Está en la página 1de 77

Marscompagnien in Afrika.

HET ESKADRON DER GIDSEN IN DE


KATANGESE SECESSIE.
Gebaseerd op de scriptie : Les Guides dans la Scession Katanga 1960-1963, Guy Devresse, 2005 .

Tot 31 augustus 1961 (na operatie Rumpuch dus) staan de Katangese troepen
grotendeels onder het bevel van Belgische officieren of van onderofficieren van
de vroegere Congolese Force Publique (FP). De weinige documenten uit die
periode (als die al teruggevonden worden) getuigen van hun zin voor discipline
en
organisatie.
Het Eskadron 1ste Gidsen verlaat op 14 juli 1960 haar garnizoensstad Dren
(D). Hergroeperingspunt is de Kazerne dEtterbeek in Brussel, van waaruit ze
op 15 juli [1] samen met andere "marscompagnien" naar Afrika vertrekken
(het 4de Grenadiers en het 2de Cyclisten, met de Staf van het 12 Linie, 1ste
Ardeense Jagers en Bataljon Bevrijding). Ze komen op 16 juli 1960 aan op de
Basis van Kamina (BAKA), waar onmiddellijk overgegaan wordt tot de
voorbereiding van een luchtlandingsoperatie op Stanleystad [2] (samen met de
paracommandos). Deze operatie wordt echter in de loop van de nacht
afgeblazen.
Bij het gedwongen vertrek van de Belgische troepen uit onze voormalige
kolonie zullen een aantal van de Belgische officieren en onderofficieren als
technische raadgever in het Katangese leger achterblijven. Onder hen treffen
we ook verschillende Gidsen aan. De U.N.O., die op vraag van president
Kasavubu en premier Lumumba de Belgische militairen komt vervangen,
beschouwt
deze
mannen
als
huurlingen
[1] In werkelijkheid vertrok het gros van het Eskadron 1ste Gidsen pas op 16 juli 1960.
[2] Operatie Baudruche.

De Gidsen worden hier bij hun vertrek uit onze vroegere kolonie op de luchthaven van Luano
afgelost door Zweedse UNO-troepen. (foto via Guy Devresse)

1. SITUATIESCHETS.
Juli 1960.

Ook Ierse troepen maken deel uit van het UNO-contingent.

De Congolese onafhankelijkheid gaat gepaard met een golf van moeilijkheden en onlusten die
zich verspreiden over het hele territorium. Overal slaan Congolese militairen aan het muiten.
Tijdens de chaos die daarop volgt roept Tshombe op 11 juli de afscheiding van Katanga uit
(Katangese Secessie) en gaan de Katangese leiders over tot de ontbinding van de F.P. De
Centrale regering van de Democratische Republiek Congo (D.R.C.) zal trouwens de F.P. na de
afrikanisering
omdopen
tot
Arme
Nationale
Congolaise
(A.N.C.).
In Katanga filtert men enkel de betrouwbaarste elementen uit dit vroegere koloniale leger,
waarmee men dan het embryo van het nieuwe Katangese leger wil vormen. De rest vliegt er
onherroepelijk
uit.
Uit de vroegere F.P. ontstaan dus de Katangese Gendarmes, in de begindagen 350 man sterk
en afkomstig uit verschillende regios en met een waaier aan verschillende achtergronden. In
tegenstelling tot wat voor de rest van Congo van toepassing is, worden ze hier nog omkaderd
door
blanke
officieren.
Als gevolg van de in de UNO gestemde resolutie trekken de Belgische troepen zich terug. De
laatste Belgische troepen verlaten Katanga eind augustus 1960. En de laatste muitende
Congolese soldaten die met geweld door het 1ste Gidsen, het 1ste Cyclisten en het 1ste
Bevrijding tot de orde zullen geroepen worden is het garnizoen van Nzilo (regio Kolwezi). Dit
gebeurt op 22 juli 1960 en met steun van Harvard toestellen en een Greyhound
(gepantserd voertuig) van de vroegere F.P. Hierbij vallen 2 doden in de rangen van de
Metropolitaanse Troepen en 16 onder de muiters.

Dit type M-8 Greyhound werd door de Gidsen in Katanga ingezet tegen de muitende soldaten
van de F.P. (foto via Guy Devresse).

Vanaf midden augustus al voelt men de op til zijnde veranderingen.


Zij die willen kunnen een contract tekenen en in Katanga blijven en de Gidsen laten een tiental
kameraden achter die hierop ingaan. Ook uit diverse andere eenheden buiten het 1ste Gidsen
blijven er trouwens elementen achter. De criteria zoals specialisatie, maar vooral het al of niet
doorlopen hebben van een officier- of onderofficierenvorming geven de doorslag. Tshombe
beseft al van bij aanvang van zijn secessie heel goed dat de doelmatigheid en inzetbaarheid van
zijn Katangese soldaten afhangt van een degelijke omkadering door goed opgeleide Europese
militairen. Dit is de reden dat tot eind augustus '60 blanke kandidaten ondergebracht worden
bij het 1ste Bevrijding, anderen vinden een onderkomen in het consulaat, etc

Type 'Harvard'-vliegtuig, zoals dit in Congo werd gebruikt voor verkenningsvluchten. Kon voorzien
worden van boordraketten.

En van de laatste Belgische acties tegen muitende Congolese soldaten is deze tegen het garnizoen
van Nzilo (regio Kolwezi), uitgevoerd door het 1ste Gidsen, het 1ste Cyclisten en het 1ste Bataljon
Bevrijding. Hier zien we een groep door de Gidsen gevangen genomen muiters (foto via Guy
Devresse).

Mobiele groepen.

Kapitein Servais.

Om de invasie vanuit Kasa naar Katanga te stuiten en om het hoofd te kunnen bieden aan de
rebellie die zich in een gedeelte van de Katangese provincie nog steeds aan het ontwikkelen is
werden er eerder al kleine Mobiele Groepen opgericht. Ondanks het feit dat hun slagkracht,
door gebrek aan middelen en materieel eerder beperkt is onderscheiden deze gevechtsgroepen
zich
door
hun
dapperheid
en
stoutmoedigheid.
Inderhaast gaat men over tot de vorming van twee nieuwe uiterst competente Mobiele Groepen:
Mobiele Groep A van kapitein Bounameaux en Mobiele Groep B van kapitein Tchen.
Verder gaat men ook over tot de oprichting van enkele pelotons Katangese Gendarmen, samen
met
het
Pantserpeloton
Kamina
van
kapitein
Servais.
Deze Mobiele Groepen zijn elk ongeveer 70 man sterk en staan onder het bevel van een 6 7tal
blanke
officieren
of
onderofficieren.
Eind augustus vindt men de Mobiele Groepen terug aan de grenzen van Kasa (GandadjikaKaniama) en in september aan de grenzen van Kivu (Luika en Lubunda). De acties ter
verdediging van het Katangese territorium komen er vooral als blijkt dat de UNO-troepen niet
in
staat
zijn
om
orde
op
zaken
te
stellen
in
het
gebied.
De problemen en moeilijkheden voor het verdedigen van zulk een uitgestrekte regio met slechts
een beperkte strijdmacht komen duidelijk naar voor als in september en oktober '60 rebellen er
toch in slagen om zich meester te maken van Manono, Kabalo, Nyunzu en Bukama. Oorzaak
hiervan is onder andere het feit dat de indringerssoms hulp krijgen van bepaalde UNOdetachementen, die de invallers daadwerkelijk bijspringen met militaire en logistieke steun. Zo
zijn er gevallen bekend dat ze de invallers bevoorraden met brandstof en in verschillende
gevallen hinderen de Blauwhelmen zelfs de Katangese troepen in hun bewegingen. De
archieven die bijvoorbeeld gevonden werden bij de inname van Manono door het Katangese
leger bewijzen dit zwart op wit.

In afwachting dat het eigen leger zelf over voldoende gevormde troepen beschikt moet de
Katangese overheid hulptroepen inschakelen. De manschappen hiervoor worden
gerekruteerd uit provinciale regeringsgezinde bevolkingsgroepen. Deze milities worden op
diverse locaties in garnizoenen geplaatst, zodat de beter bewapende Mobiele Eenheden zich
specifiek kunnen toespitsen op regios waar ze het meest nodig zijn. Zo verdedigen degelijk
uitgeruste milities van bijvoorbeeld grote Chef Kasongo Niembo de regio Kamina.
Commandant
Lamouline
treedt
hierbij
op
als
militaire
raadgever.

In onderling akkoord met de UNO geeft de Katangese regering vanaf 17 oktober 1960 aan deze
milities de opdracht om de orde te handhaven in Zone Noord, ook neutrale zone genaamd.
Dit stuk niemandsland komt er als buffer, maar door de inschikkelijkheid (lees:
lankmoedigheid) van bepaalde UNO-eenheden ten gunste van de opstandige elementen, wordt
deze regio al vlug een toevluchtsoord voor rebellen, die er zich absoluut veilig voelen. Dit is
trouwens de reden dat Tshombe later het akkoord met de UNO terug intrekt, wat zorgt voor
een
zeer
complexe
situatie.
Eind 1960 en als gevolg van de rekrutering n aankomst van huurlingen, zal het Katangese
leger uitgroeien tot 7000 man.

2. SITUATIE VAN DE GIDSEN EIND AUGUSTUS


1960.

Commandant E. Kervyn de Meerendre.

Eind augustus 1960 zitten in Katanga enkel nog die Gidsen die op vrijwillige basis zijn
gebleven na het vertrek van hun eskadron uit Congo. Ze worden verspreid over verschillende
eenheden.
Enkelen onder hen zitten al op hun bestemming:

Luitenant [Tony] Jacques de Dixmude zit bij het detachement gendarmen in


Albertstad, wat ook het geval is voor (logistieker) adjudant Verhulst. Beiden staan
onder bevel van commandant Albert Jacques.

Commandant Jean Collet die afkomstig is uit de Gidsen, is hier niet aan zijn eerste
verblijf toe en vervult de taak van G3 bij de Katangese troepen (Hoofd van de sectie
Operaties).

Commandantvlieger Emmanuel Kervyn De Meerendre (nog een gewezen adept


afkomstig uit de Gidsen) zal samen met administrateur Andr Ryckmans in de
omgeving van Thysstad gevangen genomen worden tijdens een reddingsoperatie met
hun helikopter. Ze worden op 17 juli 1960 in kamp Hardy afgemaakt in bijzijn van
sergeant-majoor Luamba en hun lichamen worden in de Inkisi-rivier geworpen.

Luitenant-geneesheer Jacques Alloin is zo goed als ter plaatse gebleven als kapiteingeneesheer op ministerieel niveau. Ondanks het voorzien was dat hij deel zou uitmaken
van het organigram van operatie Banquise (gebied rond de spoorlijn Kamina
Jadotstad), verlaat hij toch Katanga op 18 februari 1961.

Adjudant Ernest Gignez zal als adjudant-chef in het opleidingscentrum van


Shinkolobwe verblijven. Na operatie Banquise wordt hij officiers-beheerder van de
mess in het kamp Massart.

Franois Son wordt sergeant in de 1ste Opleidingscompagnie Militaire Politie, na eerst


een korte periode lijfwacht geweest te zijn van consul M. Cremer.

Luitenant Trokay en brigadier Delhaise zullen het pantserpeloton Kamina oprichten


en staan onder het bevel van kapitein Servais.

Brigadier Albert Urbain, kortweg Fil genaamd, zal eerst samen met Son op het
consulaat verblijven en zal bij Mobiele Groep A van kapitein Bounameaux ingelijfd
worden.

We staan even stil bij Emmanuel Kervyn de Meerendre, een ancien


hoewel hij geen deel uitmaakt van de geschiedenis van de Gidsen in
Congo gruwelijk aan zijn einde komt. Dit is het dramatische verhaal
vertelt
door
n
van
zijn
collegas,

van de Gidsen, dit


Katanga, maar die in
van zijn laatste uren,
luitenant
Mans.

Op 16 juli 1960 s avonds, bespreekt de Staf de evacuaties van de volgende dag.


Commandant Kervyn verzet zich tegen een te groot machtsvertoon en heeft bezwaar tegen de
plannen om zijn helikopter door een Harvard-gevechtsvliegtuig te laten beschermen.
Luitenant Mans zelf moet zich naar Lusaka begeven. De piloot van de Harvard die Kervyn
en Ryckmans moet escorteren is luitenant Baudoin de Changy, aan wie luitenant Mans het
bevel geeft om erin te vliegen als er gevaar dreigt.

Grafsteen van administrateur A. Ryckmans.

Commandant Kervyn is van mening dat een Alouette-helikopter beter geschikt is om in Lukala
te landen. De commandant past de opdrachten aan en geeft bevelen aan Baudouin die
tegengesteld zijn aan de initile bevelen: In geen enkel geval wil hij hem zien overvliegen.
Baudouin moet op ongeveer 5km van het vliegveld rondjes blijven vliegen en mag pas in actie
komen
in
geval
van
nood.

Bij hun landing in Lukala worden commandant Kervyn en territoriaal agent A. Ryckmans
gevangen genomen. Overgebracht naar kamp Hardy in Thysstad worden ze twee of drie dagen
later
vermoord
door
sergeant-majoor
Luamba.
Daar de piloot van de Harvard, Baudouin de Changy, geen reactie krijgt op zijn
radioberichten overvliegt hij Lukala, maar vindt nergens enig spoor van de heli. De muiters
hebben
namelijk
de
helikopter
van
Kervyn
in
een
loods
verstopt.
Baudouin de Changy vliegt dus onverrichter zake alleen terug naar Leopoldstad. Onderweg
wordt zijn toestel neergehaald door mitrailleurs die op een rebellen treinstel is gemonteerd.

