Está en la página 1de 13

NOVEEN

NEGEN DINSDAGEN

TER ERE VAN

H. ANTONIUS VAN PADUA


2

Noveen negen dinsdagen


Ter ere van De H. Antonius van Padua

De H. Antonius strief op een vrijdag, doch wegens verschillende moeilijkheden welke tijdens de ter
aadebestelling van zijn lichaam zich voordeden, en de talloze wonderen, die bij het lijk plaats grepen, was
men genoodzaakt de begrafenis uit te stellen : deze geschiedde eerst dinsdag de 17 juni 1232. Die dag
echter volgden talrijker en treffender mirakelen dan te voren. Uit dankbaarheid en liefde wijdde het volk
den dinsdag aan de godsvrucht en verering van de H. Antonius, die door God op zulk een uitstekende
wijze. was verheerlijkt. Bij voorkeur werd 's dinsdags het graf van deze heilige bezocht, en algemeen
heerste te Padua de mening, dat men op dien dag alle genaden van God door zijn voorspraak kon
bekomen. Deze Godsvrucht werd in het jaar 1617 op buitengewone wijze bekrachtigd, doordien de H.
Antonius te Bononi aan een aanzienlijke dame, welke hem dringend om een bijzondere genade
smeekte, 's nachts verscheen en de volgende woorden tot haar sprak : " Bezoek gedurende negen
dinsdagen mijn beeld in de kerk van de H. Franciscus, en dij zult verhoord worden." De godsvruchtige
vrouw volgde stipt het voorschrift van de Heilige, en verwierf hetgeen zij zo vurig verlangd had. De
Minderbroeders beijverden zich deze wonderbare gebeurtenis en de godsvrucht der negen dinsdagen
algemeen te verspreiden, en gans Itali, benevens veel andere landen, brachten haar weldra in
beoefening.
Hoe aangenaam deze godsvruchtige oefeningen aan God en de H. Antonius zijn, bewijzen de ontelbare
wonderen, genaden en weldaden, waarmede God ze heeft bekrachtigd. Er wordt bijna niemand
gevonden, die deze oefening van godsvrucht met levendig geloof en standvastig vertrouwen onderno men
heeft, zonder de verlangde genade of een veel grotere gunst te hebben verworven. Bij deze godsvrucht
nu behoort men het volgende in acht te nemen :
1. Men vereert de H. Antonius gedurende negen dinsdagen in een kerk van de orde der Franciscanen,
door het bijwonen van een of meer heilige missen, alsook door passende gebeden, waartoe men naar
verkiezing de volgende kan bezigen.
2. Iedere dinsdag nadert men met veel godsvrucht tot de H. Sacramenten der Biecht en des Altaars.
Het ontvangen van deze heilige sacramenten wordt, wel is waar, niet iedere dinsdag gevorderd, doch is
ten zeerste aan te raden, opdat men in staat van genade zij en aldus eerder verhoord worde.
3. Op plaatsen, waar geen orde kerken van de H. Franciscus bestaan, kan men deze godsvrucht in een
andere kerk, of zelfs thuis voor het beeld van de H. Antonius met vrucht verrichten.
4. Als men de begonnen oefening wegens gewichtige tussenkomende omstandigheden onderbreken
moet, kan men ze later vervolgen op de dagen, die men beschikbaar heeft, voortzetten.
5. Mocht er voor of na een dezer dinsdagen, een grote feestdag vallen, dan kan men op die feestdag de
H. sacramenten ontvangen, doch op de dinsdag de godsdienstige oefening houden.
6. Alwie uit deze godsvrucht wezenlijke vruchten wil trekken, beijvere zich met de meeste zorg de
deugden van de H. Antonius nauwkeurig na te volgen; want de ware verering van de heilige bestaat in de
navolging van zijn deugden, gelijk de H. Augustinus zegt.
De voor deze oefening verleende aflaten zijn:
1. Volle aflaat, op een der negen dinsdagen, welke het feest van de heilige (13 juni) onmiddellijk
voorafgaan, mits men biecht, communiceert en een kerk der Minderbroeders bezoekt en daar bidt tot de
gewone intenties.
2. Op iedere andere dinsdag, aflaat van zeven jaren en zeven quadragenen.
3. Buitendien kunnen alle gelovigen een volle aflaat verdienen op iedere dinsdag van het jaar, mits zij
biechten, communiceren en een kerk der Franciscanen bezoeken, waar het Allerheiligste ter aanbid-
ding is uitgesteld.
3

