het geluid wat de banden maken wordt weergegeven doormiddel
van golven. 1 golf betekent weinig. 2 = gemiddeld. 3 = veel. 2
golven in het dubbele van 1 golf.
Theorie examen hoofdstuk 13 technische
aspecten
Personen auto: mag, inclusief lading, niet langer zijn dan 12 meter, niet
breder dan 2,55 meter en niet hoger dan 4 meter. Een personenauto moet
voorzien zijn van:
Niet verplicht: Mislichten zijn niet verplicht, brandblusapparaat,
verbandtrommel, gevarendriehoek ook niet maar het is wel beter om in je
auto te hebben.
Apk: na de keuring ontvang je een keuringsbewijs.
Tijdens de rit:

Houd je controle meters en lampjes in de gaten


Reageer je op vreemde geluiden, trillingen en geuren
Preventief onderhoud:

Houd je het voertuig in goede rij technische staat


Houd je het voertuig in verkeerveilige staat
Voorkom je dat kleine storingen uitgroeien tot grote defecten
Controleer 1 keer per maand de bandenspanning voor meer
veiligheid.
Banden oppompen met stikstof: vooral bestel en vrachtwagens doen
dit steeds vaker. Dit heeft een aantal voordelen:
De banden blijven langer op de juiste spanning
Het brandstofverbruik is lager
De wegligging is beter en de remweg is korter
De banden worden minder warm
De banden slijten minder en gaan veel langer mee
De kans op een klapband is kleiner
Banden met stikstof kun je herkennen aan een groen ventiel
dopje en houdt 4 keer langer de juiste spanning dan een band
met zuurstof.
Geel Waarschuwingslampjes: dan hoef je niet onmiddellijk te stoppen.
Je kunt naar de garage gaan. Blijf niet langer doorrijden dan nodig is.
Rode waarschuwingslampjes: vaak is er dan sprake van een ernstige
storing en moet je direct stoppen. Anders kan je veel schade krijgen. Stop
op een veilige plek en zet je motor uit.
Zwaar beladen: de auto wordt minder bestuurbaar. Je hebt een langere
stopafstand.
Imperiaal: voor het vervoeren van spullen kun je ook een imperiaal of een
aanhangwagen gebruiken. Een imperiaal kun je gebruiken voor niet al te
zware spullen. De zijkanten mogen niet meer dan 20 cm uitsteken. Zo is er
wel een hoger brandstof verbruik.
Afmetingen van lading: personen autos en aanhangwagens mogen
inclusief lading niet breder zijn dan 2,55 m. maar op onverharde wegen
mag het niet meer zijn dan 2,20 m.
De lading mag uitsteken:

Max 20 cm zijkanten
Max 1 meter van achterkant. Sws mag de lading nooit meer dan 5 m
uitsteken dan de achterste as van het voertuig.
Aan de voorkant mag niks uitsteken
Uitzondering: het vervoer van ladders, palen en latten gelden andere
regels:
AUTO: max 1 m voorkant, max 1 m achterkant
AANHANGWAGEN: niet voor, breedte 3. Max 5 meter van achterste
as (achter)
Markeringsbord: bij personen autos hoeft dit niet maar voor
aanhangers die:
Aan de achterkant meer dan 1 meter uitsteken
Aan de zijkant meer dan 10 cm uitsteken
Hun moeten dit rood/wit schuin gestreepte bord gebruiken.
Hulpkoppeling: is een extra verbinding tussen de auto en de
aanhangwagen:

Aanhangwagens met niet meer dan 750 kilo mogen een


losbreekreminrichting of een hulpkoppeling hebben
Aanhangwagens tussen de 750 en 1500 kilo moet sws een
hulpkoppeling hebben en anders een losbreekreminrichting.
Aanhangwagens tussen de 1500 en 3500 moeten voorzien zijn van
een losbreekreminrichting.
Losbreekreminrichting en hulpkoppeling mogen nooit samen
worden gevoerd.
Kenteken aanhangwagen: die minder dan 750 kilo wegen moeten een
witte kenteken plaat hebben met daarop in het zwart het zelfde kenteken
als voor een auto. Dit geld ook voor fietsenrekjes. Aanhangwagens die
meer dan 750 kilo wegen hebben een eigen kentekenplaat. Zij moeten een
normale gele hebben.
Rijbewijs B: je mag met rijbewijs B een aanhangwagen voortbewegen
wanneer:

De max massa niet meer is als 750 kilo


De max massa meer is dan 750 kilo. Maar als de auto en
aanhangwagen samen niet meer wegen als 3500 mag het ook nog
steeds
Rijbewijs B code 96: dit wordt ook wel rijbewijs B+ genoemd. Je hebt
deze code nodig wanneer de aanhangwagen meer als 750 kilo weegt. En
de massa van auto een aanhangwagen samen tussen de 3500 en de 4250
kilo. Je moet hiervoor praktijk examen dat gelijk is aan praktijk examen BE
afleggen.
Lengte vrachtauto: mag max 12 m lang zijn. Samen met trekker met
oplegger 16,50. En vrachtauto met aanhangwagen zelf 18,75. Ze moeten
aan de achterkant en zijkant een reflecterende lijn hebben zo zijn ze in het
donker extra zichtbaar.
Een bijzondere vrachtautocombinatie is LZV. Die kunne wel 25,25 meter
lang zijn. Hier staat dan ook altijd een bord achterop met LET OP! EXTRA
LANG

También podría gustarte