(foto via Guy Devresse)

3. DE EERSTE DEELNAME AAN DE OPERATIES.

De eerste belangrijke operatie is deze uitgevoerd onder het bevel van kapitein Tchen, die
eigenlijk uit het Bataljon Bevrijding komt, maar die samen met de Gidsen in Nzilo zit.
Hoewel behorende tot de Eerste Mobiele Groep, wordt hij na de oprichting van de Groep
Bounameaux ingedeeld bij de Mobiele Groep B. Deze eenheid heeft een herosche staat van
dienst. Dit kleine detachement verhindert eind augustus de invasie via de noordelijke grens van
Katanga, van Congolese troepen die tien maal sterker in aantal zijn. Dit gebeuren staat in ieders
herinnering gegrift als de Slag van Luika. Tchen krijgt daar versterking van een
Greyhound van de 1ste Compagnie MP uit Elisabethstad. Luitenant Trokay is de
bevelhebber van de pantserwagen, Delhaise is de chauffeur en Varvenne de schutter. Terug in
Kamina worden ze opgenomen in het pantserpeloton Kamina, dat nog in zijn embryonale
fase zit. Het is de bedoeling dat luitenant Trokay aan het hoofd van een eenheid zal komen te
staan, onder bevel van commandant Lamouline. (Begin oktober 1960 zal commandant Servais
commandant Lamouline vervangen, die als raadgever van chef Kasongo Niembo zal
optreden).
Men stuurt Mobiele Groep B naar Kabondo-Dianda om Servais te ontzetten. Daar vallen in de
groep Trokay de eerste gekwetsten. Commandant Servais wordt aan het hoofd gekwetst.
Sergeant Van Bruaene, die naar Kamina gaat om een pantserwagen te gaan ophalen valt in een
hinderlaag en wordt ernstig gekwetst aan de wervelkolom. Hij blijft verlamd. Antoine, een
koloniaal die ter plaatse is gerekruteerd en sergeant zal worden, krijgt een kogel in de bil.
Brigadier Delhaize (later bevorderd tot sergeant) wordt door de reactie van de gekwetste
Antoine uit het voertuig geslingerd en loopt een kuitbeenbreuk op.
Op 31 oktober neemt luitenant Trokay het bevel op zich over de groep. Naast het commando
over de Katangezen is hij de chef van: de adjudanten Varvenne, Dewit, Michot en Bauwens;
en van de sergeanten Delhaise, Borg, Verhoeven, Martin en Antoine. Acties op kleinere schaal
gaan
door
tot
december
1960.
Luitenant Trokay en Delhaise gaan eind december 1960 in verlof naar Belgi. Ze keren in de
loop
van
de
maand
januari
1961
naar
Katanga
terug.
Intussen gebeurt er uiteraard veel. De gemotoriseerde colonne van commandant De Troyer die
naar Bukama wordt uitgestuurd valt in een hinderlaag. Ook het peloton Katangese Gendarmen
van adjudant Lanis dat vanuit Kabondo-Dianda naar Kisanga wordt gestuurd, loopt in een goed
opgezette valstrikt. Ze worden op 4 september 1960 volledig uitgeroeid.
Op 5 september vertrekt de groep van kapitein Jacquemart naar Malemba Nkulu en vallen in
Masese in een hinderlaag. De kapitein wordt gedood. Luitenant Van Lanker, eerste-sergeant
Trauwkens, sergeant Coucke en sergeant Dieleman maken ook deel uit van deze groep.
Mobiele Groep A van kapitein Bounameaux waarvan ook Urbain deel uitmaakt lost de groep
Tschen af, die naar Niemba vertrekt. Kapitein Bounameaux (gewezen FP-er uit Thysstad) is er
in geslaagd om in een paar weken tijd een zeer degelijke operationele groep op te richten, die
uitsluitend uit Metropolitaanse strijdkrachten of gewezen manschappen van de Force Publique
bestaat (zonder affreux dus). Zij zullen in oktober 1960 de verminkte lichamen van adjudant
Leclercq en politiecommissaris Delamper terugvinden. Beiden werden afgemaakt op de brug
van Zofu (op 10 km van Kabalo gelegen). Men had hun brandstofreservoir gesaboteerd en zij
slaagden er niet meer in om hun voertuig op te starten, waardoor ze overgeleverd waren aan de
willekeur der rebellen.

UNO-troepen in 1960 in Congo.

'Neutrale Zones', zoals die na het tot stand komen van de akkoorden zijn vastgelegd.

Begin oktober krijgt de groep Bounameaux het bevel om zich op Kabalo terug te trekken. Door
de akkoorden die betrekking hebben op de neutrale zones, een feit waarover kapitein
Bounameaux niet werd ingelicht, eisen de UNO-troepen de ontwapening van de groep ( ...dat
geen enkele oorlogvoerende partij wapens mag dragen in die regio... is een eis die blijkbaar
niet van toepassing is op de rebellen, die door de UNO worden ontzien). Deze maatregel zal
trouwens aan de basis liggen van de dood van adjudant Leclercq en commissaris Delamper.

Na veel palaveren, gekoppeld aan de nodige blufpoker, slaagt kapitein Bounameaux erin om
de toestemming te krijgen dat iedereen zijn wapens toch mag behouden maar dat de
wapendracht
zich
beperkt
tot
hotel
Rond
Point.
Meer dan 1000 rebellen vallen op 19 oktober 1960 Kabalo aan, maar de UNO staat de
Katangezen enkel toe om hun kwartieren te verdedigen. De Ethiopische UNO-soldaten zelf
gaan
over
tot
plunderingen.
Kapitein Bounameaux krijgt uiteindelijk de toelating om zijn troepen per vliegtuig naar
Albertstad over te plaatsen, waar hij de Mobiele Groep B van Jacobs zal aflossen na afloop van
het
bezoek
van
Tshombe.
Gekwetst in een auto-ongeluk, geeft de kapitein het bevel aan luitenant Groetaerts en keert eind
december naar Belgi terug; terugkeer van Bounameaux naar Katanga eind januari 1961, waar
hij zijn bevelvoerende functies over de Mobiele Groepen verder zet.
Tsjombe beseft namelijk maar al te goed dat, ondanks de nood aan getrainde garnizoen troepen
die er in het Katangese leger heerst, troepen die vaak bestookt worden en op hun posities
worden vastgepind, het slechts met de mobiele eenheden is dat hij succesvol zijn grondgebied
zal kunnen verdedigen.

Brief (1.3) van commandant Collet aan kolonel Marissal voor rekrutering van blanke huurlingen.

Brief (2.3. vervolg) van commandant Collet aan kolonel Marissal.

Brief (3.3. vervolg) van commandant Collet aan kolonel Marissal. Onderaan handgeschreven: "Werd
naar kolonel Marissal gestuurd, na goedkeuring door kolonel Crvecoeur". Getekend: Collet.
Daaronder staat: "Het vorige contract voorzag in geval van overlijden een verzekering van 1.000.000
ten laste van Katanga + 100.000 f (=BEF) per kind op uitdrukkelijke vraag van Tshombe". Blijkbaar
zijn er in deze contracten aanpassingen gebeurd.

Er

worden

nieuwe

eenheden

gevormd.

Om deze te omkaderen en met de wetenschap dat de Belgische militairen niet talrijk genoeg
zijn om aan het hoofd van al die eenheden te staan, doet men een beroep op huurlingen (zie in
dit verband hierboven de brief aan kolonel Marissal [3 pag.] van commandant Collet,
stafofficier bij de Katangese Gendarmen ). De eerste huurlingen (een 30-tal) komen eind
september 1960 in Katanga aan en een deel onder hen worden aan de Mobiele Groepen
toegevoegd.

Bij gebrek aan voldoende Belgische militairen doet Tshombe een beroep op huurlingen om de
Katangese eenheden te commanderen en om het grondgebied te helpen beschermen.

In oktober 1960 bevindt Mobiele Groep A van Bounameaux zich nog steeds in Kabalo en
Groep B van Jacobs + Groep C van kapitein Baltus zitten in Albertstad. Mobiele Groep D van
luitenant
Poelmans
zit
in
Mitwaba.
Als gevolg van verschillende gewelddaden (het plunderen van bankkluizen, diefstal van
morfine uit het hospitaal, ) zullen verschillende vrijwilligers naar Belgi worden
teruggestuurd.
Onder
hen
ook
luitenant
Poelmans.
Men richt een nieuwe eenheid op in Mwadingusha, die onder het bevel komt te staan van
commandant Antoine. Het peloton pantsers staat nog steeds onder bevel van kapitein
Servais. Verder heeft men nog het opleidingscentrum van Shinkolobwe, waar de
luchtvervoerde infanterie-eenheden zijn ondergebracht, de genie, transporteenheden en in
Elisabethstad zitten nog twee compagnien uiterst actieve Militaire Politie.
In de sector Kabalo-Kongolo worden de schermutselingen frequenter. Dit is ook het geval voor
Luena, een locatie die de rebellen blijkbaar op het punt staan aan te vallen. Mobiele Groep C
zal in de regio Kongolo blijven tot midden december 60. Op 10 december 1960 vallen kapitein
Baltus en zijn groep in een hinderlaag, als ze onderweg zijn om een vijandelijke concentratie
uiteen te drijven. De rebellen wijken niet, zijn gedrogeerd. Omsingeld moeten de Katangezen
hun "81-mortieren inzetten. Luitenant Bottu wordt gewond aan de keel en vrijwilliger Dehaen
Freddy wordt ernstig gekwetst aan het hoofd. Dan is het de beurt aan luitenant Cuvelier die een
kogel in de heup krijgt en even later wordt kapitein Baltus in voorarm en rechterhand getroffen.
Ze kunnen toch de omsingeling doorbreken en slagen erin om de wegversperringen op te
ruimen. De groep stoot echter op een nieuwe versperring en hierop volgt een lijf aan lijf
gevecht. De Balubas kiezen uiteindelijk het hazenpad, maar de Mobiele Eenheid is
gedecimeerd, heeft een gebrek aan munitie en besluit dan maar om naar het kamp terug te
keren. Gelukkig zijn daar twee rondtrekkende artsen aanwezig die de streek van Kongolo
doorkruisen. Deze kunnen de gewonden onmiddellijk verzorgen. Pas daar verneemt de groep
dat adjudant Randour gedood werd tijdens de terugkeer. Daarom neemt commandant Collet
voor
enkele
dagen
het
bevel
over
de
groep
over.

Mobiele Groep C die steeds op de barricaden heeft gestaan, kan voor een poos vakantie nemen.
Luitenant Bottu blijft ter plaatse en onder het bevel van kapitein Jacques Antoine ontstaat er
een nieuwe Groep D. Commandant Collet keert terug naar de Staf in Elisabethstad. En het
militaire kamp van Kongolo, dat onder bevel van kapitein Balon stond, krijgt commandant
Huccorne
als
nieuwe
bevelhebber.
In Albertstad voert het peloton Gendarmen, dat daar gekazerneerd is, elke dag patrouilles uit.
Het kamp wordt door commandant Jacques bevolen. Kapitein Schoeters is er
compagniecommandant en luitenant Jacques de Dixmude, die op 20 augustus 1960
aangekomen is, pelotonscommandant.
In september 1960 neemt hij deel aan de operaties in Niemba en op 9 oktober evacueert hij de
burgers van Nyunzu. Op 13 oktober zit hij in Kapona. Luitenant Jacques de Dixmude wordt
tussen Baton en Kamena in de bil getroffen door een pijl. Daar hangt nog een leuke anekdote
aan vast: volgens de inheemse overlevering werd hij gekwetst omdat hij als enige gekleed
ten strijde trok (het was inderdaad gebruikelijk dat de zwarte inheemse strijders zo goed als
naakt naar de vijand optrokken. Hun munitie konden ze hierdoor niet in hun zakken steken en
stopten ze dan maarin hun sokken, n van de weinige kledingstukken die ze aanhielden).
Op 3 november verlaat hij Albertstad en zijn manschappen komen onder bevel van luitenant
Geenen.
Op 6 november vervangt commandant Grailly de in verlof gaande commandant Jacques (niet
verwarren met J. de Dixmude). Op 7 november 1960 worden er tien Ierse UNO-soldaten in
Niemba
vermoord
door
de
Balubas.
Op 17 november ontstaan er op de weg naar Niemba diverse schermutselingen tussen het 40
man tellende peloton van adjudant Verhulst (van de 1ste Cyclisten) en de rebellen. Op 18
november breken er langs dezelfde route opnieuw felle gevechten uit. Het peloton blijft van 1
tot 16 december op post in Greinerville. Eind december 1960 vertrekken luitenant Trokay en
adjudant
Alexandre
in
verlof
naar
Belgi,
alsook
Georges
Delhaise.
Buiten de geplande operaties tijdens het snel naderende jaareinde, bedoeld om de invallen te
stoppen, de stipte patrouilles en operatie Hector in Ebombo begin 61, zullen er tot eind juli
1961 nog enkele grote operaties doorgaan. Hieronder te zien op de map. Details over deze
operaties worden verder in dit relaas geanaliseerd.

4. HET VERDERE VERLOOP.


Januari 1961.

Noord-Katanga wordt in vier operationele zones onderverdeeld:

De sector Albertstad staat onder bevel van commandant Jacques en omvat het
grondgebied van Albertstad, Boudewijnstad en Nyunzu.

De sector Mitwaba komt onder het bevel van kapitein Protin, met Manono, Mitwaba
en Pweto als voornaamste locaties.

De sector Kamina, onder bevel van kapitein Servais en daarna onder Barvaux omvat
de regio Kamina, Kaniama, Kabongo en Bukama.

Tenslotte hebben we nog de sector Kongolo, onder bevel van kapitein Balon, later
wordt dit commandant De Huccorne (een gewezen Koreavrijwilliger), met als
voornaamste locaties Kongolo en Kabolo.

Iedere sector heeft zijn eigen troepen, gesteund door een Mobiele Groep.

De rebellen zijn zeer actief in de regio Kambi ya Wima waar ze geregeld treinkonvooien van
de
UNO
aanvallen.
Op 9 januari 1961 mislukt een aanval op Kambi ya Wima compleet. Deze wordt uitgevoerd
door een peloton Katangezen uit Albertstad, samen met een peloton gendarmen. De groep
Geenen pikt de vluchtende Katangezen op, valt Kambi aan, dat volledig wordt verwoest. Ze
keren te voet terug naar Greinerville en stoten met transport door naar Albertstad. Hierdoor

komt luitenant Geenen in conflict met zijn compagniecommandant en wordt hij overgeplaatst.
Eerst keert hij terug naar Elisabethstad, waar hij kennis zal maken met de pas aangekomen
manschappen van de Gidsen. Mobiele Groep A die vanuit Albertstad rondtrekt zit op dat
moment
aan
de
grens
met
Kivu,
niet
ver
van
Bendera.
Vanaf eind 1960 kan men de uitbreiding van de rebellie als beindigd beschouwen. Met
uitzondering van de regio Albertstad en in mindere mate ook de regio Luena, Bukama,
Kabondo Dianda en Kabolo. Daar gaan de onlusten verder tot in april 1961.

'L'Echo du Katanga', 18 januari 1961.

Op 10 januari 1961 vertrekt commandant Collet via het spoor met een gemengde groep
Katangezen en Zweedse UNO soldaten. Hun opdracht: inlichtingen verzamelen over de situatie
in de garnizoenssteden Lubudi en Luena. Deze locaties worden bedreigd door het Arme
Nationale Congolaise[1] (A.N.C.). Ze moeten ook de spoorlijn, die gesaboteerd werd,
herstellen.
Als ze de avond van 14 januari de 10de storing bereiken maken ze rechtsomkeer. Op 15 januari,

op ongeveer 1,5 kilometer van Bukama, worden ze door de kartels aangevallen. Commandant
Collet wordt in volle borst getroffen en gedood. Hij krijgt postuum de graad van majoor.
Begin januari 1961 komen in Manono Gizingisten aan. De eerste reflex hierop is de
helikopteroperatie Hector, die plaats vindt op de as Sentery-Manono. Om de verdere
instroom van rebellen te stuiten moet deze operatie daar de infrastructuur vernietigen, zowel
bruggen als wegen. Verschillende bronnen getuigen hierover dat deze operatie, buiten een
relatief schokeffect op de bevolking, niet echt als een groot succes kan beschouwd worden. Het
zwaartepunt van de actie zal zich de 16de januari in de regio Ebombo afspelen en ligt in handen
van
Mobiele
Groep
D
van
kapitein
Antoine.
[1] Het Congolese regeringsleger.

