Está en la página 1de 7

Lesvoorbereidingsformulier Fontys Hogeschool Kind en Educatie, Pabo Eindhoven

Bron: Didactisch model van Gelder


Student(e)
Kim van Gompel
Klas
PEH15VB
Stageschool Franciscusschool
Plaats
Bladel
Vak- vormingsgebied: Levensbeschouwing
Speelwerkthema / onderwerp: Pasen

Mentor
Datum
Groep
Aantal lln

Judy Knook
18-3-16
3
17

Persoonlijk leerdoel:
- Ik kan tijdens de les gestructureerd en duidelijk over komen zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn.
- Ik kan tijdens mijn les de kinderen op een duidelijke en rustige manier vertellen wanneer ze iets doen wat ik niet fijn vind. Dit vertel ik in de ik-vorm.
- Ik kan aan het einde van de periode mijn planning volgen zodat ik alles op tijd stuur.

Lesdoel(en):
Productdoelen
- De kinderen weten aan het einde van de les wat het Paasverhaal
inhoud. Zij kunnen dit in eigen woorden vertellen
- De kinderen kunnen aan het einde van de les situaties uit het
dagelijks leven halen die betrekking hebben over het onderwerp
(vriendschap, verraad)
Procesdoelen:
- De kinderen oefenen het luisteren naar elkaar. Dit doen zij door na
te vertellen wat de ander heeft verteld.
- De kinderen oefenen met het uitspreken van hun gevoelens.

Evaluatie van lesdoelen:


Alle lesdoelen zijn behaald. Aan het einde van de les heb ik de kinderen gevraagd of zij
konden vertellen wat ik precies verteld had over het paasverhaal. Dit konden de kinderen
in grote lijnen vertellen. Ook hebben de kinderen het paasverhaal gekoppeld aan het
dagelijks leven.
Ik stelde de kinderen vragen over vriendschap en verraad. En vroeg of ze dit konden
vergelijken met jezus.
Het luisteren naar elkaar vinden sommige kinderen nog heel moeilijk, vooral wanneer ze
het verhaal na moeten vertellen. De kinderen zijn snel afgeleid. Wanneer ik van tevoren
aangaf dat ze het moesten navertellen ging dit al een stuk beter. Dit is een procesdoel en
zal ik ook nog zeker in andere lessen terug laten komen zodat dit alsmaar beter gaat.
Het uitspreken van de gevoelens ging wel goed. Geen enkel kind heeft niet over zich zelf
durven vertellen.

Kerndoel 38: De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen


die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol
spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en diversiteit
binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
Leerlijnen:
Zingeving:
- godsdienstige feesten
-

godsdienstige verhalen

godsdienstige gebruiken

Beginsituatie:
Voorkennis en kunde:
- De kinderen weten wel iets over het Paasverhaal. Dit beeld kunnen zij verwoorden
- De kinderen hebben vaker in een kring gezeten, wel is het nog lastig om niet op elkaar te reageren. Ik moet ervoor zorgen dat ik hierin consequent handel
zodat het niet te erg wordt.
Betrokkenheid en actualiteit:
- Het is bijna Pasen
- De kinderen zitten in een kring, deze werkvorm vinden de meeste kinderen erg leuk. Hierdoor is de betrokkenheid al hoger.
- De kinderen mogen veel zelf praten, ze praten over eigen ervaringen. Dit vinden de kinderen erg leuk. Hierdoor zullen de meeste kinderen al erg enthousiast
zijn.
Bekendheid van de in te zetten didactische instrumenten:
- Wanneer ik mijn hand omhoog steek weten de kinderen dat ze stil moeten zijn. Dit nemen zij over zodat het nog sneller stil is
- Er hangt een plaat aan het bord over het gebruik van de stem ook hier zal ik de kinderen aan herinneren tijdens de les.

