Documentos de Académico
Documentos de Profesional
Documentos de Cultura
Een voorbeeld voor het tweede: Dirk stapte in zijn auto en reed naar
huis.
Bij deze zin is het niet nodig dat we zeggen Eerst stapte hij in zijn
auto en daarna reed hij naar huis. Omdat iedereen weet dat het in
die volgorde wordt uitgevoerd.
Beide stellingen hebben dus implicaturen/gevolgstrekkingen:
impliciete informatie die afgeleid wordt van een zin waar die
afgeleide informatie niet expliciet in verwoord is, maar wel
gecommuniceerd wordt.
4) Definieer de maxime van kwaliteit en leg aan de hand van
een voorbeeld uit welke rol de maxime van kwaliteit speelt
bij de interpretatie van taaluitingen.
-
Zeg niet iets waarvan je denkt dat het niet waar is.
Zeg niet iets waarvoor je geen evidentie hebt.
Vermijd onduidelijkheden.
Vermijd ambiguteit.
Wees kort.
Wees ordelijk.
Zowel het volgen als doorbreken van dit maxime leidt tot
interpretatiemogelijkheden.
In het voorbeeld Jef stapte in zijn auto en reed naar huis. wordt het
feit dat in dagdagelijkse verhalen de gebeurtenissen in principe in
volgorde worden verteld
In het voorbeeld A. bracht een reeks geluiden uit die leken op Im
singing in the rain. wordt de maxime expres verbroken om duidelijk
te maken dat a. Niet goed kan zingen.
6) Definieer de maxime van relatie en leg aan de hand van een
voorbeeld uit welke rol de maxime van relatie speelt bij de
interpretatie van taaluitingen.
-
Begrippen:
7) Lexicale vernauwing
= specialisatie: woorden krijgen een specifiekere interpretatie dan
hun letterlijke betekenis en hebben ook een beperktere denotatie.
8) Lexicale verruiming
= generalisatie: woorden krijgen een algemenere betekenis dan hun
letterlijke en hun denotatie neemt toe.
Door een locutionaire handeling te uiten (bv Pas op voor die hond!)
wilt de spreker een illocutionaire handeling teweegbrengen
(waarschuwen). De hoorder reageert hier op zijn eigen manier: de
perlocutionaire handeling (*loopt weg*, dat is mijn hond, etc).
De perlocutionaire handeling is vaak gebonden aan context en lokt
niet altijd dezelfde reactie uit als de spreker gewenst had. (bv bevel
om neer te schieten: negeren)
Begrippen:
1) Constatieven/ performatieven
Constatieven: taaluitingen die enkel een beschrijvende inhoud
hebben. Je kan bij deze taaluitingen nagaan of ze waar of onwaar
zijn door ze in de werkelijkheid te toetsen.
Performatieven: taaluitingen die gebruikt worden om iets te doen.
Deze zijn niet in de werkelijkheid te toetsen. (Bv: Gelukkige
verjaardag!)
2) Illocutionaire handeling / Perlocutionaire handeling
Illocutionaire handeling: de taalhandeling die de spreker stelt door
woorden met een bepaalde betekenis te uiten. (bv: bevel,
waarschuwing, )
Perlocutionaire handeling: datgene wat de spreker bij de hoorder
bewerkt door de woorden te uiten. (bv: bang maken)
3) Misfire (volgens Austin)
6
Begrippen
1. Uptake
Sommige taaldaden hebben een uptake nodig, dwz dat de
toehooder de gepaste reactie moet hebben (bv weddenschap)
2. Betekenispotentieel (van uitdrukkingen van taaldaden)
De talige betekenis vd uitdrukking van een taaldaad kan worden
voorgesteld als een betekenispotentieel, bestaande uit de
illocutionaire krachten die de taaldaad kan uitdrukken in de context,
waarbij de uiteindelijke interpretatie gekozen wordt in functie van de
context.
Begrippen
14