Antoine Gizenga en Cyrille Adoula.

Op 16 januari valt de aankomst van vier Gidsen in Elisabethstad op te merken.


Het betreft luitenant De Rijckel, luitenant Foestraets, luitenant Le Grelle en adjudant
Alexandre. Zij komen op vraag van de intussen gesneuvelde commandant Collet naar Katanga.
De Rijckel vervoegt als vervanger voor luitenant Bottu, Mobiele Groep D in
Kongolo. Luitenant Le Grelle en adjudant Alexandre worden bij Mobiele Groep B van Libert
ondergebracht. Luitenant Foestraets komt in het pantserpeloton Kamina terecht.
Op 20 januari 1961 is Delhaise na een verblijf in Belgi terug in Katanga aanwezig. Kort daarna
draait de geruchtenmolen op volle toeren. De krant Le Peuple van 3 februari 1961 beweert
de hand te hebben kunnen leggen op een lijst met namen van zestig huurlingen die naar Katanga
zijn overgevlogen met een vliegtuig van de Persian Air Service; een toestel dat door Sabena
zou zijn gecharterd. Waarheden en verzinsels worden zeer vlug dooreen gehaald, vooral omdat
de reizigers nepdocumenten op zich droegen om zo weinig mogelijk de aandacht van de
UNO te trekken (zie DOC 1 hieronder). Het rookgordijn mislukt grandioos en de zaak doet
heel wat stof opwaaien. Daarvan zal G. Delhaise zelfs in 1964 nog de gevolgen dragen als hij
terug naar Afrika vertrekt om deel uit te maken van de colonnes van de Ommegang en hij
de 1ste Compagnie M.P. van luitenant Michiels gaat versterken, waar trouwens ook Franois
Son
deel
zal
van
uitmaken.
Wat Franois Son betreft: over hem zijn weinig sporen terug te vinden, buiten enkele fotos.
Wel weet men, dat hij heeft deelgenomen aan de operaties Banquise, Mambo, de haven van
Mulongo, Nyunzu en dat hij, zoals veel van zijn collegas eind augustus 1961 het
Congolese
territorium
zal
uitgezet
worden
door
de
UNO.
Op 23 januari 1961 maakt adjudant Urbain nog altijd deel uit van de Mobiele Groep A die in
operatie is ten noorden van Albertstad (omgeving Katenga/Bendera). Als Urbain tijdens deze
operatie een verdachte situatie wil controleren, hem door een soldaat opmerkzaam gemaakt,

nadert hij een lager gelegen stuk weg en wordt getroffen door een giftige pijl in zijn
rechterheup. Hij sterft op 25 januari in het hospitaal van Albertstad. Dramatisch detail: zijn
contract loopt ten einde op 1 februari. Volgens bepaalde documenten werd hem postuum de
graad
van
onderluitenant
toegekend
(zie
DOC
2).
Op 27 januari 1961 neemt luitenant Geenen, die samen met de gewonden (de officieren van
het eerste uur dus) uit verlof terugkeert, terug het bevel van Mobiele Groep C op zich.

DOC 1. En van de 'nepdocumenten' die voor de nodige ophef zorgde in het artikel van 'Le Peuple'
dd. 3/2/61.

Men zit in volle voorbereiding voor een operatie op Manono, maar meer dwingende redenen
zorgen er voor dat men eerst kiest voor een tussenkomst in de regio Luena. Daar wordt een
Katangees garnizoen in de school Sint-Barbara namelijk sinds maanden omsingeld en praktisch
immobiel
gehouden.
Indien er vanuit de uiterste landsgrenzen invallen hebben plaats gevonden moet er gezegd
worden dat de Baluba-opstand als centraal punt Manono heeft en is al vanaf de maand
september '60 aan de gang. De opstand werd vanaf zijn ontstaan gesteund door Lumumba en
Gizenga, die hun hoofdkwartier in Stanleystad hadden. De rebellen werden door hen
aangemoedigd, voornamelijk om een onafhankelijke (noordelijke) Lualaba-provincie te
stichten. Ook Swende steunt deze opstand. Hierdoor kan korporaal-boekhouder Mutombo
Faustin, die in Stanleystad is gekantonneerd, in deze provincie voorstellen formuleren en
militaire kaders oprichten. Hij beslist over de militaire graden en benoemt zichzelf tot luitenantkolonel.
Gedeputeerde Mwamba Illunga Prosper, op de vlucht uit Elisabethstad, roept op 20 oktober
1960 de onafhankelijkheid uit van deze provincie. In november 1960 laat hij zich de graad van
kolonel
toewijzen.
Op 13 januari 1961 installeert de nieuwe regering zich in Manono, waar een sterk contingent
UNO-troepen is samengetrokken. Men zal deze regio en de as Elisabethstad-Kamina dus
moeten
ontzetten.
Dit
is
het
doel
van
operatie
Banquise.

DOC 2. PV dienstongeval en dood van adjudant Urbain op 23 januari 1961.

Februari 1961.
Operatie

Banquise.

De situatie begin februari 61: Mobiele Groep A zit nog steeds in Albertstad. Groep B van
luitenant Le Grelle neemt op 7 februari de plaats in van de Groep Libert, die ontbonden wordt.
Luitenant Geenen staat aan het hoofd van Mobiele Groep C en Cuvelier komt terug uit
herstelverlof. Groep D zit in Kongolo met onderluitenant De Rijckel.
Door het feit dat de UNO-troepen zeer inschikkelijk zijn ten opzichte van de rebellen, beslist
men om pas na het vertrek van het Marokkaanse UNO-detachement uit Luena operatie
Banquise op te starten. Intussen lopen de voorbereidingen hiervoor uiterst omzichtig verder.
Op 5 februari 1961 vertrekt Mobiele Groep C per trein vanuit Elisabethstad naar Lubudi.
Op 10 februari 1961 verneemt men dat de Marokkaanse blauwhelmen, die normaal door een
detachement Ierse UNO-militairen dienden vervangen te worden, Luena nog niet hebben
verlaten. Er wordt toch beslist om met de operatie door te gaan.
Vooruitblik
De
Task

Detachement

Compagnie

op
de
samenstelling
en
opbouw
Banquise:
Group
staat
onder
bevel
van
commandant
Matthys:
De 1ste Compagnie MP wordt bevolen door luitenant Michiels.
1ste
Geblindeerde
Groep.
1ste
Compagnie.
1ste Peloton Mortieren uit het infanteriebataljon van Shinkolobwe.
4de
Peloton
Infanterie.
Luena
:
1ste
Peloton,
2de
Compagnie
MP.
1ste
Peloton,
Compagnie
Lubudi.
2de
Peloton
uit
Elisabethstad.
Kabondo-Dianda,
onder
bevel
van
Protin:
Compagnie
Kabondo.
2de
Compagnie
Niembo.
1ste Peloton Blinds Kamina, onder bevel van Trokay.

Reserve:

uit

1ste Bataljon Infanterie uit Shinkolobwe, versterkt met gepantserde jeeps.


Adjudant Gignez, samen met adjudant Ponsard en kapitein Smet, maakt deel
van
de
Stafcompagnie

De manier van vorderen, genre tangbeweging, wordt bestudeerd: een strijdmacht van
ongeveer 1.000 manschappen zal van Lubudi naar Bukama optrekken, terwijl er een colonne
vanuit Kabondo-Dianda zal afzakken. Task Group Banquise trekt in een eerste beweging op
vanuit het zuiden van Lubudi naar Mukulakulu (65 kilometer), een tocht die onder beveiliging
zal dienen te gebeuren. Daarna moet de groep doorstoten naar Bukama (34 kilometer van
Luena).
De groep die in reserve wordt gehouden zal via de weg en het spoor van Shinkolobwe naar
Lubudi optrekken en moet steeds klaar staan om onmiddellijk tussenbeide te kunnen komen.
Algemeen genomen betekent dit dat de colonne die uit Lubudu komt zal kunnen beschikken
over MP-eenheden en over de Mobiele Groep B van luitenant Le Grelle als speerpunt, terwijl
er gelijktijdig een parallelle doorstoot via het spoor gebeurd. De reserve moet daarenboven
en waar nodig, herstellingen uitvoeren aan de sporen. De manschappen van Le Grelle zijn op
borst en rug voorzien van een wit kruis; dit om verwarring met de opstandelingen te vermijden.
Er volgt nog een tweede treinstel dat instaat voor de bevoorrading. Mobiele Groep C is in twee
delen gesplitst: luitenant Cuvelier en de reguliere troepen zullen de Staf beschermen, terwijl
luitenant Geenen met 400 strijders de flanken tijdens de doorstoot zullen beschermen.

Het is dus de bedoeling dat men in Bukama junctie maakt met de troepen die vanuit KabondoDianda afzakken en die als speerpunt een verkenningspeloton hebben dat geleid wordt door
luitenant Trokay. De twee Gidsen (luitenant Cuvelier en luitenant Trokay) zouden elkaar dus
in Bukama moeten ontmoeten. Het lot zal hier helaas anders over beslissen.
Zeer vroeg in de morgen van 11 februari 1961 maakt de zuidelijke colonne zich meester van
de bruggen over de Kalule, waarna onmiddellijk doorgestoten wordt naar Mukulakulu. Het
UNO-garnizoen verroert van geen vin, meer nog, hun bevelvoerende adjudant heeft de
papieren
al
klaar
liggen
voor
de
overgave
van
zijn
post.
Tegen
de
middag
van
12
februari
wordt
Luena
bereikt.
Op
13
februari
zit
men
in
Bukama.
De zuidelijke colonne ondervindt verassend genoeg weinig moeilijkheden; wat niet van
toepassing is op colonne Noord.

Op deze foto zien we een 'White' Scout Car, gebruikt door de Katangese troepen. Het is ook in dit
type pantservoertuig dat Trokay in 1961 in de regio Bukama werd gedood. (foto via Guy Devresse).

Colonne Noord dient door een bergachtig terrein te vorderen en krijgt met tal van
hinderlagen af te rekenen. De junctie met de groep die vanuit Kabondo-Dianda komt, samen
met strijders van Kasongo Niemba, zal pas op 14 februari gebeuren. Luitenant Trokay wordt
op 13 februari 1961 op 35 kilometer van Bukama gedood (ongeveer 20 kilometer van
Kabondo-Dianda). Dit gebeurt niet ver van het station van Mulondo (andere bronnen spreken
van Malondo). Ook soldaat 2de klasse Monga ondergaat hetzelfde lot. Volgens het getuigenis
van adjudant Vincent Kenge, de enige overlevende uit het voertuig, wordt luitenant Trokay
door een kogel getroffen terwijl hij de mitrailleur van de Scout Car probeert om zijn as te
zwenken.
Hoewel men Bukama nu in handen heeft zorgt de lus aan de uitgang van het station voor
problemen.

De inname van de rechteroever, met zijn wirwar van dorpjes, zal de Katangese troepen een
boel werk opleveren. Het duurt namelijk drie weken om de 15 km sporen vrij te maken en het
is pas begin maart dat de eerste trein tussen Elisabethstad en Kamina terug de verbinding kan
maken.
Tijdens n van de opdrachten bevindt G. Delhaise zich met een Greyhound-pantservoertuig
op kop van de colonne (20 februari). Sergeant Son fungeert als chauffeur. Daar het kanon
buiten gebruik is en zijn mitrailleur geblokkeerd verlaat hij de pantserwagen en gaat te voet
verder, stijl infanterist. Aan het Gele Huis wordt hij getroffen door een rafale uit een
automatisch wapen. Ernstig getroffen in de borst, wordt Delhaise door Rsimont Le Mousse
opgehaald, terwijl de hel rond hen losbarst. Aalmoezenier Adam voert hem per ziekenwagen
naar de eerste hulppost. Volgens de getuigenis van adjudant Ponsard: heeft de dokter
geweigerd om Delhaise te gaan ophalen met de verpleegster. Hij (Ponsard) is het dus die de
verpleegster vergezelt, Delhaise daarna per jeep naar Bukama brengt, waar men hem met een
helikopter naar Elisabethstad overvliegt. De dokter wordt bedankt voor bewezen diensten en
terug
naar
Belgi
gestuurd.
De bewuste arts (zijn naam wordt nergens vermeld) wordt samen met het stoffelijk overschot
van luitenant Trokay naar het hospitaal van Elisabethstad overgevlogen. Een eerste maal door
Rsimont Le Mousse gered dankt Delhaise met stellige zekerheid zijn leven voor een tweede
maal
aan
de
chirurgische
competentie
van
professor-dokter
Descoville.
Georges Delhaise staat tot juni onder medische behandeling (in Elisabethstad), keert in
herstelverlof naar Belgi terug en is terug in Katanga op 23 augustus 1961.

Luitenant Trokay van de "Gidsen" werd in de regio Bukama gedood op 13 februari 1961.

"Echo du Katanga", dd. 15 februari 1961.

Tshombe komt kijken naar de Scout Car waarin luitenant Sonck en soldaat 2de klas Monga op 1302-1961 de dood vonden in Mulondo. Achter Tshombe herkennen we majoor Matthys. (foto via Guy
Devresse).

Op 27 februari vervoegt Mobiele Groep C Elisabethstad om er op 1 maart te defileren. Bij die


gelegenheid ontvangen een aantal gekwetsten een onderscheiding (o.a. luitenant Grandelet en
luitenant
Cuvelier).
Adjudant Gignez die bij de troepen van het Opleidingscentrum Shinkolobwe zit, zal na operatie
Banquise als gerant instaan voor de mess OF & OOF van kamp Massart in Elisabethstad

Kaart van OPS "Banquise" met vorderingen van de colonne "Noord" en met de plaats waar luitenant
Trokay werd gedood (kaart Danil Despas).

Operatie Banquise werd een succes en bewees dat de Katangese troepen geleid door
Belgische officieren volledig op punt stonden. Ze hadden zeker geen behoefte aan Fransen,
die daar probeerden greep te krijgen op de militaire situatie (waaronder Trinquier).

Het is niet de bedoeling om hier in detail te treden wat de rivaliteit en conflicten betreft die in
de Katangese hogere militaire middens heersten tussen de kolonels Grandjean, Crvecoeur,
Weber, etc, maar het is een feit dat kolonel Van De Walle uiteindelijk naar Katanga wordt
gestuurd om er het Katangese leger te gaan hervormen en orde te scheppen in de rangen.
Voor de buitenwereld leek het alsof kolonel Crvecoeur daar op een vreemde, bijna occulte
manier de leiding in handen had, maar het was wel degelijk kolonel Van De Walle die de
touwtjes strak hield. De twee kolonels zullen trouwens meermaals met elkaar in botsing komen.
Dit zal onder andere tot gevolg hebben dat men de operatie op Manono zal herzien (operatie
Mambo)
.