Bij het begin der negen dinsdagen

GEBED

O lofwaardige beschermer H. Antonius, tot meerdere eer van God almachtig en zijne Moeder, de
allerheiligste Maagd Mede welke hem negen maanden in haar maagdelijke schoot heeft gedragen, alsook
ter verering van de negen koren der Engelen, begin ik, het geringste uwer pleegkinderen heden de negen
dinsdagen, met het vaste voornemen, deze ook trouw te voleinden. Gij zelf zijt de insteller van deze
oefening, daar Gij een voorname vrouw, in haar benarde toestand, heeft aangeraden gedurende negen
dinsdagen uw altaar en beeld te gaan bezoeken.
Met deze uw eigen mening verenig ik de mijne, ik vereer en prijs U, en in U Degene, die wonderbaar in
zijn Heiligen, U versierd heeft met de luister van altijddurende wonderwerken. Neem mij, uw dienaar(es)
en deze mijne oefening genadig aan.
Getrouwe vriend van God, wees mijn middelaar bij God door Uw allesvermogende voorspraak. Verkrijg
mij, bid ik U, vergiffenis van al mijn zonden, en opdat ik voortaan de zonde mijde en God getrouwer diens,
ook de genade, die mij in het goede moet versterken en bevestigen. Vraag ook mij om lichamelijke
gezondheid, zo die ten minste in het belang van mijn ziel is. Bescherm mij tegen alle zichtbare en
onzichtbare vijanden, gevaren en rampen, sta mij vooral bij in mijn nood en verlegenheid, welke U bekend
is, en waarom ik voor U op de knien deze negendaagse oefening verdicht.

( Geef thans uw verlangens te kennen)

Gij Vader en heilige beschermer, weet het best, wat mij het voordeligst is. Laat mij toch, voor zover het
tot mijn heil sterkt dat ik verhoord worde, de kracht van uw voorspraak te ondervinden.
0 milddadige Jezus, verhoor de H. Antonius, die voor mij bidt, opdat mijn gebed door de kracht van zijn
verdiensten verhoord worde, daar ik door Hem U als de wonderbare God erken en aanbid, die leeft en
heerst in de eeuwen der eeuwen. Amen.
4

Bijzondere gebeden voor elk der negen dinsdagen

Eerste dinsdag

Glorierijke H. Antonius, verheven minnaar van Jezus Christus, die door de kracht van het Heilig Kindje,
dat Gij op Uw armen draagt, zo veel doden tot het leven hebt gewekt, heb medelijden met zoveel zielen,
die door de zware zonden het leven der genade verloren hebben. Verlos hen uit de slavernij van de duivel
en zorg dat zij weer genade ontvangen; want deze is het, die de mens verwijdert van de neigingen tot het
aardse, hem ten hemel leidt en hem van een slaaf van het vlees, gelijk hij te voren was, tot een waar
geestelijk wezen maakt. 0, getrouwe voorspreker en beschermer, al mijn hoop, al mijn vertrouwen stel ik
op U, al mijn bekommeringen en ellende werp ik in de schoot uwer ontferming. Gij, o grote heilige, zijt mijn
vreugde en geluk; Gij zijt het voorwerp en doel mijns verlangens, de troost mijner ziel: Gij zijt geheel mijn
toevlucht. Ik kan derhalve niets anders doen, dan U door mijn gebed, mijn zuchten en tranen smeken een
gelukzalige dood voor mij te verkrijgen en mij te behouden tegen de rampen en gevaren, welke mij iedere
ogenblik bedreigen. Verwerf mij, o grote Heilige, een zalige dood, een gelukkige overgang van deze
wereld naar de Hemel. Wees mijn gedachtig en voer mij op de weg der gerechtigheid, welke leidt tot het
hemels verblijf. Bescherm en bewaar de ziel van uw dienaar(es), die aan zovele gevaren van dit
vergankelijk leven is blootgesteld. Stem de God, die Gij op uw armen houdt, gunstig voor mij, opdat ik hier
op aarde altijd met Jezus zou leven, en in de Hemel Hem eeuwig zou aanbidden en loven. Amen.

