Está en la página 1de 14

BIOS – de school voor buitengewoon onderwijs in ontwikkeling

Een instrument voor school-zelfevaluatie in het buitengewoon basisonderwijs en het


buitengewoon secundair onderwijs

Marc Van Gils


Pedagogisch begeleider bij het Vlaams Verbond Katholiek Buitengewoon onderwijs
Paul Van der Straeten
Pedagogisch begeleider bij de Algemene Pedagogische Begeleidingsdienst van het Katholiek
Onderwijs

1. Algemene kenmerken
1.1. Waarom een schoolzelfevaluatie?
1.2. Aanzetten tot ontwikkeling
2. Visie achter het instrument
2.1. De gehele school
2.2. Aanpasbaarheid
2.3. Alle teamleden
2.4. Actiegerichtheid
2.5. Bios
3. Ontwikkeling van het instrument
3.1. Ontstaan
3.2. Instrument en methodiek
4. Onderdelen van het instrument
5. Hoe het instrument gebruiken
5.1. Wie neemt het initiatief
5.2. De beslissing
5.3. Een startgesprek als afstemming
5.4. Aanpassing van de uitsprakenlijst
5.5. Invullen van de uitsprakenlijst
5.6. Eerste verwerking
5.7. Verhelderingsfase
5.8. Eindverslag
5.9. Verdere werking/opvolging
6. Uit de praktijk
6.1. Ervaringen
6.2. Aandachtspunten
7. Bios op zijn waarde geschat
8. Bibliografie

Scholen voor buitengewoon onderwijs zijn zelf verantwoordelijk voor de afstemming tussen
wat wordt gevraagd en wat wordt aangeboden. Deze afstemming is een voortdurend proces
waarbij de school streeft naar een kwaliteitsvol aanbod. Opdat de school binnen dit
voortdurend proces niet ‘blind’ zou varen is het goed af en toe stil te staan bij het eigen
functioneren. Dit stilstaan leidt tot een zelfevaluatie waarna de school prioriteiten kan leggen
die richting geven aan de schoolontwikkeling.
Bios is een instrument dat scholen wil ondersteunen bij dit proces van zelfevaluatie. Dit
instrument laat de school zichzelf globaal kennen en bevat een methodiek om te komen tot
prioriteiten.
1. Algemene kenmerken

1.1. Waarom een schoolzelfevaluatie?

Elk schoolteam buitengewoon onderwijs wordt uitgedaagd om een antwoord te geven op vele
maatschappelijke vragen die aan hen gesteld worden. Het schoolteam wil daarnaast ook eigen
accenten leggen en niet totaal afhankelijk worden van die maatschappelijke verwachtingen.
Beide bewegingen zorgen voor een gezonde spanning binnen de school; een school die in
ontwikkeling is. Geregeld stilstaan bij de huidige situatie en nadenken over de toekomst leidt
ertoe dat de school zijn ontwikkeling zelf kan sturen. Het is met andere woorden via een
zelfevaluatie dat de school werkt aan de eigen ontwikkeling.
BIOS is een instrument dat gehanteerd kan worden door de school in het kader van een
zelfevaluatie. Het instrument bevat zowel een analyse van de schoolsituatie als een
methodiek om de ontwikkeling van de school te ondersteunen.

1.2. Aanzetten tot ontwikkeling

Binnen de pedagogische begeleiding van het Katholiek Onderwijs zijn binnen de


onderwijsniveaus impulsen ontstaan om een instrument voor schooldiagnose te ontwikkelen.
Zo ook binnen het buitengewoon onderwijs. Vele begeleiders en scholen van het
buitengewoon onderwijs zijn betrokken geweest bij de ontwikkeling van het instrument. Op
die manier zorgden we voor een groot draagvlak en bouwden we aan een eigen, praktisch
instrument.