Kolonel Vandewalle.

Maart 1961.
Operatie
Mambo.
Mobiele
Groep
A
is
nog
steeds
in
Elisabethstad.
Mobiele Groep B van Le Grelle zal de eerste twee weken van maart naar de regio Mulukakulu

Kolwesi
gestuurd
worden.
Mobiele Groep C keert na zijn deelname aan het dfil in Elisabethstad met luitenant Cuvelier
terug naar Luena. Luitenant Geenen wordt S2-S3 van de zone MukulakuluLuenaBukama.
Op 6 maart 1961 verschijnt Bob Denard op het toneel. Hij wordt bij Groep C ingedeeld.
Mobiele Groep D komt onder bevel van onderluitenant De Rijckel (wordt na zijn Katangese
avontuur
priester
gewijd,
dit
even
terzijde).
Mobiele Groep E komt onder Grandelet te staan en men vindt de groep terug in Albertstad met
Jean
Schramme.
Als Mobiele Groep E wordt ontbonden zullen elementen uit die groep, samen met elementen
uit Mobiele Groep A, een nieuwe Mobiele Groep A vormen onder bevel van luitenant Andrin.
Schramme, die als adjudant verantwoordelijk is voor de bevoorrading (logistiek) zal, als
adjudant Laurent aan de kant wordt geschoven van de situatie gebruik maken om zich als
adjunct van commandant Grandelet naar voor te schuiven.

Twee zeer gekende huurlingenfiguren die actief waren op het Congolese oorlogsforum: (foto boven)
de Fransman Bob Denard en onder, de Belg Jean Schramme.

De eerste veertien dagen van maart 61 worden gekenmerkt door patrouilles en kleine
operaties.
Intussen is men in stilte volop bezig met de voorbereiding van operatie Mambo. Omdat de
Staf een directe confrontatie met de UNO wil vermijden kiest ze voor een minder directeaanpak, waardoor de voorbereidingen meer tijd vergen dan operatie Banquise. Men wil ook
een zo groot mogelijke slagkracht etaleren; dit als afschrikkingsmiddel en in de hoop om
daarvan geen gebruik te hoeven maken. En dan zit men nog in volle regenseizoen, wat een
tegenvaller is voor de colonne die uit Piana moet vertrekken. De piste is vooraf wel
genspecteerd, maar dit gebeurde bij droog weer. Men wil dus elke verassing vermijden.
Intussen heeft luitenant Geenen vanaf 24 maart het bevel over Mobiele Groep B overgenomen,
terwijl luitenant Le Grelle als verbindingsofficier voor kapitein Protin optreed. Protin was in
augustus 1960 aangekomen als commandant van een mars-compagnie UDAs . En nu pas
begint
het
te
roeren.
Er wordt beslist om in een convergerende beweging naar Manono op te trekken:

Task-groep Papa van kapitein Protin zal vanuit Piana vertrekken. Groep Papa zal via
Kisele, Monga, Kitombe en Kamalo de stad en de luchthaven van Manono bezetten.

Task-groep Lima van kapitein Smets zal vanuit Tambo (omgeving Mitwaba)
oprukken. Groep Lima zal via Kibindji, Kafumbe en Kamudilo zo vlug mogelijk junctie
maken
met
Groep
Papa
(199
km).

ORGANIGRAM.
Task-groep Papa:
Task-groep Lima
Reserve
Cdt
:
kapitein
Protin
Cdt
:
kapitein
Smets
1ste Compagnie Mitwaba
1ste Cie van het 1ste Bon Inf.
5de Cie Jadotstad
2de Compagnie Mitwaba
3de Cie van het 1ste Bon Inf.
2de Cie Militaire
Politie
(MP)
4de Compagnie Mitwaba
2de Compagnie Bunkeya
4de Peloton PNK
1ste
Compagnie
MP
Mobiele
Groep
D
Mobiele
Groep
B
Detachement
Genie
Een
peloton
Sa
Medisch
Detachement
Sectie
Mortieren
Detachement
Genie
Medisch
Detachement
In de regios die men moet doorkruisen of te veroveren zijn er UNO-troepen aanwezig: twee
Nigeriaanse UNO-compagnien in Mpiana en nog twee compagnien met elk hun
hoofdkwartier
in
Manono.
Op 26 maart vertrekt de Mobiele Groep B van Geenen met Alexandre uit Elisabethstad, halte
in Mitwaba, daarna verder trekken naar Mpiana. De eerder verkende route tijdens het droge
seizoen is zoals men vreesde praktisch onbruikbaar. De situaties waarin men zich in de modder
vastrijdt zijn dan ook niet te tellen. Gevolg: telkens moet men de voertuigen uitladen, om
daarna opnieuw alles in te laden. Dan krijgt men onderweg nog af te rekenen met zogenaamde
'valstrikken', beter gekend als: Olifantenputten. Deze putten werden met een soort rieten
matten afgedekt, waarop een laag aarde en zand kwam. Daarna gebruikte men takken en
twijgen om alle sporen van de ingreep uit te wissen. Enkel een scherp en waakzaam oog kon
deze valstrik tijdig opmerken en vermijden. Het kleine verschil in kleur tussen de omgewoelde
aarde en deze van de omgeving was hiervoor een teken aan de wand.
De vierde dag na hun vertrek (30 maart 1961) krijgt de Groep Geenen het bevel om de camions
achter te laten en enkel verder te trekken met de resterende jeeps. Van de 15 voertuigen
bereiken namelijk slechts 6 jeeps hun RV-bestemming. Geen tijd om op adem te komen, op
naar Manono! Als Groep B uiteindelijk in de namiddag aankomt, moeten ze nog spitsroeden
lopen onder de schampere opmerkingen van de andere deelnemers aan de operatie.
Task-groep Papa van kapitein Protin die op 30 maart vanuit Piana is vertrokken, heeft in n
dag Manono bereikt, terwijl Task-groep Lima van kapitein Smets die vanuit Tombo is
vertrokken
vertraging
oploopt
en
regelmatig
bestookt
wordt.
De Groep Protin maakt junctie op 2 april op 70 kilometer ten zuiden van Manono. Kapitein
Protin, die het bevel voert in de sector Mitwaba, heeft al een serieus stukje terreinwinst geboekt
op de UNO en zou Manono bij verassing alleen hebben kunnen innemen. In zijn groep zitten
namelijk twee
Zuid-Afrikaanse
pelotons
die
uitstekend
werk
verrichten.
Son
zit
in
de
Lima-colonne
met
zijn
compagnie
MPs.
Na een kleine adempauze in Manono zullen de troepen alle strategische punten van de regio
bezetten.
Groep Papa moet verder trekken richting Muymba, Groep Lima richting Mulongo. Kleine
vliegtuigen en Dove-toestellen zorgen voor luchtsteun. Het geheel wordt gecordineerd door
luitenant-kolonel SBH Crvecoeur.

We zien hier, rechts op de foto, kolonel Jean-Marie Crvecoeur samen met majoor Guy Weber.

Op 21 april steekt Groep B van Geenen en Alexandre door richting Muymba waar ze een
opslagplaats met dieselolie dienen te bezetten en beveiligen. In het begin is de ontvangst door
de bevolking van Muymba niet echt hartverwarmend te noemen. Slechts de diplomatie van
adjudant
Alexandre
kan
de
situatie
zonder
incidenten
doen
keren.
Hieronder het artikel (La Pacification en C.I. Kiluba) waarin Christiaan Souris, redacteur van
de krant Echo du Katanga het onder andere heeft over deze de actie. De aanvang van zijn
artikel, waarin hij de aankomst met vertraging van de groep Geenen in Manono (zie
hierboven) en de inzet van deze mannen schetst, doet hij in volgende bewoordingen: Inutile
de dcrire la dsillusion des gars du groupe Mobile B pleins de fighting spirit. Il suffit de
connaitre leur devise pour comprendre: Pour une dent, toute la gueule. Prachtig
toch?...
De eerlijkheid gebied me te zeggen dat C. Souris zich in zijn stuk nogal laat gaan. Toch wilde
ik u het hele verhaal niet onthouden, omdat daarin een facet van deze Mobiele eenheden wordt
belicht
die
zelden
ter
sprake
komt.

DE

PACIFICATIE

IN

C.I.

KALUBA.

(door

C.S.)

De
dieselolie
van
Muyumba.
Even bizar als dit kan klinken, maar het zijn de 400.000 liters dieselolie die opgeslagen waren
in Muyumba, de haven van Manono, die aan de oorsprong lagen van de pacificatie in de C. I.
Kiluba. En deze kwam er dankzij Mobiele Groep B en de koelbloedigheid van deze mannen.
Een
gevaarlijke
missie.
Maar laten we het woord geven aan luitenant Geenen: Op 31 maart s morgens, krijg ik
orders om naar Muymba te vertrekken, op ongeveer 50 kilometer van Manono gelegen. Ik moet
daar 400.000 liter opgeslagen dieselolie gaan beschermen, want de in complete wanorde
vluchtende elementen van het A.N.C. zouden deze voorraad kunnen vernietigen.
Het is aangeraden om zich enigszins onder te dompelen in het toen heersende klimaat:
Manono is nog maar pas bevrijd en de regio Muymba, het gedeelte langs de stroom, is sinds

september 1960 in handen van de Balubakat. Men heeft er geen enkel idee van wat daar echt
gebeurd, laat staan of deze echt een haard is van rebellie... De colonne heeft pas Manono
verlaten of we komen op onze weg talrijke Balubas tegen, sommigen met witte vlaggen, anderen
hadden pamfletten in de hand die onze vliegtuigen twee dagen voordien hadden uitgestrooid.
Ze
begroeten
ons
allemaal
met
veel
respect.
Het zijn geenszins op zichzelf staande personen die we tegenkomen, maar honderden mensen,
mannen, vrouwen en kinderen die zich allemaal naar Manono begeven. Deze stoet gaat zonder
onderbreking
door
gedurende
zeker
15
kilometer.
Hoe verder we vorderen, hoe banger ze blijkbaar worden en ze vluchtten de brousse in als
ze
onze
colonne
zien
afkomen.
Beetje bij beetje loopt de weg leeg, maar de Balubas zijn nu in hun dorpen en als we passeren
staren
ze
ons
na

Eindelijk

Muymba,

God

alleen

weet

wat

ons

hier

staat

te

wachten!

We rijden het dorp zonder moeilijkheden binnen en ik laat twee jeeps achter bij het
mazoutpark,
dat
gelukkig
nog
volledig
intact
blijkt
te
zijn.
De rest van de colonne trekt verder naar de haven, waar de vlag van de A.N.C.-rebellen
hangt te wapperen, welke onmiddellijk vervangen wordt door de Katangese vlag. Toen ze ons
hoorden aankomen zijn ze hier zo te zien hals over kop gevlucht
Intussen bemerkt adjudant Marc Alexandre een gewezen lid van de Gidsen die met
de twee jeeps in het mazoutpark is achter gebleven, dat de inwoners van Muymba gewapend
en op een dreigende manier naar ons toe komen, terwijl de vrouwen en een groep mannen
versperringen opwerpen die voor ons elke terugtocht richting Manono onmogelijk maken.
Koelbloedigheid
en
nuchterheid
van
geest
Op dat moment heeft adjudant Alexandre de keuze tussen twee mogelijkheden: ofwel geeft
hij bevel om het vuur te openen de rebellen vormen een ernstige bedreiging ofwel
probeert
hij
met
hen
te
onderhandelen.
Alexandre kiest de tweede optie en doet teken naar n van de zwarten om met hem te komen
praten; een rebel komt naderbij en met inzet van een tolk slaagt adjudant Alexandre er in om
hen te overtuigen hun versperringen op te heffen. Ze weigeren echter om hun wapens neer te
leggen en hun houding blijft ondanks alles dreigend en vijandig
Op dat moment maak ik samen met de rest van de colonne aansluiting met Alexandre en zijn
ploeg en ik zet de eindeloos durende discussie met de rebellen verder. Zij besluiten uiteindelijk
om zich terug te trekken; ik plaats mijn mannen in defensief rond het mazoutpark. Stilaan wordt
de situatie rond ons meer ontspannen: op de weg slenteren dorpsbewoners, maar nu zijn ze
ongewapend.
Plots komt er een vrouw met een schotel op haar hoofd naar ons: ze brengt ons water. Kort
daarna
brengen
ook
andere
dorpsbewoners
ons
eieren
en
kippen
Een zieke biedt zich aan en de verpleger verzorgt hem. Dit breekt de spanning volledig en

onder applaus van de rond ons dringende massa rijden we Muymba uit en trekken op naar
Manono.

Operatie
ZEEP.
Men zal gemakkelijk begrijpen dat het relaas van luitenant Geenen mijn interesse heeft
opgewekt en me heeft aangezet om de bevolkingsgroepen te ontmoeten die besloten hadden in
te stemmen met de nieuwe Katangese regering. Hiertoe werden ze tot nu toe steeds weerhouden
door hun vrees voor represailles vanwege de (Congolese) militairen. Ik maakte ook gebruik
van mijn retorische talenten om de Staf aan te zetten om een patrouille naar dit gebied te sturen
om uit te zoeken wat hen van houding heeft doen veranderen. Na heel wat heen en weer geloop
van bureau naar bureau en na wat schikkingen met de territoriale autoriteit van Manono zetten
wij, de Mobiele Groep en ik, ons op weg met een voorraad zeep en sigaretten. Want, zo legde
luitenant Geenen me uit: zeep ontbreekt in dergelijke regios het meest...
Rebellengebied.
De Territoriale Administrateur (gebiedsadministrateur) van Manono vergezelt ons We
verlaten de post en vanaf de eerste kilometer is het een ononderbroken stoet van witte vlaggen
en van mensen die ons met brede armbewegingen toezwaaien. Dit duurt tot we de haven van
Muyumba bereiken. Daar zijn de dorpsmensen minder talrijk aanwezig daar ze al het bezoek
hebben
gehad
van
andere
groepen.
Aangekomen in Muyuniba, slaan we af naar links en wij dringen de volle brousse binnen en
volgen
de
Lualaba-rivier.
We passeren verschillende dorpen: Masania, Kiboko, Panda, Kazadi. Hier is de bevolking
terughoudender. Nog altijd witte vlaggen, maar geen teken van welkom. Iedereen is blijkbaar
toch rustig bezig met zijn eigen werkzaamheden. Vrouwen komen terug van het veld met een
grote
mand
maniokwortels
op
het
hoofd.
Juist voor we Kazadi binnentrekken stootten we op een rivier waarvan de brug vernield werd
en die door de dorpsbewoners op een gemproviseerde manier werd hersteld. Toch lijkt ze
stevig genoeg en de colonne trekt er zonder problemen over. En neem het van mij aan: het
betreft hier geen kleine brug, ze is meer dan 15 meter lang!!!
Omdat het blijkbaar de inwoners van het dorp zelf zijn die de brug hebben hersteld besluiten
we
om
in
Kazadi
halt
te
houden.
Als we het dorp intrekken laat niemand zich eerst zien, buiten enkele ouderen. De Territoriale
Administrateur legt hen het doel van onze komst uit en het dorp ondergaat een totaal andere
fysionomie.
De
Mobiele
Groepomsingelt.
Intussen hebben de soldaten enkele kisten zeep uitgeladen. Op het sein van de capita
(stamhoofd) komen vrouwen, ouderen en jongere kinderen aangelopen en in minder dan een
minuut tijd is de Mobiele Groep ingesloten door een horde vrouwen die zich letterlijk op de
personen werpen die de zeep verdelen. Deze hebben alle moeite om zich onder deze schokgolf
recht te houden, terwijl de menigte schreeuwt en lacht en er onder hun naakte voeten een ware
stofwolk
oprijst
De Territoriale Administrateur toont de bevolking de nieuwe Katangese bankbiljetten, die