Wonder

Zekere Marcoald, in de omgeving van Padua woonachtig, had een vrouw met name
Gilfia, welke, ten gevolge van een tienjarige ziekte aan het been, lam en zo machteloos
was geworden, dat zij zich ter nauwernood met behulp van krukken kon bewegen. Toen
het gerucht van de bij de dood van de H. Antonius gebeurde wonderen hem ter ore was
gekomen, had de vrome man sterk vertrouwen dat zijn vrouw zou genezen. Hij voerde
haar op een paard naar Padua en liet haar de kerk binnenbrengen bij het graf van de
Heilige. De godvrezende Gillia bad vurig en werd genezen. Het been werd even recht als
weleer, en zij keerde, de goedheid en macht van de Wonderdoener verheerlijkende, te
voet huiswaarts.
5

Tweede dinsdag

O roemrijke H. Antonius, Serafijn der goddelijke liefde, helderschijnend licht van de Kerk, die ontelbare
mensen, in de duisternis van misdaden en ongeloof, de weg der deugd en der waarheid en tevens de weg
naar de hemel hebt aangewezen, hun de zalige boetvaardigheid opleggende, verkrijg, bid ik U, voor alle
goedgelovige christenen, de volharding in het geloof tot het einde toe; voor alle ongelovigen een oprechte
bekering en voor alle zondaars een heilzame verbetering van hun leven. 0, grote Heilige, U vertrouw ik het
heil en leven van mijn ziel. Ik geef mezelf en al wat in mij is, in uw handen, opdat gij mij de ware weg
moogt aanduiden. Verbreek de hardnekkigheid van mijn ziel; maak dat mijn hart zich enkel tot God zou
wenden en in Hem berusten. Leer mij alles, wat op aarde is, gering schatten, de eerzucht vermijden, al
het aardse verachten, en alleen de hemelse goederen zoeken, en smaak vinden in die zaken, welke de
eeuwigheid betreffen. Vernietig in mij die ongeregelde neiging, welke mij aan mezelf hecht en mij steeds
tot zinnelijkheid en aards genot aanspoort. 0, goede Heilige, wees de vriend van mijn ziel : daarom zal uw
naam verheven worden; de mijne daarentegen in vergetelheid geraken; uw, niet mijn werken, zullen
verheerlijkt worden en alle mensen zullen uw grootheid loven en prijzen. Amen.

Wonder

In het jaar 1682 had Judith Bianca te Napels hevige smart te verduren van een allerpijn-
lijkste en afzichtelijke verzwering. Hierdoor vloeiden haar kwalijk riekende stoffen uit neus
en mond. Na alle menselijke middelen te hebben aangewend, nam zij haar toevlucht tot de
H. Antonius, en begon de oefening der negen dinsdagen. Bij het aan breken van de
tweede week ontwaarde zij, onder het gebed, in de mond, een losgeraakt vleesachtig
gezwel, dat de oorzaak was van haar kwaal. Vanaf dat ogenblik verdween de verzwering
en kon zij de H. Antonius voor een volkomen genezing bedanken.
6

Derde dinsdag

Grote H. Antonius, voortreffelijke en getrouwe vriend van Jezus, die door de aanbiddelijke Zaligmaker bij
uitnemendheid zijt uitverkoren, om een schrik te zijn voor de boze, ik bid U, bewaar mij voor de
doodzonde, welke volgens de Heilige Schrift de ware boze geest en de gruwzame tiran van onze ziel is.
Ontferm U over mij, o grote Heilige, en bescherm mij door uw voorspraak tegen dit hels gedrocht, dat mij
wil beroven van de genade van mijn beminde Jezus, en mij aan de eeuwige dood schuldig maken.
Beschaam thans nog, o machtige H. Antonius, die oproerige en gevaarlijke geest, die re slechts op
bedacht is, hoe hij mijn ziel door zijn duivelse ingevingen ten verderf zal richten. Verdedig mij tegen de
aanvallen van de helse draak, dat ik door U geholpen, moge zegevieren over die duistere machten. Gij
weet wel, dat ik genade en zelfs krachtige genade nodig heb, om haar te weerstaan en de natuurlijke
neigingen te overwinnen, welke van onze eerste jaren altijd ten kwade willen. Deel mij de genade mee,
welke voor het heil van mijn ziel zo noodzakelijk is : ondersteun mij en ontsteek in mijn hart het vuur der
liefde. 0 spiegel van geduld, o volmaakt voorbeeld van deugd, begunstig ons met uw weldaden in de
ellende en de druk waarmee wij ons, helaas, overladen gevoelen, en verkrijg ons van het Kindje Jezus,
dat op uw armen rust, de genade, alle tegenspoed, die ons overkomt, met geduld te dragen, opdat wij, na
hier op aarde ons kruis geduldig gedragen te hebben, ook eens in de hemel de eeuwige vreugde mogen
genieten. Amen.