2. Visie achter het instrument

2.1. En beeld van gehele school

Scholen zijn een hecht weefsel van mensen en activiteiten. Als scholen binnen het kader van
een zelfevaluatie naar zichzelf kijken, dan zal het gebruikte instrument de school moeten
toelaten vooreerst een beeld te verkrijgen van het geheel. Na het gebruik van het instrument
kan de school prioriteiten vastleggen om te werken aan de ontwikkeling van de school.

2.2. Aanpasbaarheid

Scholen voor buitengewoon onderwijs zijn zeer specifiek in hun werking. Er zijn verschillen
naar niveau, naar type of opleidingsvorm, verschillen naar instroom alsook verschillen naar
schoolproject. De ontwikkelaars wilden maximaal rekening houden met deze grote
verscheidenheid: het instrument moet de verscheidenheid en eigenheid van elke school
erkennen en hiermee rekening houden. Het is het de bedoeling dat elke school voor
buitengewoon onderwijs het instrument kan gebruiken én indien nodig kan aanpassen om zo
goed mogelijk rekening te houden met de schooleigen situatie.

2.3. Alle teamleden

Zeker binnen het buitengewoon onderwijs is het schoolmaken een teamopdracht. Elk
personeelslid heeft zijn eigen discipline en specifieke inbreng. Het is het totale schoolteam
dat gestalte zal geven aan het afstemmen van het onderwijsaanbod op de hulpvraag van de
leerlingen. Daarom betrekt het instrument alle teamleden van de school voor buitengewoon
onderwijs bij de schoolzelfevaluatie.
2.4. Actiegerichtheid

Een van de meest kenmerkende activiteiten binnen scholen voor buitengewoon onderwijs is
het planmatig handelen. Het gaat om een proces van beeldvorming, het kiezen van
doelstellingen, aanpak, uitvoering, bijsturing en evaluatie. Binnen dit planmatig handelen
dient ook het instrument bij te dragen tot het planmatig handelen van de school. De school
zal dus bij het gebruik van het instrument aanknopingspunten moeten vinden om de
schoolontwikkeling verder te zetten.

2.5. Bios

Na enkele jaren van ontwikkeling, toetsing en herziening ontstond het huidige instrument. Dit
moment van afronding leidde tot het zoeken naar een geschikte naam, een naam waarin de
visie die aan de grondslag ligt van het instrument zou doorschemeren: BIOS.
Het letterwoord BIOS betekent ‘Buitengewoon onderwijs: Instrument voor de Ontwikkeling
van Scholen’. BIOS verwijst naar het leven; het instrument wil scholen groeikansen geven.
Bios is een passende naam omwille van de verwijzing naar dat onderdeel van de personal
computer dat, zelfs zonder elektrische spanning, voldoende informatie vasthoudt om de
computer opnieuw op te starten; met het instrument wordt gepeild naar de kern van de school,
het wezenlijke van de school.

3. Ontwikkeling van het instrument

3.1. Ontstaan

Eind jaren negentig ontstond binnen het buitengewoon onderwijs de behoefte naar een eigen
instrument schooldiagnose. Bij de Algemene Pedagogische Begeleidingsdienst waren op dat
moment ook voor het Secundair en het Basis Onderwijs zulke instrumenten in ontwikkeling
zodat het idee groeide om werk te maken van een instrument voor het buitengewoon
onderwijs. Om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de dagdagelijkse praktijk van de scholen
voor buitengewoon onderwijs werd een groep samengesteld uit pedagogisch begeleiders
werkzaam in de verschillende bisdommen. Deze groep werkte mee aan de ontwikkeling van
het instrument en zorgde voor de verbinding met vele scholen voor buitengewoon onderwijs
om te voorzien in de terugkoppeling op verschillende momenten in het ontwikkelingstraject.
Nadat een eerste versie klaar was om gebruikt te worden door scholen, werden ervaringen
opgebouwd. Deze ervaringen gaven aanleiding tot het bijstellen van het instrument in 2002.
Op dit ogenblik, begin 2003, is het instrument voldoende rijp om te worden gebruikt in de
ondersteuning van scholen.