naargelang hun behoeften omgewisseld worden. De omgewisselde bedragen zijn miniem, maar
de capita legt ons uit dat de dorpsbewoners nog over weinig geld beschikken daar de laatste
katoenoogst nog niet is verkocht; en inderdaad, achter elke hut liggen grote balen katoen te
wachten
op
hun
koper.
De soldaten mengen zich in de menigte en er wordt overal verbroederd: ieder deelt wat hij
bezit met de ander, er wordt gegeten, gerookt, gediscussieerd Ondertussen gaat juffrouw
Van den Bergh, de verpleegster die ons vergezeld, gewoon door met het verlenen van medische
zorg en het uitdelen van medicamenten. Inderdaad, deze bevolking heeft sinds de voorbije
septembermaand geen enkele en in sommige gevallen hoogstnodige medische verzorging
gekregen. En voor de buitenstaander even ongeloofwaardig, maar sinds december is er in die
regio geen gram zeep meer te vinden. Onvoorstelbaar, maar de strikte waarheid. Dan is de
rush op de zeepverdelers des te begrijpelijker. We verlaten Kazadi en zetten onze tocht verder
naar andere dorpen. Daar heeft de broussetelefoon zijn werk al gedaan: overal staat de
voltallige
bevolking
ons
op
te
wachtenvoor
hun
rantsoen
zeep.
Machtsvertoon,
om
die
niet
te
hoeven
gebruiken.
Het is overal hetzelfde liedje en we keren s avonds naar Manono terug, doodop van het
handjes drukken, van de helse zeepverdeling en van het geven van respons op de vele
begroetingen. De regio die we doorkruist hebben was nochtans gevaarlijk, als we de
specialisten ter zake tenminste mogen geloven, en bevond zich onder het gezag van de chef
Mulongo, een protagonist van de rebellie. Hoe deze plotselinge ommezwaai verklaren? Met
een klein beetje gezond verstand en wederzijds begrip zetten de Katangese strijdkrachten, net
zoals Mobiele Groep B dit trouwens heeft gedaan, al hun krachten in om te vermijden dat er
willekeurige slachtingen plaatsgrijpen en helpen de Balubas die het slachtoffer werden van
waanzinnige chefs, welke zich met de steun van de Bas Jeunesses weten te handhaven en
die
zich
begerig
aan
plundering
en
doodslag
overgeven.
Op die manier zullen de Katangese strijdkrachten er telkens in slagen om in samenwerking met
de administratie het verloren terrein terug te winnen. En de dag is niet meer veraf dat het volk
van Muluba, eenmaal ze terug tot het volle verstand zijn gekomen, tot heil van onze hele staat
zal samenwerken met de Katangese regering. Neen, deze dag is niet meer veraf! Een beetje
goede
wil
van
weerskanten
is
voldoende.
En

mijn

verschenen

reis

in

door

LEcho

rebellengebied
du

heeft

Katanga

bewezen

op

dat

die

er

is!

Tekst van Christian Souris,


19
april
1960.

Lijst met regeringsfunctionarissen, aangesteld door de rebellen, die moesten opgespoord worden.
Onder de namen bemerken we onderaan deze van de latere Congolese president Kabila sr.

Op
25
maart
geeft
luitenant
Grandelet
zijn
ontslag.
Nadat zijn opzegtermijn voorbij is en hij is vertrokken, wordt Mobiele Groep E ontbonden.

April 1961.

Operatie
Conga.
Op 1 april 1961 krijgt commandant Barvaux, die verantwoordelijk is voor de sector Kamina,
orders om het vliegveld van Kamina af te grendelen en te controleren. Hetzelfde geldt voor alle
andere
sectorcommandanten
die
de
routes
moeten
versperren.
Het
A) de

gebied
omvat
twee
zones:
operationele zone zelf, die in 5 sectoren wordt onderverdeeld:
Sector
Albertstad,
onder
commandant
Jacques.
Sector
Nyunzu,
onder
commandant
Liegeois
(tijdelijk).
Sector
Kongolo,
onder
commandant
Delville.
Sector
Kamina,
onder
commandant
Barvaux.
Sector
Manono,
onder
kapitein
Protin.
B) de zone daar achter, die de rest van het grondgebied omvat.

De UNO-troepen in actie in Congo (Katanga) 1961.

De enige nog niet onder controle zijnde luchthaven is deze van Kabolo, die nog altijd in handen
van
de
rebellen
is.
De spanning tussen de UNO en de Katangese autoriteiten loopt op. Beducht voor de Indische
blauwhelmen worden de pistes van de Luano op 4 april afgegrendeld. De UNO-troepen
reageren hierop door de toegangswegen naar de luchthaven af te grendelen. De situatie

escaleert.
Mobiele Groep A van kapitein Bounameaux en luitenant Groetaerts worden als versterking
door kamp Massart opgeroepen. Teneinde de aan de gang zijnde UNO-versterkingen in
snelheid te nemen zet men operatie Conga op poten. Deze inderhaast opgezette operatie moet
vanuit Kongolo vertrekken en oprukken naar Kabalo. De bedoeling is om zowel via de lucht
(een detachement Zuid-Afrikaanse militairen), het spoor (n compagnie) en over het water
(een tweede compagnie) de diverse groepen in te zetten. Alles wordt echter slecht
gesynchroniseerd.
Op 4 april vertrekt de Task-groep onder leiding van kapitein Protin, samen met de Mobiele
Groep B naar Mulongo en valt in een hinderlaag. Er worden talrijke rebellen gedood. Sergeant
Son, die waarschijnlijk met de compagnie MP optrok zou volgens zijn relaas achteraf, met zijn
Greyhound
in
een
olifantenput
zijn
gedonderd.
Op 6 april vertrekt Mobiele Groep B met de Task-groep van kapitein Goossens opnieuw
richting Mitwaba en maakt in Kibindji junctie met Mobiele Groep D van luitenant de Rijckel,
die
uit
Djobo
komt.
Gedurende de hele maand april zal Groep B vanuit Manono de regio doorkruisen (Djobo,
Muymba-Katshambuyu, Mulongo)en er zonder veel tegenstand patrouilles uitvoeren. Op 19
april patrouilleert Alexandre richting Mitwaba en is de 20ste terug. Mobiele Groep B heeft op
dat moment 14 Europese kaders en 50 Katangese soldaten en onderofficieren. Son, die zoals
iedereen die maar iets met de dood van Lumumba hadden te maken, zal uit het zicht verdwijnen
en zal een maand in Manono onderduiken met de compagnie MP.
Adjudant Alexandre wordt op 1 april 1961 tot onderluitenant aangesteld (zie DOC 3.2.).

Ook Indische UNO-troepen (hier met 'Scout Cars') worden ingezet tegen de Katangezen (onder hen de
gevreesde 'Ghurka's').

DOC 3.1. In extenso hier de beslissing genomen op het Katangese staatssecretariaat met betrekking
tot de aanstelling van vermelde personen met hun rang in het Katangese leger. De meesten zijn
Europeanen en onder hen heel wat bekende namen.

Dit
is
het
moment
dat
operatie
Conga
losbarst
Hier volgt een fragment uit het relaas van huurling Jacquemin, dat verscheen onder de titel:
Je suis un affreux . Hij maakte deel uit van Mobiele Groep B onder bevel van luitenant Le
Grelle. Hij werd teruggestuurd voor ongedisciplineerd gedrag en bij het Bunkeya-bataljon

uit het district Haut-Lomami ingelijfd. Hij wordt tijdens operatie Conga zwaargewond (een
deel
van
zijn
kin
wordt
weggeschoten).
Op 6 april: laden van de boot Constant de Burlet met welke men de stroom zal afvaren. In
Kabalo zit een sterke concentratie Balubas, alsook een UNO-contingent Ethiopische
blauwhelmen.
Aan het hoofd van een eenheid van de Papa-colonne die de stroom moet afvaren, staat
kapitein
R.
Wauthier.
Het Zuid-Afrikaanse detachement moet zich klaar houden en zich meester maken van het
vliegveld.
Op 7 april komen ze in Kabalo aan en zijn ze getuige van de landing van de Sudafs [ZAfrikaanse militairen]. Ondertussen komt een luitenant van de blauwhelmen hen verwittigen
dat
ze
de
stad
mogen
bezetten,
buiten
het
vliegveld.
Op 8 april, onmiddellijk na de ontscheping, worden ze bij verassing beschoten. Het zijn de
Ethiopirs zonder UNO-helm, die aanvallen in tirailleur-formatie. De compagnie verdedigt
zich. Ze worden met mortieren beschoten. Op zeker moment valt er een projectiel in de
schoorsteen van de boot en de stoomketel ontploftde boot maakt slagzij en zinkt. Met een
platbodem varen de overlevenden de stroom af tot Kongolo. Opgemerkt door een vliegtuig
worden ze opgepikt door een boot die hen tegemoet is komen te varen.
PS : het 30-tal Sudafs dat onder bevel van Peeters staat wordt gevangen genomen en naar
Kamina
overgebracht
.
Volgens een rapport van commandant Matthys is aalmoezenier Forgeur en adjudant-chef
Peeters samen met 46 Katangezen in de stroom verdronken. Drie andere Europeanen zouden
gekwetst
zijn.
Volgens Jacquemin heeft commandant Wauthier, die hem in het hospitaal kwam bezoeken,
vertelt dat aalmoezenier Forgeur[1] gedood werd door een kogel in de nek terwijl hij een
gekwetste hulp bood. Deze versie wordt door de gewonde soldaat zelf na zijn repatriring naar
Albertstad
tijdens
een
daarop
volgende
ondervraging
bevestigd.
Intussen wordt er in Manono een nieuwe Task-groep gevormd. Er wordt beslist om een colonne
naar Niemba en Nyunzu te sturen om de verbinding AlbertstadKongolo te herstellen (zie
kaart).
Deze

missie

draagt

de

codenaam

operatie

X-Ray.

Onder bevel van commandant Ligeois vertrekt de colonne op 12 april en ze komen via
Kamalolo, Musofo en Kitombe-Tombe in Niemba aan, welke ze op 14 april veroveren.
Mobiele Groep D van De Rijckel vormt de kopgroep en luitenant Le Grelle zit bij de
steuneenheden. Op die 14de april maken ze in Niemba junctie met de eenheden die vanuit
Kongolo en Albertstad zijn afgezakt. Onder deze eenheden zit Mobiele Groep C van luitenant
Cuvelier. Op 18 april is het de beurt aan Nyunzu, waar inderhaast een contingent Maleisers die
uit Kabalo komen gevangen genomen worden. Op 19 april wordt Kabeya veroverd. Deze

operatie

eindigt

op

12

mei

1961.

[1] De opvolger van pater Forgeur zal pater J.Darmont worden. Hij krijgt de graad van kapitein.

Met uitzondering van Kabolo en dit door de fout van de UNO, controleert het Katangese leger
nu het hele oosten van Katanga. Maar de jacht op de huurlingen is ingezet. Eind april wordt

Tshombe gevangen gehouden in Coquillatstad. Verschillende opties om hem te bevrijden


worden onder de loep genomen. Uiteindelijk wordt voor operatie Licorne gekozen. De
voorbereidingen nemen echter zo veel tijd in beslag, intussen wordt Tshombe vrijgelaten, zodat
de
operatie
overbodig
geworden
is.
Als gevolg van het ontslag van praktisch het volledige blanke kader ontbindt men Mobile
Groep D en luitenant De Rijckel wordt ingedeeld bij het pantserpeloton Kamina.

Een VN-blauwhelm onderzoekt een "Fouga Magister"-jachtvliegtuig van het Katangese leger dat
tijdens de felle gevechten door de UNO werd vernield.

De maanden mei en juni brengen geen belangrijke operaties met zich mee.
In deze periode heerst vooral een Koude Oorlog sfeer tussen Tshombe en de UNO. Om de
beslissingen van de Veiligheidsraad te respecteren eist de UNO de lijsten op van de blanke
militaire raadgevers en deze van de Europese huurlingen. Ook hun vertrek wordt geest.
Dit wordt het begin van een slijtageslag. Tshombe probeert tijd te winnen en om blijkt te geven
van goede wil worden er lijsten opgesteld en er volgen effectieve ontslagen. Hiervoor kiest
men wel gewonde militairen die in herstelverlof zijn in Belgi en ook diegenen die al te kennen
gaven dat ze hun contract toch niet meer zullen verlengen. Vertragingsmanoeuvres dus,
maar de UNO lost zijn greep niet. Begin mei 1961 worden enkele huurlingen in Nyunzu
gevangen genomen. Men besluit om een andere lijst op te stellen met daarop de namen van
dezen die overbodig zijn. Anderen, zoals majoor Lamouline en commandant Barvaux, worden
zogezegd gevangen gehouden door de grote chef Kasongo Niembo, terwijl ze in feite optreden
als zijn raadgevers en druk in de weer zijn om een goed functionerende Katangese legermacht
op te leiden. (zie DOC 4).

In de loop van de maanden maart / april / mei / juni verlaten ongeveer 160 huurlingen het
Katangese grondgebied. In de tweede helft van juni verlaat ook majoor Weber (de stafchef van
de Katangese troepen) Elisabethstad. Maar dit brengt de werking van de Katangese troepen
nog niet in het gedrang.

Frequent voorkomende straatgevechten tussen leden van een concurrerende stam in Katanga anno
1961.