Wonder

Een Pools edelman ( hertog ) te Padua aangekomen, begaf zich met zijn gevolg naar S.
Prosdocimo, en terwijl hij achter langs de kerk van de H. Antonius kwam, vroeg hij, wat dat
voor een gebouw was. Men zei hem, dat het de kerk van de H. Antonius, patroon van de
stad, was. Iemand van zijn gevolg, dit horende, wilde geestig zijn, en sprak op spottende
toon : " Is het die Antonius, ter ere van wie de varkens een bel om de nek dragen ? " Doch
ternauwernood had hij dit gezegd, of zijn mond spleet van ene oor tot het andere open, en
zijn arm, waarmee hij de kerk aanwees, verdorde. De H. Antonius strafte aldus op
hetzelfde ogenblik de vermetelheid van zijn ongelukkige belediger. De hertog, die het
smadend gezegde niet gehoord had, waarmee die goddeloze de heilige bespotte, vroeg
zijn zoon, wat er gebeurd was. De toedracht der zaak vernemende, wekte hij de
ongelukkige tot berouw op voor zijn heiligschendende spoternij, en spoorde hem aan naar
de kerk te gaan, om de heilige vergiffenis te smeken. De gestrafte volgde die raad, en de
H. Antonius vergaf hem de belediging, schonk hem niet alleen zijn vorige toestand terug,
maar verwierf hem tevens de genade van een oprechte bekering.
7

Vierde dinsdag

Wonderbare H. Antonius, die de zeiken zo dikwijls de gezondheid hebt teruggeschonken, en hen


verkwikking hebt verleend, die in zwakheid zowel naar lichaam als naar ziel tot U zuchten, ik smeek U
dringend, wil toch mijn ziel van al haar wonden genezen, en de genade van de H. Geest in mijn hart
versterken, om het meer en meer door het vuur van uw liefde te ontsteken. Verkrijg mij, o grote Heilige, de
zegen van de Hemel, kracht in geloof en hoop, alsmede vergeving voor mijn nalatigheden. Draag aan de
Goddelijke rechtvaardigheid dit nederig gebed op : Ik heb gezondigd, o Heer, ik heb gezondigd. Ik bid U
om vergiffenis, o mijn God. 0 Vader van de barmhartigheid en God der vertroosting, vergeef mij door uw
oneindige goedertierendheid 10 H. Antonius, zorg, dat deze bede mijn hart doordringt tot de troon der
goddelijke barmhartigheid, opdat de liefdevolle Zaligmaker, die mij door zijn dierbaar Bloed verlost heeft,
haar aan de eeuwige Vader opdrage, om vergiffenis van de zonden, bevrijding van smarten die mij
kwellen, en de eeuwige heerlijkheid te bekomen, welke Gij in de Hemel bezit. Amen.