3.2. Instrument en methodiek

Zoals hoger reeds vermeld, bestaat het instrument uit twee belangrijke componenten: de
uitsprakenlijst en de methodiek om met de resultaten, bij het gebruik van die uitsprakenlijst,
een ontwikkelingsproces in de school op gang te brengen.
Om de plaats en het gebruik van de uitsprakenlijst duidelijk aan te geven is het goed even stil
te staan bij ‘een school in ontwikkeling’.
Als we scholen voor buitengewoon onderwijs globaal willen typeren kunnen we dit doen door
te focussen op het ‘afstemmingsproces’. Dit afstemmingsproces is te situeren op alle niveau’s
van school maken:
- het macro niveau waar de school de afstemming realiseert met de maatschappij (o.a.
ouders en overheid)
- het meso niveau waar een leraar of groep leraren de afstemming realiseert van het
aanbod met de noden van een groep kinderen en jongeren
- het micro niveau waar de leraar de afstemming realiseert tussen de individuele noden
van een leerling en het specifieke aanbod.
Scholen voor buitengewoon onderwijs die bezorgd zijn om deze afstemming, bouwen bewust
momenten van reflectie in om stil te staan bij de huidige werking om nadien plannen te maken
voor de toekomst.
Een zelfevaluatieproces moet dan begrepen worden binnen dit streven naar afstemming. Om
binnen het kader van een zelfevaluatie voldoende en juiste informatie te verwerven over de
eigen werking, kan de school een diagnose-instrument hanteren. Bios is een instrument dat
scholen hanteren om informatie te leveren (gebruik van de uitsprakenlijst) én om een aanzet
(hanteren van de bijbehorende methodiek) te hebben waardoor met de verkregen informatie
ook daadwerkelijk iets kan gebeuren.

4. Onderdelen van het instrument

De omschrijving ‘instrument’ dient hier eng te worden begrepen: dat onderdeel van Bios
waarbij de informatie wordt verworven: met andere woorden de uitsprakenlijst.
De uitsprakenlijst is opgebouwd rond belangrijke thema’s die het ‘school maken’ binnen het
buitengewoon onderwijs typeren.

- visie
- organisatie:
- structuren: groepsindeling, organisatie, overleg …
- mensen
schoolleiding
collegiale samenwerking
paramedisch personeel en blio1
- middelen: schoolgebouwen, klasinrichting, schoolomgeving, leermiddelen …
- nascholing en vernieuwingen
- pedagogisch-didactisch
- stimulerend pedagogisch klimaat
- didactische aanpak
- ontwikkelingsgebieden
- observeren
- evaluatie
- planning
individuele handelingsplanning
groepswerkplanning
schoolwerkplanning
schoolreglement

1
Bijzondere leermeester individueel onderwijs
klassenraad
- context/partners
- ouders
- kinderen/jongeren
- samenwerking gewoon- buitengewoon onderwijs
- CLB en andere hulpverleners
- samenwerking met MPI
- stage - bedrijfswereld (specifiek buso)

Een lijst van thema’s die aanvankelijk werd opgesteld is, doorheen de jaren dat het instrument
verder ontwikkeld werd, voortdurend aangepast en bijgesteld. Momenteel is er grote
consensus binnen het buitengewoon onderwijs over deze lijst van thema’s.
Nadien zijn voor elk van deze thema’s uitspraken geformuleerd die moeten peilen hoe het er
in de school (met betrekking tot dat thema) aan toe gaat.

Enkele voorbeelden uit de uitsprakenlijst:


Op onze school is het momenteel zo dat:
- de ouders voldoende betrokken worden bij de schoolwerking;
- we weten hoe we leerlingen kunnen observeren;
- de directeur de personeelsleden stimuleert en ondersteunt bij de uitoefening van hun
individuele taak;
- we het eens zijn over de wijze van rapporteren;
- we over een uitgeschreven opvoedingsproject beschikken;
- er personeelsleden zijn die verantwoordelijkheid opnemen als interne begeleider;
- de organisatie erop gericht is weinig tijd te laten verloren gaan;
- de stage een onderdeel is van de opleiding;
- …

Er werden twee uitsprakenlijsten ontwikkeld: één voor het buitengewoon basisonderwijs, één
voor het buitengewoon secundair onderwijs. Voor het BuBaO werden 117 uitspraken
geselecteerd, voor het BuSO zijn 130 uitspraken voorzien.