Mei-juni 1961.
Mobiele Groep B van Alexandre is zonder onderbreking tot eind augustus nog altijd in Manono
gestationeerd. Ze voeren wel patrouilles en operaties uit. Eind mei krijgt Bob Denard het bevel
over Groep C en worden ze in Nuynzu gestationneerd. Luitenant Cuvelier neemt het bevel van
het
peloton
Recce
uit
Albertstad
over
van
luitenant
Dufrasne.
Op 4 mei 1961 neemt onderluitenant Alexandre, na het vertrek in verlof van luitenant
Geenen, het bevel van Mobiele Groep B op zich[1]. Op dat tijdsstip krijgt hij versterking van
7 vrijwilligers, gerekruteerd uit het bataljon blinds (Pantser-eenheid).
Patrouilles die soms meerdere dagen duren worden naar Piana, Katamba, Kaboko, Mulongo,
Mulenda of Kiabo uitgezet. Alexandre neemt ook deel aan verschillende luchtverkenningen,
zoals:
Ankoro,
Malembeka-Kiamba,
Muyemba,
Begin juni is dit de samenstelling van zijn groep: 18 manschappen zijn met verlof. Effectieven:
1 adjudant, 9 Europese vrijwilligers en 27 Katangezen. Zijn wagenpark bestaat uit: 8 jeeps, 3
camions
en
2
bestelbusjes.
Op 6 juni 1961 komt luitenant Geenen uit verlof terug en neemt het bevel weer over van
onderluitenant
Allexandre.
Die maand zijn ze vooral actief op de aanvoerroutes naar Mitwaba, daarna deze van Kiamba,
Niemba
en
Nyunzu.
Tijdens die periode is er weinig informatie terug te vinden over de leden van de Gidsen. Dit
zal trouwens van nu af aan het geval zijn tot het einde van de Katangese Secessie.
Groep B van Geenen en Alexandre is nog altijd in Manono gestationeerd. Ze houden regelmatig
patrouilles
naar
Mitwaba
en
doen
escortes
naar
Niemba,
Nyunzu,
De

rest

van

hun

tijd

steken

ze

in

de

opleiding

van

nieuwe

rekruten.

In juni zijn er ontsnappingen uit de gevangenis van Kasapa. Onder die ontsnapten zitten ook
de door de krijgsraad veroordeelden die verwikkeld waren in de rebellie van het militaire kamp
Majoor Massart in Elisabethstad. Dezen doen een beroep op de UNO-ambtenarij die, door hen
te beschermen, een soort etterbuil creren genaamd: Camp des Balubas. In dit door de
UNO beschermde kamp zullen er tot 60.000 personen van allerlei slag verblijven. Dit zal tot
gevolg hebben dat de V.N. ernstige moeilijkheden met hen zal hebben, tegen hen zullen dienen
op te treden, waarna uiteindelijk beslist wordt om hen maar over de grens te zetten.
Een nasleep van deze situatie is het tragische lot van aalmoezenier Adam, die de meeste
Gidsen in Nzilo hebben gekend. In 1962 herkent hij in het militair opleidingscentrum van
Aarlen n der veroordeelde en ontsnapte muiters uit de gevangenis van Kasapa, de genaamde
Jacques Kabenge. Aalmoezenier Adam meldt dit aan zijn hirarchische oversten en doet hem
het land uitwijzen. Kabenge zal de aalmoezenier in 1968 in Albertstad (waar deze laatste les
gaf)
met
een
schot
in
de
rug
doden.
De getalsterkte van de UNO-troepen nadert de 10.000 manschappen en de Katangese Staf
vreest hierdoor geneutraliseerd te worden. Er worden dus tegenmaatregelen genomen. Men

decentraliseert alles wat in of rond Elisabethstad is verzameld om de bevelvoering en het


verdere bestaan der troepen te verzekeren. De eenheden zijn trouwens bereid om, indien nodig,
onder
te
duiken.
Maar
de
operaties
gaan
door.
Men heeft in het oosten heel wat troepen ingezet en de bezetting geraakt uit zijn evenwicht. De
troepen uit Kamina, die niet versterkt werden met nieuwe manschappen, lijden zware verliezen.
Men

bedenkt

twee

met

elkaar

verbonden

operaties:

Lotus

en

Pegasus.

De eerste zal uit Kongolo vertrekken, de tweede uit Kabongo. Dit moet de omsingeling van
Kabalo mogelijk maken. Luitenant Yves de Foestraets, die aan het hoofd van het
pantserpeloton staat die uit Kabongo komt (Pegasus dus), wordt op 29 juni in Kitenge
gekwetst. Zijn peloton had orders ontvangen om niet te wachten op het vertrek van de
noordelijke eenheden om in actie te komen. Foestraets zit aan het hoofd van de colonne in een
Greyhound en wil de as KitengeKitanda vrijmaken. Ze vallen in een hinderlaag. Terwijl hij
opnieuw controle probeert te krijgen over zijn eenheid wordt hij zeer ernstig aan de
rechtervoorarm gekwetst. Hij zal de maanden juli / augustus dan ook in Belgi in herstelverlof
doorbrengen. Tijdens zijn afwezigheid wordt hij vervangen door de Rijckel die zoals we eerder
zagen,
zijn
Mobiele
Groep
D
is
kwijt
gespeeld.
[1] Over die datum bestaat verwarring: het velddagboek van Alexandre duidt zijn promotie tot
onderluitenant aan op datum van 17 mei. Stafdocumenten hebben het over 4 mei.

Juli 1961.

OPERATIE LOTUS.

Operatie
Lotus.
Operatie Lotus begint op 30 juni. Een compagnie MP onder bevel van kapitein Blistein, een
Mobiele Groep en twee compagnies uit Kongolo met luchtsteun, dienen de route Kongolo
Ebombo vrij te maken en in Katompe junctie te maken met de colonne uit Kamina (Pegasus).
Volgens commandant Pire zou de eerder genoemde mobiele groep de Groep C van adjudant
Antoine
zijn.
Guy Devresse heeft sterke vermoedens dat dit niet klopt. Groep C bevond zich op dat moment
in Nyunzu en opereerde onder Bob Denard. Dit wordt bevestigd door kolonel Geenen.

Adjudant Antoine was op dat moment in Kongolo en stond aan het hoofd van Groep A. Het
zou dus, of Groep A, of Groep C betreffen, maar niet met Antoine als commandant. Langs
de andere kant maakte Promil, die tot Groep C behoorde, ontelbare memorabele fotos
zonder dat daarop ergens een glimp van Antoine terug te vinden is. Er zijn echter ook nog de
documenten van kolonel Crvecoeur, die naar Groep C verwijzen. Enigma.
Het eerste 30 kilometer lange deel van de opmars is bebost en bergachtig. Het is de bedoeling
dat de Mobiele Groep aansluiting zal maken met de compagnie MP, die met helikopters naar
de
missie
van
Kaseya
zal
worden
overgevlogen.
Veel wegversperringen onderweg en een onvoorziene tegenslag: het terrein werd vooraf
ondermijnd en de pelotons chef die dit werk uitvoerde (luitenant de Rijckel tijdens operatie
Hector) geeft foutieve cordinaten en afstanden op. Komt daar nog bij dat de mijnen (ATK
M75) onzorgvuldige geplaatst zijn en de regen heeft het zand onder de drukplaten
weggespoeld. De mijnen moesten ook, hetzij met lompen, hetzij met krantenpapier
omzwachteld zijn, wat niet is gebeurd en ze zijn onschadelijk geworden. Alle geluk voor
hetgene volgt: de manschappen doorkruisen dus eerst het met mijnen bezaaide terrein en kijken
pas daarna uit naar mogelijke mijnen teneinde zich niet te laten opblazen. Deze feiten werden
bevestigd door adjudant Laurent en het zal Christian Delaruelle zijn die de ontmijningswerken
van
het
terrein
zal
uitvoeren.
In het tweede gedeelte moet men zich meester maken van het op 80 kilometer van Kaseya
gelegen
Kilay.
De colonne zal n uur opgehouden worden als ze onder vuur van de Gizengisten vallen. Men
bereikt de derde dag uiteindelijk Ebombo. Daar graaft men zich in en worden de
verdedigingslinies versterkt om de enige vluchtweg van de Gizengisten, die langs die route
Kivu zouden willen bereiken, af te grendelen. Ondertussen zitten de troepen die in Kamina
zitten ten noorden van Kabongo vast. De situatie in Elisabethstad verslechtert, waardoor het
plan om Katompi te bereiken wordt afgeblazen. De compagnie MP moet terug ter beschikking
van de staf gesteld worden en de junctie met de Kamina-colonne mag men vergeten. De Task
Group
wordt
ontbonden.

Augustus

1961.

Operatie

Rumpuch
De verzetshaarden zijn opgeruimd maar de klus is nog niet geklaard.
De UNO begint trouwens meer en meer stokken in de wielen te steken. Terwijl het opperbevel
er steeds heeft op aangedrongen om zo veel mogelijk confrontaties met de blauwhelmen te
vermijden, zijn het nu juist die laatsten die dergelijke 'aanhakingen' uitlokken. Hun bedoeling
is uiteraard om zich van het volledige blanke kader te kunnen ontdoen, en zo het Katangese
leger te onthoofden. Eenmaal ze dit bereiken weten ze dat Tshombes troepen de situatie niet
meer aankunnen en dat de secessie als een kaartenhuis in elkaar zal storten. Vreemd, als men
weet dat hun opdracht erin bestaat om in Katanga de orde te handhaven zonder zich met
politieke zaken te bemoeien. En hiermee trekken ze duidelijk de kaart Leopoldstad. Wat
gewoon
betekent:
Tshombe
schaakmat
zetten...
De UNO aast op een meesterzet: dit wordt operatie Rumpuch.

Ierse UNO-troepen in actie in Congo 1961.

Op 24 augustus 1961 vaardigt de Congolese president[1] maatregelen uit waarin de uitwijzing


van vreemde militairen uit Katanga kunnen uitgevaardigd worden. De UNO neemt hiervan acte
en Connor OBrien verklaart dat het aangewezen is om de Centrale Congolese regering te
helpen om Katanga indien nodig, met geweld terug in te lijven. Maar net hierdoor gaat hij
zijn
boekje
ver
te
buiten
De eerste maatregelen gaan van kracht om klaar te staan voor elke eventualiteit:

de binnenlandse eenheden worden in staat van alarm gebracht.


de eenheden van Elisabethstad worden de brousse ingestuurd.
de bewaking op de belangrijkste knooppunten wordt versterkt.
de UNO-aanvoerroutes ondergaan dezelfde maatregelen.

26 augustus 1961: aankomst van een UNO-contingent Hindoes als versterking.


De 27ste omsingelt een compagnie UNO-soldaten van Luano[2] het Katangese detachement
en neemt de twee Europese officieren gevangen (kapitein Servais en adjudant Goffin). Ze

sturen beiden naar Kamina, detentieplaats bij uitstek voor allen die uitgewezen zullen worden.
Andere wapenversterkingen, manschappen ook en materieel worden aangevoerd. De blanke
officieren
krijgen
de
raad
om
burgerklederen
aan
te
trekken.
President Tshombe moet de 28ste om 09.00 uur UNO-afgevaardigde OBrien en generaal
Radja, bevelhebber van de Indiase blauwhelmen ontmoeten. Hij maakt zich dus geen zorgen
en
loopt
in
de
val.
De 28ste gaat de UNO tot actie over:

alle telefoonverbindingen op het consulaat worden afgesneden.


het postkantoor en het radiostation worden bezet.

Totaal
overrompeld
door
deze
zet
moet
Tshombe
inbinden.
Via consul Crener geeft ook de Belgische regering orders in die zin. Als gevolg van een
akkoord met de UNO mogen een aantal blanke officieren op post blijven. Zij moeten
schikkingen treffen die de goede gang van zaken, zowel administratief, als in het leger, in goede
banen leidt. De andere officieren krijgen het bevel om zich over te geven. De UNO had hun
overgave in hun kamp zelf geist, maar er wordt beslist om hen in het consulaat te verzamelen.
De 29ste worden er prioritaire lijsten opgemaakt. En vanzelfsprekend moet de UNO op 30
augustus
vaststellen

dat
er
plotseling
veel
volk
zoek
is

Buiten Elisabethstad is het veel moeilijker om op te treden. Sommigen zoeken de clandestiniteit


op
en
duiken
onder.
Mobiele Groep B, onder hen luitenant Geenen, door de Gurkas in Manono gevangen
genomen, verdwijnt in zijn geheel in de wildernis en ze verschijnen in september terug op het
toneel
tijdens
de
gevechten
om
en
rond
Elisabethstad.
Bob Denard, commandant van Groep C is hetzelfde lot beschoren in Nyunzu. Hij wordt
uitgewezen en keert zoals zovele anderen terug. Onder andere Pletain en Vandekerckhove
duiken op 28 september opnieuw op in de omgeving van Kipushi.
Op 1 september 1961 komen militairen uit Kongolo in Albertstad aan met een DC3. Ze worden
gevangen genomen en naar Kamina overgebracht. De repatriringen gaan van start.
Wat

is

nu

het

lot

van

onze

Gidsen

in

dit

avontuur?

[1]
Kassavubu
[2] De luchthaven van Elisabethstad, door de UNO gebruikt als uitvalsbasis tegen de
afscheidingsregering
van
Katanga.

President Kasavubu van de Democratische Republiek Congo.

President Tshombe van Katanga.

Georges Delhaise die op 23 augustus uit herstelverlof terugkeert wordt tijdens een razzia
opgepakt en wordt zelfs mishandeld. Hij wordt al zijn souvenirs afgepakt en uitgewezen. Marc
Alexandre ontsnapt aan de dans maar op bevel van de consul geeft hij zich over en wordt op
31
augustus
met
een
vliegtuig
via
Kamina
uitgewezen.
Guy De Rijckel die op dat ogenblik de toegangsweg naar Kamina verdedigt, krijgt op 28
augustus het bevel zich aan de Ieren over te geven en verlaat op 1 september per vliegtuig
Katanga
via
Kamina.
Adjudant

Gignez

vertrekt

op

september.

Jacques Saquet van zijn kant (die we later in 1964 in de rangen van de Ommegang zullen
terugvinden), verlaat op 1 oktober per trein Katanga via Rhodesi (in de epiloog op het einde
van
dit
verslag
lezen
we
zijn
getuigenis).
Franois

Son

wordt

per

vliegtuig

via

Kamina

uitgewezen.

Arnold le Grelle geeft geen gevolg aan de bevelen en verdwijnt spoorloos. Wat heeft hij
uitgericht in de periode tussen 31 augustus en 16 september 1961? Hiervan is niets terug te
vinden!
Majoor De Huccorne is ongetwijfeld ontsnapt; hij is in geen enkele vertrekkerslijst terug te
vinden; maar in 1962 staat hij nog wel altijd in de rangen van het Katangese leger ingeschreven.
Hoefkens wordt op 6 september gerepatrieerd. Ook hij behoort tot n van de velen die achteraf

naar Katanga terugkeren. Hoefkens en De Huccorne zijn weinig gekend bij de anciens, maar
ze
hebben
wel
degelijk in de
rangen
van
de
Gidsen gediend.
De UNO zet hiermee slechts een eerste fase tot destabilisatie van het Katangese leger in, die
tot het einde van de secessie moet leiden. Toch zijn hun problemen nog ver van opgelost. Een
groot aantal huurlingen, alsook enkele militairen die deel uitmaken van de geregelde troepen,
ontsnappen aan de razzias, anderen komen rechtstreeks het land terug binnen. Tenslotte
komen, samen met Trinquier, nog Fransen aan en vele zullen volgen om de lege plaatsen terug
in te nemen.