Wonder

Nadat de Heilige eens gepredikt had, en een dorp in de nabijheid van Marseille doortrok,
werd Hij met zijn reisgenoot door een godvrezende vrouw van die plaats uitgenodigd, bij
haar enige verkwikking te gebruiken, hetgeen hij aannam. Opgetogen van blijdschap, dat
de H. Antonius binnen haar woning vertoefde, daalde de vrome vrouw in de kelder af om
wijn te halen, doch vergat in haar haast de kraan van het vat dicht te draaien, of deed haar
slechts half dicht, zodat de wijn wegstroomde. Boven gekomen neemt zij een beker, en
terwijl zij die wil opnemen, houdt zij er de voet van in haar hand. De beker was van glas,
en het arme vrouwtje zat er nog meer over in, daar zij hem slechts geleend had. Antonius,
getuige van dit schouwspel en in de geest bespeurende, wat er, buiten weten van zijn
gastvrouw, in de kelder had plaatsgegrepen, wilde niet toelaten, dat de Hem betoonde
mildadigheid zou slecht beloond worden. Met de handen bedekte hij zijn gezicht en sprak
een kort maar vurig gebed, waarna men aanstonds de beker wederom in zijn vorige
toestand hersteld zag. De vrouw keert naar de kelder terug, en bemerkt dat de wijn uit het
vat is gelopen; doch het wonder waarvan zij zo even getuige was geweest, deed haar een
tweede verhopen, en inderdaad : bij het vat gekomen, vindt zij dit gevuld met wijn van
oneindig beter soort dan de vorige. Verheugd snelt zij de trappen op, om haar gasten te
bedanken; deze echter waren reeds vertrokken, daar zij wilden vermijden, dat het dubbel
wonder in de omtrek rucht baar werd, terwijl zij nog aanwezig waren.
8

Vijfde dinsdag

Roemrijke H. Antonius, moedige bestrijder der ongelovigen, die meermalen de boeien hebt verbroken
van hen, die onder tirannie van vorsten zuchten, ik bid U, verbreek de banden der zonden en boze
neigingen, die mijn ziel kwellen. Ik smeek U, grote Heilige, verhoor dit ootmoedig gebed, dat ik voor uw
altaar verricht. Verwerf mij door uw voorspraak een deugdzaam leve n, ware zelfkennis, volmaakte
versterving van mijn zinnen en een volkomen overwinning in alle bekoringen. Ontsteek in mijn hart het
vuur van uw goddelijke liefde. Weiger mij uw bijstand niet, als mijn ziel van het lichaam zal scheiden.
Sterk mij in dat ogenblik tegen de vijand van mijn zaligheid. Kom mij ter hulp in die bange uren, en
verzoen mij met God, opdat Hij mij mijn zonden vergeve en ik de H. Drievuldigheid, in het gezelschap
van de gelukzaligen, immer moge loven en verheerlijken.
Kom, o H. Geest, vervul mij met uw vertroosting, opdat mijn ziel niet in zwakheid vervalle. Laat mij, o
God, in uw ogen genade vinden, die mij geleide en onophoudelijk aanspore, om goede werken te
verrichten, door Jezus Christus, uw zoon, die met U leeft en heerst in de eenheid van de H. Geest in
eeuwigheid. Amen.

Wonder

Zekere Antonius, die in de nabijheid van Padua was geboren, had ten gevolge van een
beroerde het gebruik van de linkerarm verloren. Tot overmaat van ramp werd hij van
diefstal beschuldigd en voor de rechtbank gedaagd. God liet hem deze vernedering
slechts ondergaan, om hem daarna te verheffen. Gevankelijk voor de rechters gebracht,
begon hij met luider stem en levendig vertrouwen te bidden : " H. Antonius," sprak hij, "
geef dat, indien ik schuldig ben, mij hier ten aanzien van eenieder, hetzelfde gebrek aan
mijn rechterarm overkome, als wat ik aan mijn linker ondervind : dat zal mij voor immer in
de onmogelijkheid stellen om te stelen; - ben ik onschuldig, genees mij dan in
tegenwoordigheid van de rechters, van mijn gebrek. " Nauwelijks was dit gebed geindigd,
of hij kreeg het gebruik van zijn linkerarm terug. Volkomen genezen, werd hij in het bijzijn
van elk verlost van zijn kwaal en ontheven van de misdaad, die men hem ten laste legde.
9