Lesverloop
Tijd

Leerinhoud Didactische handelingen


Leeractiviteit
Materialen / Organisatie
Leraar
leergedrag leerling(en)
Inleiding
- Voor ik de les begin laat ik de kinderen
- De kinderen zetten de kring klaar.
een kring maken. De kinderen zitten in
- De kinderen doen dit op een rustige manier
een kring om coperatief te kunnen
- De kinderen bedenken zinvolle afspraken voor in de
leren. Kinderen kunnen van elkaar leren
kring.
en als ieder kind een bijdrage heeft dan
- De kinderen vertellen over waar zij denken dat
voel ieder kind vrijer om te participeren.
Pasen over gaat
- Ik maak samen met de kinderen
- De kinderen steken de vinger op wanneer ze iets
afspraken
willen zeggen.
- Ik stel de kinderen de vraag wat zij met
Pasen doen.
- Daarna vraag ik de kinderen wat de
kinderen denken dat Pasen in houdt.
Voorlezen
- Ik begin voor te lezen over het
- De kinderen zijn stil
- Verhaal
paasverhaal.
- De kinderen luisteren naar het verhaal
- http://www.bibleforchildren.org/PDFs/du
tch/The_First_Easter_Dutch.pdf

Analyseren

Ik vraag de kinderen wat ze van het


verhaal vonden
Ik geef de kinderen een aantal
stellingen. Zij mogen gaan staan als ze
het met de stellingen eens zijn en ze
blijven zitten wanneer ze er oneens
mee zijn.
Judas had Jezus niet mogen
verraden
Judas is geen vriend van Jezus
Jezus had zich moeten
verzetten
Petrus is een vriend van Jezus
Ik maak nu de brug naar het dagelijks
leven. Ik vraag de kinderen of zij wel
eens verraden zijn.
Hoe voelde je daarbij?
Wat zou jij doen als er iemand verraden
wordt?
Wat als diegene een vriend van jou is?
Wat als jij diegene niet kent? Verraad je
hem dan of help je hem?
Wanneer is een vriend een echte vriend
Heb je ook wel eens spijt gehad van
een van je daden tegen je vrienden
toen? Wat deed je toen om het goed te
maken?

De kinderen denken na over het verhaal


De kinderen vertellen in hun eigen woorden waar
Pasen over gaat
De kinderen beatwoorden verschillende stellingen,
dit doen ze geheel naar eigen mening.
De kinderen gaan aan de hand van mijn vragen na
denken over het dagelijks leven
De kinderen denken na over hun gevoelens
De kinderen steken de vinger op wanneer zij iets
willen zeggen

Evaluatie

Ik vraag aan een kind om te vertellen


wat een ander kind heeft verteld. Zo
controleer ik of de kinderen hebben
geluisterd.
Ook vraag ik de kinderen in welk
opzicht het beeld over Pasen veranderd
is. Wat wist je nog niet wat je nu wel
weet?

De kinderen vertellen over elkaar wat ze hebben


gezegd.
De kinderen hebben een eigen beeld gevormd over
het Paasverhaal. Dit beeld mogen zij in eigen
woorden vertellen
De kinderen vertellen wat ze geleerd hebben
De kinderen steken de vinger op wanneer ze iets
willen zeggen.