Katanga 1961. Blauwhelmen in actie tegen Tshombe's gendarmen.

September 1961.

Indiase Ghurka's worden in UNO-verband in die periode in Congo ingezet.

Onder het voorwendsel dat er vanuit het Belgische consulaat, dat niet ver van het postkantoor
is gelegen, op hen is geschoten zet de UNO de al lang geplande operatie Morthor op de rails.
Doel: ontwapening van de de Katangese Gendarmen, arresteren van welbepaalde
regeringsfunctionarissen
en
uitlokking
van
chaos.
Dit alles moet Katanga terug in de schoot van Leopoldstad duwen.
In de nacht van 12 op 13 september omsingelen 600 Gurkhas het postkantoor waarin zich
zestig Katangese soldaten bevinden. Dezen kunnen twee uren stand houden.
Tijdens de actie schieten de blauwhelmen ook op burgers; daaronder vallen veel slachtoffers.
Op 13 en 14 september proberen Katangese eenheden en huurlingen het postkantoor opnieuw
te veroveren. Deze troepen beschieten ook de UNO-vliegtuigen en vallen het Ierse
hoofdkwartier
aan.

En van de weinige beelden over de gevechten in Jadotstad 1961.

Ook in Jadodotstad wordt een contingent Ierse VN-troepen door Katangese troepen en
huurlingen
omsingeld.
Gelijktijdig hiermee gaan ook de UNO-troepen over tot de aanval: ze maken zich meester van
Radio Katanga. Alle communicatieverbindingen zijn dus afgesneden. Toch zullen de
Katangezen opnieuw het initiatief nemen en de tegenstander nog rake klappen toedienen.
Het bewuste Fouga-toestel verschijnt hier op het toneel en bezorgt de blauwhelmen alle
kleuren van de regenboog (*). Aanvankelijk met een mitrailleur 7.5 uitgerust (waarvoor
trouwens moeilijk de geschikte munitie te vinden was) worden de boordkanonnen uiteindelijk
omgebouwd tot het couranter kaliber 7.62. Ambachtelijk worden ook 50kg-bommen
vervaardigd welke manueel gedropt worden. Verder maakt men ook gebruik van kartonnen
dozen gevuld met bierglazen, met in elk glas een ontgrendelde granaat. Er worden een 50-tal

vluchten met dergelijk bommateriaal uitgevoerd en men slaagt er in om met dit KAT 92wapen (zo worden de bierglasbommen genoemd) een DC-6, een DC-4 en een DC-3, een
twaalftal camions en radio-posten te vernietigen. Bovendien geeft men met dergelijke
bombardementen
ook
nog
steun
aan
de
grondtroepen.
(*)Er vloeide veel inkt over de Fouga(s). Om hun tegenslagen te verdoezelen stuurde de UNO
namelijk berichten de wereld in over de belangrijke aanwezigheid van luchtmachteenheden.
In werkelijkheid had het Katangese leger slechts n Fouga die echt luchtwaardig was. Deze
was in Kolwezi gestationeerd. Wel dient opgemerkt dat er rond de pistes houten maquettes van
vliegtuigen geplaatst werden, met canvas bespannen, om de vijand te misleiden.

'Fouga Magister 'Jachtbommenwerper.

Men heeft ook lange tijd bepaalde heldendaden aan piloot Delin toegeschreven. In
werkelijkheid betrof het hier Mangain. In principe mocht deze laatste daar niet meer aanwezig
zijn, net als Le Grelle trouwens, dus liet men dit gerucht maar rustig zijn beloop gaan.
Op 15 september worden de Ierse blauwhelmen die Radio Katanga bewaken gevangen
genomen. De 150 Ierse blauwhelmen in Jadotstad ondergaan hetzelfde lot. Bestookt door de
Fouga wordt de water- en elektriciteitsvoorziening van de UNO-belegerden afgesneden. De
gestuurde UNO-versterkingen zullen er nooit in slagen om de Lufira over te steken.
De morgen van 16 september bezetten de UNO-troepen nog slechts enkele strategische punten.
Die dag komt luitenant le Grelle terug boven water en wordt in de omgeving van de
Kasenga-tunnel gedood door Indiase Gurkhas (dit is n van de laatste bolwerken die nog
in handen van de UNO is). Over dit gebeuren is weinig informatie terug te vinden. De meeste
getuigenissen wijzen deze plaats aan voor het gebeuren. Andere noemen kamp Massart als
plaats
van
zijn
dood
aan,
wat
weinig
waarschijnlijk
is.
Luitenant Degrelle (verkeerde naam vermeldt door de auteur; bedoeld wordt hier Le Grelle),
the heart of Katangan resistance, was killed today by UN bullets when he jumped out of an
armoured car in the Camp Massart. He had a wife and two children. All Belgians are
particularly
distressed
by
the
news[1].
Wat wel klopt is dat hij onmiddellijk nadat hij getroffen werd naar dit kamp is overgebracht.
[1] THE KATANGA CIRCUS: gedetailleerd verslag van drie UNO-oorlogen door Mugur
Valahtu,
p.
207
.
Meer recent getuigde gewezen huurling J.D.G. het volgende over dit gebeuren en ook hij heeft
het over de Kasenga-tunnel als de plaats waar le Grelle de dood vond.
Dood

van

een

held.

Na onze dolle escapade in de Basis F.T. keren we terug naar het kamp Massart en stallen onze
voertuigen
in
de
garages.
In een gewoontereflex controleer ik ons aankomstuur : elf uur. De duur van onze tocht leek me
nochtans langer. Terwijl ik aan een Katangese officier verslag uitbreng over onze zending
wordt mijn aandacht getrokken door een ziekenwagen waarin men een Europees militair,
badend
in
het
bloed,
aan
het
inladen
is.
De Katangees zegt me dat dit luitenant Le Grelle is, een officier van de Katangese
pantsertroepen die tot de A.T.M.B.[1] behoort. Dit verbaast me, want de Belgische Consul van
Belgi heeft aan alle officieren en onderofficieren van de A.T.M.B. expliciet op het hart gedrukt
om
niet
tussenbeide
te
komen
in
de
gevechten.
De zwarte officier beweert dat luitenant Le Grelle de orders niet heeft opgevolgd uit sympathie
voor de Katangese zaak. Hij heeft zelf gevraagd om het bevel te mogen voeren over een
patrouille blindes (het Katangese leger beschikt over enkele oude Greyhound M-8
pantserwagens en een Witte Scout Car). Die morgen wil hij de blauwhelmen verdrijven die
tijdens de nacht de inlandse cit B.C.K. in de nabijheid van het station en het slachthuis zijn
genfiltreerd. Hij staat erop om plaats te nemen in de geschutstoren, in plaats van dit over te
laten
aan
de
Katangese
mitrailleurschutter.
Nadat hij getankt heeft in het depot van het militaire kamp, rijdt zijn Greyhound met allure de
Luxemburglaan af tot aan de Kasengasteenweg. Daar is hij naar links afgedraaid, om richting
Kasenga-tunnel te gaan die al het voorwerp is geweest van tal van gevechten. Een Zweedse
baignoire[2] die in de cit B.C.K. staat opgesteld, opent het vuur.
Luitenant Le Grelle wordt in de nek getroffen en zakt ineen in de geschutstoren en de chauffeur
van de M-8 maakt onmiddellijk rechtsomkeer en rijdt terug naar de garages in het kamp. Nadat
de ziekenwagen is vertrokken zie ik op de grond een bebloede zwarte muts liggen met het
mutsembleem van de Gidsen getooid. Ik raap deze met een zekere emotie op...
De slachtofferlijst van de Katangese kwestie loopt momenteel al op tot een zestigtal doden;
militairen,
politiemensen
en
burgers.
De Fouga die eerder al de controletoren van het vliegveld van Luano (Elisabethstad) had
toegetakeld, valt tot twee maal toe deze van Kamina aan. De UNO wordt overal in het nauw
gedreven en onderhandelt om tot een staakt het vuren te komen
[1]
Assistance
[2] Pantserwagen.

Technique

Militaire

Belge.

We zien op de plattegrond de weg die luitenant Le Grelle heeft gevolgd (zwarte pijlen) en de plaats
waar hij is geraakt. Daaronder staan ook de UNO-stellingen aangeduid van waaruit er op hem werd
geschoten, alsook de plaats waar de Gidsen in augustus 1960 gekantonneerd waren.

Op 18 september vliegt UNO secretaris-generaal Dag Hammarskjld naar NDola in Rhodesi.


het is de bedoeling dat hij daar Tshombe zal ontmoeten om akkoorden af te werken. Hij zal
daar nooit aankomen. Men vindt zijn neergestort toestel terug en diverse geruchten en
hypothesen doen de ronde. Ook hier is er weer sprake van een aanval van een Fouga, maar dit

wordt

stellig

ontkend.

Men komt op 20 september 1961 toch tot een akkoord, welke op 21 september in werking moet
treden. Maar net zoals dit bij de dood van A. Urbain het geval is, komt dit akkoord slechts
enkele dagen te laat om de dood van Le Grelle te kunnen voorkomen.

Belgische militairen, in 1961 betrokken bij de Katangese kwestie. Alle militairen die deel uitmaakten
van het Katangese leger tijdens de secessie werden door de UNO als huurling bestempeld (dus ook
de militairen van de Belgische A.T.M.B.).

Zoals dit gewoonlijk het geval is houdt de UNO zich niet aan zijn woord; zij profiteert van
deze adempauze om versterkingen aan te voeren. En de incidenten worden talrijker.
Een groep van vooral Franse huurlingen onder bevel van commandant Faulques (de gewezen
bevelhebber van het opleidingscentrum van Shinkolobwe) zullen vanaf nu de kern uitmaken
van de operaties tegen de UNO-troepen.
De tweede UNO-oorlog zal beginnen

1. gebied onder controle van de Centrale Regering van Leopoldstad. 2. gebied waar de tegenregering
van Stanleystad het heft in handen houdt (Oost-Congo en Kivu). 3. het afgescheiden Katanga van
Tshombe. 4. de mijnstaat Z-Kasa.

December 1961 - januari 1962.

En van de weinige vrouwen in de rangen van de huurlingen, die als verpleegster met hen optrok.

Op

december

ontketent

de

UNO

operatie

Grand

Slam.

Op 7, 8 en 9 december bestoken ze met luchtaanvallen alles wat in hun bereik ligt, met inbegrip
van
het
hospitaal
Prins
Leopold.
Op 10 december wordt de elektriciteitscentrale van Le Marinel[1] (Kolwezi) aangevallen.
Ook daar wordt het hospitaal geviseerd. Ze steunen hiermee de invasietroepen (Gizengisten),
waardoor de Katangezen verplicht worden om op twee fronten te vechten.
Diezelfde
dag
vallen
de
Katangese
troepen
Luano
aan.
Op 12 december, nieuwe UNO-luchtaanval op het hospitaal van Shinkolobwe.
Op 13 december komen er nieuwe versterkingen aan. Net als dit in september het geval was,
engageren zich sommige daar wonende buitenlanders aan de zijde van de huurlingen en
Katangezen in de strijd tegen de UNO. Vanaf 15 december slaat de situatie om in het voordeel
van de blauwhelmen. Op 16 december 1961 wordt het kamp Massart terug ingenomen door de
blauwhelmen.
Op
18
december,
afkondiging
van
een
nieuw
bestand.
Het laatste huurlingenbolwerk plooit zich terug op Kipushi en de Rhodesische grens, van
waaruit
ze
van
munitie
worden
voorzien.
Intussen, meer naar het noorden, verslechtert de situatie. De Katangese troepen die Kilay in
hun greep houden plooien zich terug op Kongolo, hiermee de deur open houdend voor de
Gizengisten. De UNO-troepen grendelen de luchthaven van Elisabethstad af, waardoor
Kongolo niet meer kan bevoorraad worden met levensmiddelen en munitie.
Op 30 december 1961 worden de Katangezen verplicht om Kongolo te ontruimen en ook de
burgerbevolking neemt de benen. Enkel religieuzen (paters, seminaristen, zusters) en bejaarde
personen
blijven
ter
plaatse.
Op zondag 31 december dringen de Gizengisten de stad binnen en met hen sluipen de
brutaliteiten binnen. De paters en zusters die in cellen worden opgesloten ondergaan
treiteringen en harde ondervragingen. De zusters krijgen daar bovenop te maken met avances.
Ze worden van al hun bezittingen beroofd, worden geslagen en worden aangepakt met de
chicotte.
Op 1 januari 1962 om 9:30 uur worden ze allen weggeleid, uitgezonderd pater Darmont. Om
hem te redden wordt hij om onduidelijke redenen door een soldaat in een andere cel opgesloten.

Onmiddellijk daarop begint voor de ogen van de seminaristen een slachting met FAL-geweren.
Men verplicht hen om de lichamen te verzamelen en in de Lualaba te gooien. De overlevenden
hebben hun leven enkel te danken aan de aankomst van de iets later in ongenade gevallen
kolonel Pakassa. Er werden hier 20 paters afgemaakt en alles werd leeggeplunderd. Pater
Darmont, de seminaristen en de zusters zullen trouwens nog bijna een maand aan voortdurend
gevaar bloot staan. Op 23 januari 1962 zal de Britse majoor Lawson proberen (en erin slagen
ook) om, met gevaar voor eigen leven, pater Darmont te redden.
Al deze verschrikkelijke brutaliteiten kunnen op naam geschreven worden van n en hetzelfde
bataljon Gizengisten. Zij zullen in de loop van de maand januari 1961 ook nog dertien Italiaanse
UNO-piloten afmaken (sommige bronnen spreken in dit geval van kannibalisme).
[1] Op de Lualaba bevindt er zich een waterdam van 72,5 meter hoog en 162 meter lang. Deze
vormt in NZilo een kunstmatig meer van ruim 2.300 miljoen kubiek. Deze enorme watermassa
voorziet de elektriciteitscentrale Delcommune van de nodige drijfkracht en 32 km
stroomafwaarts ook de turbines van de krachtigste stroomcentrale van Congo Le Marinel.

5. HET EINDE.
Veel huurlingen hebben er genoeg van en verlaten Katanga. Anderen, zoals kapitein Lasimone,
deserteren. Deze laatste was eind juli 1961 al verbannen uit de rangen van het E.A.S.K.[1],
biedt eerst zijn diensten aan bij de UNO en stapt uiteindelijk over naar het A.N.C.[2] . Na
september 1961 wordt hij aangesteld als Stafchef-Operaties in Jadotstad. Men schreef hem de
intenties toe, om samen met de UNO op 17 oktober 1961 Mwadingusha aan te vallen. Hij wordt
op bevel van Munongo aangehouden en is het oneens met commandant Faulque. In december
1961 vindt een journalist hem in Leopoldstad terug, waar hij is ondergedoken.
[1]
Het
[2] Arme National Congolaise.

leger

van

De Belgische kolonel Lamouline.

Zuid-Kasa.