Zesde dinsdag

Mijn God, oorsprong van barmhartigheid, Gij hebt aan mij gedacht, toen ik U verlaten had. Geef, dat ik
immer aan U en uw geboden zou denken. 0, enige kracht van mijn ziel, maak haar door uw volkomen
zuiverheid altijd vrij van aardse begeerten. Dat is het doel van mijn hoop; zonder U is er geen ware en
rechtmatige vreugde te verwachten. Toon mij door de verdiensten van uw getrouwe dienaar, Antonius,
uw goddelijke barmhartigheid. Verbeter, o Heer, in mij wat onvolmaakt is.
0, grote H. Antonius, die veel zieken hebt genezen, aan menigeen het gezicht, het gehoor en de spraak
hebt teruggegeven, genees door uw voorspraak alle ziekten van mijn ziel en haar ongeregelde begeerten;
heers over mijn tong, opdat ik ze niet tegen de eer van God zou misbruiken of tegen mijn evennaasten,
die God mij bevolen heeft te beminnen. 0, hoe dikwijls klopt de lieve Jezus aan de deur van mijn hart, en
wil Hij mij in zijn dienst aannemen, mij tot waakzaamheid en overweging van de eeuwige waarheden
aanmanende, terwijl ik mij bezig houd met datgene, wat als een schaduw voorbijgaat. Maak dat de
goddelijke ingevingen tot mij doordringen, en wil toch verhoeden, dat ik de verlokkende stem van mijn
zinnelijkheid volge. 0 wonderbare Heilige, die door een bijzondere genade Gods, zoveel verloren zaken
terugbrengt, maak dat ik de genade Gods en de rust van mijn ziel wedervinde welke ik ongelukkigerwijze
door de zonden heb verloren, en wat mij meer dan enig ander verlies leed doet. Amen.

Wonder

In de nabijheid van het klooster, genaamd Monte Paolo, staat een kapel, toegewijd aan
de H. Antonius, opgericht als een bewijs van dankbaarheid voor het wonder dat wij gaan
verhalen. Zeker Jacobus Paganelli, van Ravenna, was dodelijk ziek, en de ge neesheren
wanhoopten aan zijn behoud. Zijn bloedverwanten, die hem geen ogenblik verlieten, en
over zijn toestand in de grootste onrust verkeerden, zagen dat hij enigszins kalm werd en
zuchtte. Enige ogenblikken daarna ontwaakte hij en sprong uit het bed, roepende : " Tolle
grabatum tuum et am ula : neem uw bed op en wandel." De aanwezigen dachten dat hij in
ijlende toestand verkeerde, doch Jacobus hield vol dat hij genezen was. Hij had
gedroomd dat hij voor de relikwiekast van de H. Antonius stond, en ofschoon hij die nooit
had aanschouwd, gaf hij er niettemin een nauwkeurige beschrijving van. Terwijl hij zich
aldaar bevond, had de heilige hem geboden zijn bed op te nemen en te wandelen, gelijk
men hem zoeven had horen roepen, en hij voelde zich opeens genezen. Over dit wonder
getroffen, deed hij de belofte, tot het einde van zijn leven, klederen te zullen dragen van
dezelfde kleur als dat van de H. Antonius, en een kapel ter zijner ere te bouwen. Hij
vervulde die belofte, vereeuwigde de wonderbare genezing door een geschrift, en leefde
daarna nog tien jaren.
10

Zevende dinsdag

In nader tot Uw troon, ons onsterfelijke Koning der heerlijkheid, ofschoon ik aan stof en as gelijk ben. Uw
zo milde goedheid schenkt mij moed, om voor uw aangezicht te verschijnen en U mijn hart uit te storten.
Alles wat mij aangaande de deugdzaamheid is geleerd, wil ik in uw dienst aanwenden. 0 mijn Heer en
mijn God, schenk ons de genade, alleen op U onze hoop te vestigen en ons onder uw vleugelen
verborgen te houden. Bescherm ons tegen alle vijanden, wek ons uit onze traagheid op. Dat de gedachte
aan U in ons werke, dat zij ons opwekke en ontsteke, opdat wij uw zoetheid smaken en onze harten tot U
opheffen. Schenk mij U zelven, o mijn God, want ik bemin U. En geef dat, wijl ik U niet genoeg liefheb, ik
U meer en meer beminne, zonder ooit van U te scheiden. Ik weet en erken, dat ik zonder U overal niets
dan ellende en rampspoed aantref. Derhalve stel ik al mijn bezorgdheid in uw handen, o Heer, opdat ik
leve en uw geboden onderhoude. Gij kent mijn onwetendheid en zwakheid; onderricht en genees mij.
O H. Antonius, heilige vriend en dienaar Gods, leer mij de weg des hemels; geef dat ik de voetstappen
volge van mijn verlosser Jezus Christus; wees mij een getrouwe gids; verlicht mij in de duisternissen van
dit sterfelijk leven; wees mijn helper in alle gevaren naar ziel en lichaam; toon mij wat ik moet doen en
vermijden moet tot eer van God en het heil van mijn ziel. Verlaat mij niet, o grote Heilige. Gaarne wil ik
onder uw leiding leven en sterven. Amen.