5. Hoe het instrument gebruiken?

5.1. Ondersteuning door de pedagogische begeleiders.

We raden scholen aan om bij deze schoolzelfevaluatie beroep te doen op externe hulp door
de pedagogische begeleiders.
De pedagogisch begeleider helpt de school bij de voorbereiding, de uitwerking en de
nawerking van de schoolzelfevaluatie.
Het is voor de pedagogisch begeleider iets gemakkelijker om te komen tot een
objectieve kijk zonder partij te moeten kiezen.
Een pedagogisch begeleider kan sommige uitspraken eventueel relativeren of ervoor
zorgen dat bepaalde uitspraken een niet te groot gewicht krijgen.
Een pedagogisch begeleider kan op vraag van de school suggesties geven en verder
mee op weg gaan.
Een pedagogisch begeleider is ook niet totaal vreemd voor de school. Meestal is er een
zeker vertrouwen, wat nodig is om constructief te kunnen samenwerken.
Indien mogelijk geven we de suggestie aan om telkens met twee pedagogisch begeleiders
het ‘Bios’ proces te begeleiden. Iemand neemt wel de leiding. De andere staat klaar om
mee in te springen, om de verslagen te lezen en te bespreken en om het proces mee op te
volgen.
De pedagogische begeleiding heeft een begeleidende rol. Dit betekent:
Samen reflecteren vanuit een bredere ervaringswereld
Vertrouwenspersoon zijn met een beroepsgeheim
Vertrouwelijke informatie enkel voor de school zelf bestemmen.
Suggesties geven op vraag
Een dienende en ondersteunende functie
De begeleiding stelt zich neutraal op. Ze stelt vast en tracht te komen tot een totaalbeeld
vanuit de antwoorden van de personeelsleden. De interpretatie laten we over aan het
schoolteam.
De pedagogisch begeleider die de school ondersteunt bij het hanteren van Bios maakt gebruik
van een pakket dat bestaat uit:
- een handleiding bij het hanteren van het instrument;
- de uitsprakenlijsten voor BuBaO en BuSO per thema;
- de uitsprakenlijsten zoals die ingevuld worden door het schoolpersoneel;
- een handleiding voor de personeelsleden van de school bij het invullen van de
uitsprakenlijst;
- een verzamelblad voor de antwoorden van het hele schoolteam per uitspraak (exel);
- een blad om de commentaar/bedenkingen van de begeleider te verzamelen (exel);
- een blad ter ondersteuning voor het schrijven van het rapport (exel).
De verschillende exel-bladen werden gekoppeld zodat het verzamelen en het overzetten
automatisch verlopen (verhinderen van fouten bij het tellen én tijdbesparing).

5.2. Wie neemt het initiatief?

Zoals uit het voorgaande mag blijken is de school bij gebruik van het instrument aangewezen
op een externe medewerker. Deze externe medewerker is in vele gevallen een pedagogisch
begeleider, iemand die het vertrouwen heeft van de school.
Het initiatief kan daardoor van twee kanten komen.
De school kan het initiatief nemen om een zelfevaluatieproces in het kader van
schoolontwikkeling op te zetten. Dit initiatief kan dan uitmonden in de nood om een
instrument te hanteren waarbij de school in kaart wordt gebracht. Bios bewijst daarbij goede
dienst.

Ook de pedagogisch begeleider kan aansturen op het gebruik van het instrument Bios. Hij is
de persoon die de mogelijkheid heeft om de school van op een grotere afstand te observeren.
Zo kan de begeleider mogelijkheden detecteren waarbij het gebruik van een instrument als
Bios aangewezen is. De pedagogisch begeleider zal in voorkomend geval de school
(-directeur) aanbevelen om een proces van schoolontwikkeling op gang te brengen waarbij
een zelfevaluatie, met het gebruik van Bios, al dan niet aangewezen is.
Wie uiteindelijk het initiatief genomen heeft is van minder belang dan het feit dat de school
het instrument goed en op het juiste moment gebruikt.