Persoonlijke reflectie
Wat wilde ik?
- Ik kan tijdens de les gestructureerd en duidelijk over komen zodat de kinderen weten waar ze aan toe zijn.
- Ik kan tijdens mijn les de kinderen op een duidelijke en rustige manier vertellen wanneer ze iets doen wat ik niet fijn vind. Dit vertel ik in de ik-vorm.
- Ik kan aan het einde van de periode mijn planning volgen zodat ik alles op tijd stuur.
Wat deed ik?
- Om mijn eerste doel te bereiken heb ik veel structuur in mijn lessen gebracht. Ik heb mijn lesvoorbereiding zo duidelijk mogelijk gemaakt zodat het voor mijzelf
en voor de kinderen zo duidelijk mogelijk is. Ook probeer ik de feedback van mijn mentor toe te passen in mijn volgende lessen. Dit leerdoel gaat al een stuk
beter daarom focus ik me vooral op mijn laatste leerdoel.
- Mijn tweede doel sluit aan op mijn eerste doel. Ik heb gemerkt dat wanneer ik druk in mijn hoofd word de kinderen dit ook worden en ik volledig dicht sla. Ik
probeer in mijn lessen zo rustig mogelijk te blijven zodat de kinderen in ieder geval niet drukker door mij worden. Wanneer ik merk dat het in mijn hoofd erg
onrustig wordt probeer ik mijn rust weer te nemen en mij hiervan bewust te worden. Als dit lukt kan ik de rust weer terugpakken en verloopt mijn les zoals ik het
wil. Structuur is voor mij en de kinderen dus erg belangrijk zodat ik enig houvast heb wanneer het druk wordt.
- Om mijn laatste doel te bereiken heb ik veel gesprekken met mijn mentor. Mijn mentor en ik maken duidelijke afspraken waar ik me aan probeer te houden
zodat ik mijn lessen tijdig inlever. Dit zodat mijn mentor mij nog feedforward kan geven op mijn lesvoorbereiding zodat ik mijn twee doelen hierboven beter kan
bereiken.
Welke betekenis heeft het voorgaande voor mij?
Doel 1:
1. Positieve ervaringen: Ik vertelde de kinderen aan het begin van de les wat we gingen doen en wat ik van de kinderen verwachtte. Ook stelde ik samen met de
kinderen regels op waar ik de kinderen aan kon attenderen tijdens het gesprek. Ik merkte dat dit voor de mij en de kinderen rust gaf waardoor het gesprek
soepel verliep
2. Wat anders ging: soms praat ik nogal snel of met moeilijke woorden (voor groep 3). De kinderen weten niet zo goed hoe ze daar mee om moeten gaan
waardoor ik vaak het antwoord weet ik niet krijg. Ik moet ervoor zorgen dat ik mijn taalgebruik en snelheid aanpas aan de kinderen van groep 3.
Doel 2:
1. Positieve ervaringen: wanneer een kind zich tijdens het gesprek niet aan de regels hield vertelde ik aan dat desbetreffende kind dat ik dit vervelend vond. Ik
benoemde het gedrag en vertelde dit in de ik-vorm. Ook vroeg ik welke regels we op hadden gesteld zodat ik deze nog een keer herhaal met dat kind.
2. Wat anders ging: dit doel verloopt al erg goed. Ik heb in deze les niets gemerkt wat anders ging.
Doel 3:
1. Positieve ervaringen: Ik merk wanneer ik mijn lesvoorbereidingen op tijd stuur dit meer rust voor mij geeft. Ook is het fijn om met mijn mentor dingen te kunnen
bespreken over mijn les waar ik nog niet aan had gedacht.
2. Wat anders ging: door de toets-stage week was het erg kort dag om mijn lesvoorbereiding te maken. Hierdoor kon mijn mentor de lesvoorbereiding pas
diezelfde dag zien waardoor ze dan pas feedback kon geven. Als ik mijn lesvoorbereiding eerder kon sturen had mijn mentor meer mee kunnen denken over
mijn les. Bijvoorbeeld welk verhaal ik ga voorlezen of dat ik het beter kon vertellen.

Feedback mentor (inclusief handtekening): Judy Knook


Datum: 18-3-16
Vooraf:
- Wil je het verhaal voorlezen of vertellen? Voorlezen lijkt me niet zon goed idee omdat het een heftig verhaal is en er veel moeilijke
woorden in staan
- In je lesvoorbereiding lees ik vooral over verraad, dat is een zwaar onderwerp. Sluit je wel luchtig en positief af?
Tijdens:
- Je mag langzamer praten en/of probeer minder woorden te gebruiken (het was een hele spraakwaterval)
- De kinderen vinden het wel reuze interessant wat je vertelt
- Goede interactieve werkvorm: staan zitten
- Geregeld krijg jij op je vragen als antwoord: dat weet ik niet. Hoe komt dat?

También podría gustarte