Wonder

De oorspronkelijke schilderijen, die de H. Antonius voorstellen, wekkervin ons de


gedachte aan de diepe ootmoed die Hem bezielde. De schilderij van Giotto, welke aan de
linkerkant van het hoofdaltaar van zijn kerk hangt, legt getuigenis af van deze nede-
righeid, en verspreidt te gelijk de roem, als loon aan deze deugd verbonden. In het jaar
1749 barstte er in de kapel van de H. Antonius een hevige brand uit, en alles wet zich
daarin bevond werd een prooi van de vlammen. Alleen het schilderij van Giotto werd door
het vuur gespaard, en hield al haar luister, zonder zelfs door de rook te worden
beschadigd. Dit wonder maakte haar nog meer vererenswaardig, en men smaakt een
altijd nieuw genot, daarin de trekken van de Heilige te aanschouwen.
11

Achtste dinsdag

Heb dank, o mijn God, dat Gij in uw almachtige goedheid de wereld hebt geschapen en haar door uw
wonderbare wijsheid bestuurt. Ik dank U, mijn God, dat Gij alleen mijn ganse vreugde en hoop uitmaakt. Ik
dank U voor al uw gaven en voornam elijk hiervoor, dat Gij mij zo menigmaal mijn zonden vergeven hebt.
Dat de hemel U love, en de aarde uwe macht verkondige, o oorsprong aller genade en goedertierenheid.
Hoe dikwijls heb ik niet van U afgewend en mij tot de ijdele wereld begeven, terwijl ik de weg van Uw
geboden verliet. 0 hoe billijk is het, dat ik U bemin, U dank betuig en uw verheven Majesteit onophoudelijk
wegens haar oneindige barmhartigheid loof, daar deze mij uit al mijn dwalingen heeft geholpen. 0 mijn
God, die mijn schreden kent, ontferm U mijner en gewaardig U, mijn door zonden verzwakte ziel te
versterken.
O roemrijke H. Antonius, medelijdende trooster der bedroefden, die den. bedrukten zo dikwijls in hun nood
te hulp komt, verlaat mij niet; ondersteun de armoede van mijn ziel. Ongeduld, achterdocht en boze
oordeelvellingen vervoeren mijn ziel, sporen mij tot wraak aan en tot vernedering van anderen; niet licht
vergeef ik beledigingen en ik erbarm mij niet over mijn naaste. Dat God zich door U, o grote Heilige,
ontferme over mijn ellende en mij helpe tot een oprechte bekering. Geef, dat ik getroffen words door de
pijlen der goddelijke liefde, en het genot der wereld met haar ijdele genoegens vermijde. Dat de genade
mijn zwakheid versterke en mijn leven voor ongevallen behoede. Dat de allerheiligste barmhar tigheid mij
bijsta en mijn verlangen vervulde, door de overvloed uwer verdiensten. Maak dat ik van de weg der deugd
nimmer afwijk, opdat ik eens in uw gezelschap de drie-enige God eeuwig prijzen en loven moge. Amen.

Wonder

Een luthers protestant uit Sausen, Henri Hinez genaamd, was in het bezit van een
schilderij waarop de H. Antonius stond afgebeeld, en welke hij uit minachting omgekeerd
aan de muur zijner kamer had hangen. Enige katholieken merkten hem zulks op, en
draaiden haar in zijn bijzijn om; doch zodra waren zij niet verdwenen, of de man keerde ze
opnieuw om, zeggende : " Als ze zich van zelf omdraait, word ik katholiek." Dit was een
soort van tegenstand, welke hij bood aan zijn inwendige wroegingen. Doch verbeeld u zijn
verbazing, toen weinige dagen later het portret zich niet slechts vanzelf omwendde, maar
zich van de muur losmaakte en in de lucht bleef hangen. Niettegenstaande dit geval en de
vrees, welke het hem inboezemde, volbracht hij echter geens zins zijn belofte om de
dwaling af te zweren. Hij meende dat lange reizen zijn gemoedsbezwaren zouden
afleiden; doch waarheen hij ook trok, de knaging en de kwelling des gewetens kon hij niet
ontkomen; integendeel, zij verergerden. Nadat hij verschillende verafgelegen streken had
bezocht, kwam hij in Itali, en nam in Toskane dienst. Meer dan ooit door inwendige
beroeringen geteisterd, bevond hij zich eens te Porto-Ferrajo, en hoorde toevallig de
eerwaarde bisschop van Massa. Monseigneur Paul Pecci, preken. Alsdan zwoer hij door
tussenkomst van de H. Antonius de dwaling af, om de katholieke godsdienst te omhelzen.
Verder leefde hij als oprecht christen, voelde zich tot de geestelijke staat geroepen, trad in
de orde der Conventuelen, onder de naam broeder Antonius-Paulus en stierf uiteindelijk
als een volmaakt kloosterling.
12