5.2. De beslissing van het schoolteam


Het initiatief om te starten met een schoolzelfevaluatie gaat meestal uit van de directeur, die
een objectief beeld wil krijgen van de school. Soms is het ook een vraag naar bevestiging:
kom eens zeggen dat we het goed doen. In bepaalde gevallen heeft het ook te maken met
onzekerheid voor een schooldoorlichting: men wil zichzelf voorbereiden. In andere gevallen
gaat het om scholen die aanvoelen dat ze iets moeten veranderen, maar die niet weten waar ze
aan moeten beginnen. Ze voelen de noodzaak aan om het schoolteam er nauw bij te
betrekken.

Wat ook de motivatie is, we vinden het belangrijk dat de vraag niet alleen komt van de
directeur maar dat het een keuze is van het schoolteam. e directeur bespreekt met het
kernteam en met het schoolteam of het al of niet aangewezen is dat ze samen reflecteren op
hun school via een schoolzelfevalutatie. Vanaf het begin is een nauwe betrokkenheid van heel
het schoolteam noodzakelijk. In een later stadium zal immers iedereen moeten werken aan de
gekozen prioriteiten. De directeur legt (samen met het kernteam) het voorstel voor op de
voltallige personeelsvergadering, waar men de uiteindelijke beslissing neemt.
De pedagogisch begeleider is hierbij niet aanwezig. Indien op de personeelsvergadering nog
bijkomende informatie nodig is, of indien er nog een aantal personen gemotiveerde bezwaren
hebben, kan de beslissing nog uitgesteld worden. De directeur kan een bijkomend gesprek met
de pedagogisch begeleider vragen.

We vinden het ook aangewezen dat de directeur het schoolbestuur informeert over de
bedoeling van de schoolzelfevaluatie en over het lopende proces.

Uiteindelijk zal de school de beslissing nemen om met Bios te werken. Het nemen van de
beslissing is een belangrijk moment in het zelfevaluatieproces. Het is vooral belangrijk hoe
deze beslissing tot stand komt. Opdat een succesvol verloop mag worden verwacht, is het
aangewezen om alle personeelsleden hierbij te betrekken.

5.3. Een startgesprek als afstemming

Hoe dan ook, maar zeker indien de school het initiatief nam en de ondersteuning inroept van
de pedagogische begeleiding, is een intakegesprek noodzakelijk.
Het is aan te raden om dit gesprek niet alleen tussen de directeur en de pedagogisch
begeleider te laten verlopen maar ook een afvaardiging van het personeel meteen te
betrekken. Deze afvaardiging kan bestaan uit het kernteam, stuurgroep, werkgroep of het
middenkader waardoor hun betrokkenheid van bij de start een groter draagvlak binnen de
school creëert.
Er zijn tal van vragen die bij dit gesprek aan bod komen en die een verduidelijking vergen.
Enkele belangrijke vragen zijn:
- wat is de bedoeling van het gebruik van het instrument;
- welke verwachtingen leven er bij de directeur, bij de personeelsleden;
- wat zal met de resultaten van de school-zelfevaluatie gebeuren;
- is de school bereid om acties te ondernemen;
- welke condities, belemmerend en bevorderend zijn in de school aanwezig;
- …
Het is belangrijk dat via dit gesprek het schoolteam tracht in te schatten wat de inpakt van het
gebruik van Bios kan zijn voor de school.
Tijdens deze bijeenkomst worden ook afspraken gemaakt rond de inbreng van de betrokkenen
(school en begeleider), rond timing en planning.
5.4. Aanpassing van de uitsprakenlijst