De troepen worden gereorganiseerd. Majoor Bousquet leidt de Mobiele Groepen. Commandant


Faulque bevindt zich in Le Marinel. Er blijven nog drie groepen actief: Mobiele Groep
Bizon of Rood onder Bob Denard, vanaf nu met de rang van kapitein. Mobiele Groep
Lopard of Groen van Schramme en Mobiele Groep Marsupilami of Zwart van
Tavernier. Denard zal onder bevel van de Belgische kolonel Lamouline in de sector Kabondo
Dianda opereren. Schramme zal zich in Kasimba vestigen, terwijl Tavernier naar de
noordelijke
grenzen
trekt.
Maar
de
pit
is
eruit!
Op het einde van december 1962 is de UNO heer en meester in Elisabethstad en naderen hun
troepen Jadotstad. De huurlingen hebben orders gekregen om de tactiek van de verbrandde
aarde toe te passen. Bruggen, stuwdammenalles wordt ondermijnd. Dit belemmert uiteraard
de opmars van de blauwhelmen.

Wat overblijft van Tshombe's troepen verdedigt zich in de gietende regen tijdens de bloedige
gevechten in en rond Elisabethstad. het zijn de laatste dagen van de "Secessie".

Op 21 januari 1963 moet Kolwezi worden ontruimd. Tshombe heeft de week daarvoor al het
einde van de Secessie aangekondigd. De stuwdammen worden voor vernietiging behoed.
De huurlingen trekken weg naar Angola. Sommigen zullen daar een tijd blijven, hopend op
betere tijden. Deze mannen zullen trouwens de kern van het 10de Commando vormen dat in
1964 deel zal uitmaken van kolonel Vandewalles 5de Gemechaniseerde Brigade, die onder
andere een belangrijke rol zal spelen tijdens de Belgisch-Amerikaanse interventie op
Stanleystad
in
november.
In n van Vandewalles schrifturen lezen we later dat de situatie in Shinkolobwe stilaan
degenereert. Er is de terugkeer van Zuid-Afrikaanse huurlingen, van wie sommigen moeilijk
in toom te houden zijn en de situatie loopt uit de hand. Andere blanke huurlingen zijn blijkbaar
ook betrokken bij de wapenhandel...

EPILOOG.
Dit is het relaas over de ervaringen van Jacques Saquet in dit Katangese avontuur. Ook hij was
een adept van het 1ste Escadron Gidsen. In de rand hiervan ook even vermelden dat Jacques
Saquet in 1964 tijdens de Belgisch-Amerikaanse Draakoperaties als huurling deel uitmaakte
van kolonel Vandewalles 5de Gemechaniseerde Brigade beter gekend onder de naam
Ommegang.
(Het originele verslag, in het Frans, uit het boek van Guy Devresse LES GUIDES DANS LA
SECESSION [versie juni 2005] wordt op vraag van J. Saquet onder de Nederlandse tekst als
illustratie
ingelast
[nota
Hoedt
E.)
]
Dit

is

zijn

verhaal:

We zijn samen met Georges LAENEN van wacht in het hoofdkwartier van Generaal
GEYSEN, gevestigd in de Elisabethlaan eneindelijk, beginnen LAENEN, DUBOIS en ikzelf
aan de job waarvoor we hier zijn. Wij drien zijn aangeduid om de radioverbinding op het
hoofdkwartier
(HQ)
in
stand
te
houden.
Tijdens mijn dienst ben ik getuige van een heftige discussie tussen generaal Geysen en de
kolonel van de Basis van Kamina. Deze laatste wil de UNO een lesje geven. Bij hun aankomst
in Kamina hadden de blauwhelmen zich inderdaad onmiddellijk ontplooid om als het ware
klaar te staan tegen elke mogelijke aanval. Generaal Geysen had alle moeite om de kolonel te
overtuigen
om
vooral
niets
te
ondernemen.
Tijdens de parade naar aanleiding van het vertrek van het 1ste Gidsen (1G) worden we
overgeplaatst naar het Belgische Consulaat, kregen we burgerkledij toegewezen, alsook een
huis op de Leopold II-laan. Ik heb dus aan de parade van het 1G deelgenomen, maar in
burgerkledij.
1.
Het
Belgische
Consulaat
in
Elisabethstad
:
Natuurlijk is deze situatie niet te vergelijken met mijn gewoon kazerneleven en
patattencorvee. Samen met Laenen ben ik 24uur op 24 van dienst om de radioverbinding met
onze troepen in Kamina (BAKA) en Usumbura (USA) te verzekeren. In het radiolokaal hebben
we een bed ter beschikking en logeren doen we in het consulaat. 1ste sergeant Joke
VERHAEGEN die in Hotel Leopold II is ondergebracht welke net naast het consulaat is

gelegen (op de hoek van de avenue Kasa en lEtoile), staat in voor de telexverbinding.
Kerstmis 1960 vieren Laenen en ikzelf vr onze MBLE[1] gezeten.
In januari 1961 moet Laenen vertrekken; zijn contractuele termijn met het Belgische leger
loopt ten einde. Ik sta er dus heel alleen voor om de radio te bedienen. Mijn taak is samen te
vatten in twee contacten per dag met BAKA en USA: n om 10:00 uur en n om 15:00 uur.
Tussenin beluister ik de radiofrequenties die gebruikt worden door de Katangese Gendarmes.
Kleine anekdote: op een bepaalde frequentie roept een huurling zijn HQs op om te melden dat
zijn compagnie 16 rebellenkadavers heeft ontdekt. Ze hadden geprobeerd een
hoogspanningspyloon neer te halendoor een kabel over de hoogspanningslijn heen te
werpen
Zo passeren mijn dagen. Om te kunnen eten en wassen krijg ik toelating om een kamer te huren
in Hotel de lYser op de avenue Tabora. Met uitzondering van Wcs zijn er op het consulaat
namelijk geen degelijke sanitaire voorzieningen voorhanden om aan de meest elementaire
toiletbehoeften te kunnen voldoen. Daar bovenop bestaat de kledij die mij ter beschikking werd
gesteld ter vervanging van mijn 1G-uniform uitslechts n broek en n hemd. Ik moet na
verloop van tijd hierbij geen tekening maken Maar ondanks al deze ongemakken is het een
leven
van
zalig
niets
doen
Ik geraak platzak en het Hotel de lYser verleent me krediet tot de dag, intussen vier maanden
later, dat de directeur zich vragen begint te stellen (sic). Eindelijk ontvang ik een
betalingsorder getekend door Graaf Harold dAspremont Lynden, zodat ik aan een beetje geld
geraak. Maar hierdoor krijg ik de status van Katangees Gendarme
Om de tijd te doden loop ik de kroegen van Elisabethstad af en sympathiseer met de huurlingen
die met verlof zijn. Deze affiniteit zal omslaan door toedoen van een opzet tot diefstal van
UNO-voertuigen.
Terwijl een groep huurlingen, ik incluis, de Zweedse soldaten dronken voeren, steelt een
andere groep hun voertuig. Deze wordt onmiddellijk naar een Belgisch ondernemer in de
industriezone gebracht en in de Katangese kleuren overspoten. Dit gaat zo enige tijd door tot
de
blauwhelmen
zich
vragen
beginnen
te
stellen.
2.
Ontmoeting
met
luitenant
Le
Grelle
:
Per toeval ontmoet ik op de avenue Kasa luitenant Le Grelle in militair uniform.
Deze is verbaasd over mijn aanwezigheid daar. Ik leg hem uit dat ik hier vanaf de aankomst
van het 1G in Congo niet ben weg geweest. Hij is blijkbaar niet op de hoogte gebracht van het
feit dat er twee soldaten van de Staf in Elisabethstad zijn gebleven. Deze ontmoeting gebeurt
in september 1961, enkele dagen voordat hij door UNO werd gedood.
3.
Eerste
UNO-oorlog
(september
1961)
:
Ik had net een laatste glas gedronken in een kroeg in de omgeving van de Place de la Poste en
het is 23.00u als ik enigszins beschonken naar het consulaat terugkeer om er te overnachten.
Mijn bed staat in het radiolokaal en dit lokaal bevindt zich enigszins buiten de linkerkant van
de
post.
Om 4 uur in de morgen wordt ik opgeschrikt door een krachtig schot die uit de
benedenverdieping van het gebouw komt. Behoedzaam en slaapdronken, nog onder invloed
van mijn alcoholdegustatie van de avond daarvoor kruip ik tot aan de balustrade die me aan
de linkerkant zicht geeft op het UNO-hospitaal (in wezen het Hotel Belle Vue), in het midden
op de linkerkant van de post en rechts op de avenue Kasa (waar de slagerij van de Elakat
is).
Beneden mij bevindt er zich een baignoire[2] van de UNO die het postkantoor onder vuur
neemt. Ik heb de indruk dat het schieten overal vandaan komt. Het postkantoor is meer dan
waarschijnlijk door de UNO omsingeld. De Katangezen in het gebouw vuren omzichtig terug.

Een Katangees springt uit een venster op een afdak dat de brievenbussen overspant terwijl de
UNO-baignoire op hem vuurt. Ik zie de tracers[3] zijn vluchttraject volgen De Katangees
loopt en springt van afdak op afdak, terwijl de kogelregen hem steeds maar volgt. Hij springt
van luifel naar luifel, terwijl de kogels hem steeds maar blijven volgen Hij springt de laan
op, maar op dat moment beletten de gebouwen van Elakat me om zijn vlucht nog verder te
volgen. Ik hoop voor hem dat hij het er levend heeft afgebracht.
Kolonel Vandewalle komt me opzoeken in gezelschap van commandant (ze verblijven
beiden op de 3de etage) en we zijn getuige van de inname van het postkantoor door de UNOtroepen.
Mijn radiolokaal is in een zeef herschapen; mijn bed ligt bezaaid met stukken gips van de daar
recht tegenover liggende muur en de kamer is door de inpakt van kogelinslagen net een stuk
gruyrekaas
geworden.
De volgende morgen: opschudding in Elisabethstad. We vernemen de afslachting van de
Katangese soldaten die in het postkantoor zaten. Er is een ware volkstoeloop van zwarten en
blanken die naar de verwoesting komen zien. Ik bevind me ter hoogte van het Elakat-gebouw
en op dat moment komt er uit de richting van het station een jeep met Katangese soldaten
voorbijgereden als plots, vlak voor mijn ogen, de vier Katangese inzittenden in de rug
geschoten worden door een salvo afgevuurd vanuit het UNO-hospitaal en waarop het Rode
Kruis-embleem is aangebracht. Hierover ben ik formeel: op dat moment begaan de UNOtroepen hier een oorlogsmisdaad. Getuigen hiervan zijn er genoeg en over deze zaak kunnen
een
groot
aantal
personen,
zwart
of
blank,
getuigenis
afleggen.
In de namiddag staat het consulaatspersoneel en ikzelf met de ellebogen op de balustrade van
het gebouw geleund als we verplicht worden om ons ijlings op de grond in dekking te werpen
voor een rafal uit een mitrailleur die plots op ons gebouw wordt afgevuurd. Vanaf dat moment
rest er ons geen enkele twijfel: de UNO schiet op alles wat beweegt. Tijdens de nacht slapen
we in de gang van het consulaat terwijl de gebouwen die rond het postkantoor liggen constant
bestookt worden. Ook het consulaat is ernstig beschadigd, gelukkig vallen er hier geen
slachtoffers. Na enkele dagen treed er opnieuw een relatieve rust in. Onder toezicht van
Belgische militairen en met de hulp van huurlingen hebben de Katangezen de wat men noemt
Eerste Katangese Oorlog gewonnen. President Tshombe heeft bepaalde voorwaarden
aanvaard om tot een staakt het vuren te komen. Het zal zijn ondergang worden. De UNO
profiteert
hiervan
om
haar
troepen
te
versterken.
Vanaf dat ogenblik doorzie ik de ongelooflijke schijnheiligheid van onze Belgische regering.
Kolonel Vandewalle was verantwoordelijk voor de Belgische Militaire Bijstand aan Katanga
en Consul-generaal Crner ontving telexberichten van minister Spaak. De telexberichten die
van de Belgische militaire autoriteiten kwamen werden echter nooit aan consul Crner
overgemaakt, maar van alles wat het consulaat betrof werd er een kopie aan kolonel
Vandewalle
overgemaakt.
We
zijn
toch
militairen,
of
niet?
4.
Mijn
uitwijzing
uit
Katanga
door
de
UNO
:
Een bepaalde voormiddag verneem ik van de consul dat de UNO-autoriteiten mijn vertrek
eisen. Om 15.00uur neem ik, samen met verschillende huurlingen, de trein richting Rhodesi
met bestemming Ndola. De consul had me een omslag gegeven, die ik aan de Belgische consul
in Ndola moet overmaken. De omslag, niet dichtgeplakt, heb ik ingekeken. Daarin bevonden
zich drie boeken, drie dezelfde. Dit was het witboek van Katanga. Daarin stond het relaas van
de door de rebellen begane wreedheden, met fotos als bewijslast

De Marscompagnie van het Regiment der 1ste Gidsen keert op 19 augustus 1960
terug naar Belgi. In Katanga blijven daarna enkel nog vrijwilligers van het 1ste

Gidsen achter. Verschillende van die mannen zullen later (1964-65) deel uitmaken van
de colonnes van kolonel Vandewalles 5de Brigade tijdens de gecombineerde BelgischAmerikaanse operatie Dragon Rouge op Stanleystad (24 november 1964).
Na de terugkeer van het Eskadron naar Belgi wordt er in de gang van de Staf van het
1ste Gidsen, Kwartier Edith Cavell, Dren (D) een herdenkingsplaat ingehuldigd voor
de gesneuvelden in Congo: Emmanuel Kervyn de Meerendr, Jean Collet, Albert Urbain,
Jean-Pierre
Trokay
en
Arnold
Le
Grelle.
Deze herdenkingsplaat maakt verschillende verhuizingen mee: eerst wordt ze
overgebracht naar Siegen en daar op de buitenmuur van de kapel bevestigt. Na het
vertrek van de Belgische troepen uit Duitsland wordt ze naar de PantserKavalerieschool van het Regiment der Gidsen in Leopoldstad overgebracht en in
januari 2003 krijgt ze haar definitieve bestemming in de Club des Guides, Arlonstraat
te
Brussel.
De eenheid is intussen ontbonden en zijn Standaard bevindt zich sinds 24 februari 2005
in
het
Koninklijk
Legermuseum,
Jubelpark
3,
in
Brussel.
[1]
Radiozender
HF
van
het
elektronicabedrijf
MBLE.
[2] Populaire naam voor dit type open pantservoertuig, in gebruik bij de UNO-troepen in
Congo.
[3] Kogelladers die voorzien zijn van magnesiumkogels (spoortrekkers) en die lichtgevende
banen ("sporen") vormen zodat de schutter zijn schootsveld kan traceren.

Eddy HOEDT. Alle rechten voorbehouden.


Met dank aan Guy Devresse.
Contact eddyhoedt@gmail.com

También podría gustarte