Negende dinsdag

Mijn aanbiddelijke Jezus, die alleen uit eigen kracht wonderwerken verricht en U toch wonderbaar wilt
tonen in uw heiligen, daar Gij hun gave mededeelt, wonderen te doen, om of wel uw goddelijke macht in
hen te laten schitteren, of om door hun bemiddeling uw weldaden aan de wereld te schenken; - ik, ellendig
schepsel, aanbid U met diepe ootmoed; ik dank U met de meeste erkentelijkheid voor de bijzondere
gunsten en genaden, waarmede Gij uw trouwe dienaar, de H. Antonius van Padua, hebt verrijkt. Bij de
beschouwing van zoveel grote voorrechten, die Gij Hem verleent, bid ik uw goddelijke barmhartigheid,
schenk door zijn voorspraak en verdiensten aan allen, die zich met godsvrucht tot Hem wenden, het leven
der genade; zo zij zich in dwaling bevinden, het licht der waarheid; als zij in onrust en verdriet verkeren,
troost; indien zij ziek zijn, de gezondheid; hebben zij hun goederen verloren, dat zij ze terugvinden. Ik
smeek uw goddelijke Majesteit dringend, laat ons in al onze noodwendigheden de gunstige uitwerking
zijner voorspraak ondervinden, opdat wij uw barmhartigheid eeuwig mogen prijzen. Ik aanbid U, o almacht
des Vaders; U aanbid ik, o wijsheid des Zoons; ik breng U de hulde der aanbidding, o liefde van de H.
Geest. In alle nederigheid dank ik U, o allerheilgste Drievuldigheid, voor al het goede, mij ooit bewezen,
en bid U ten zeerste, wil mij de gunst, waarnaar ik vol vertrouwen verlang, genadig verlenen, mij nimmer
verlaten in mijn nood, maar door de verdiensten en voorspraak van mijn beschermer Antonius, mij
goedgunstig verhoren. Amen.

Wonder

Te Trente liet een ridder zijn kostbare ring, die hij aan de vinger droeg, in een meer vallen. Vol
spijt over dit verlies, begeeft hij zich naar Padua, laat ter ere van de H. Antonius een zingende
mis opdragen, en komt middelerwijl op de markt. Daar valt zijn oog op een keurige vis, die hij
koopt om hem aan de Paters Franciscanen te geven; dit alles met het doel zijn ring terug te
vinden. En, o wonder! Bij het opensnijden van de vis vinden de kloosterlingen in de
ingewanden het vermiste kleinood. Onverwijld bracht men het de ridder terug, die geheel
verwonderd, luide de roem van de H. Antonius verkondigde.
13

Sluitgebed na afloop der negen dinsdagen

Heilige Antonius, getrouwe voorspreker,


met Gods genade en onder uw bescherming
heb ik de godvruchtige oefeningen,
welke Gij zelf hebt aanbevolen, geindigd.
Wel was ik van goede wil om alles te doen,
wat tot uw verheerlijking kon bijdragen;
maar gij kent mijn zwakheid en nietigheid,
en weet hoe gering mijn godsvrucht is;
vergoed derhalve hetgeen daaraan ontbreekt,
draag uw verdiensten en goede werken voor mij op,
en geef dat ik, onwaardige,
genade en verhoring vinde.
Amen.

Uit het oude boek


" Komt tot Mij
Volledig Meditatie en Gebedenboek
voor de vereerders van
den H. Antonius"
door C. Coopman, s.j. 1922

También podría gustarte