De mogelijkheid bestaat om, na de beslissing en het intakegesprek, Bios aan te passen aan de
specifieke schoolsituatie.
Soms kunnen bepaalde termen en begrippen anders begrepen worden dan oorspronkelijk werd
bedoeld. Het is dan aangewezen om die woorden te hanteren die binnen de school
gebruikelijk zijn. We denken bijvoorbeeld aan directeur, schoolhoofd, middenkader,
kerngroep, stuurgroep, onderdirecteur, adjunct,.. allemaal woorden die naar personen
verwijzen die (mee) het beleid uitmaken en voor personeelsleden van een bepaalde school al
dan niet herkenbaar zijn.
Er is ook de mogelijkheid om enkele uitspraken toe te voegen, uitspraken die specifiek zijn
voor de betrokken school. Aangezien het instrument haast geen statistische verwerking kent
en zeker géén scores voor verschillende uitspraken van één personeelslid optelt, vormt het
geen bezwaar om uitspraken toe te voegen indien gewenst. Hier denken we aan een school
die intensief samenwerkt met een Medisch Pedagogisch Instituut en deze samenwerking wil
opnemen in de zelfevaluatie.
Aanvullend kan worden gekozen om een formulier aan het instrument toe te voegen waarop
de teamleden van de school noteren wat ze in de school als zeer goed ervaren en waar er moet
aan gewerkt worden.
Het is ook mogelijk dat de pedagogische begeleiding een kort gesprek voert met elk teamlid
afzonderlijk over wat men als positief ervaart in de school en waar men vindt dat zeker aan
gewerkt moet worden.

5.5. Invullen van de uitsprakenlijst

De uitsprakenlijst van het instrument wordt aan alle personeelsleden voorgelegd. Deze
afname neemt ongeveer een half uur in beslag.
Het is de pedagogisch begeleider die hier de leiding neemt. De directeur van de school is
hierbij aanwezig en kan een uitsprakenlijst hanteren echter zonder dat deze wordt gebruikt bij
de verwerking. De bedoeling van het gebruik van Bios in het kader van een
zelfevaluatieproces wordt bij de start van de afname nogmaals duidelijk gemaakt.

De pedagogisch begeleider zal de teamleden volgende aanwijzingen geven:


- De bedoeling is dat de school in de spiegel kijkt en een relatief nauwkeurig beeld krijgt van
hoe de school er in haar werking uitziet;
- We willen een zicht krijgen op de realiteit zonder daar meteen een kwalitatief oordeel over
uit te spreken. Dat is iets dat jullie later moeten doen. Deze school-zelfevaluatie heeft dus
niets te maken met ‘controle’ of ‘inspectie’, maar alles met wat jullie zelf willen te weten
komen over uw school;
- De vragenlijst wordt anoniem verwerkt en jullie antwoorden blijven volstrekt
vertrouwelijk;
- Er worden slechts enkele bijkomende gegevens gevraagd om bepaalde groepen van
antwoorden beter te kunnen situeren (kleuteronderwijs, het type of opleidingsvorm, gon-
team…);
- We vragen telkens een uitspraak te doen over een aantal geformuleerde standpunten. De
bedoeling is dat je daarbij reflecteert over de gangbare praktijk in uw school, de
(over)heersende aanpak, de bestaande gewoontes, de gebruikte werkwijzen. We vragen
wat jij ervaart hoe het er bij jou op school aan toe gaat. Het is dus de bedoeling dat jullie
antwoorden vanuit het standpunt van de groep: ‘hoe is dat hier bij ons op school?’;
- Indien je twijfelt tussen twee mogelijke alternatieven, vragen we toch een keuze te maken
en maar één cijfer te omcirkelen;
- Maak zo weinig mogelijk gebruik van de 0 categorie: die is er enkel om aan te duiden dat
het item niet voorkomt op school en dus niet herkenbaar is;
- Het is de bedoeling dat iedereen individueel de vragenlijst invult, dus zonder te overleggen
met elkaar;
- Je antwoord kan je geven door het omcirkelen van een cijfer op een 5 puntenschaal
1 betekent zelden of nooit / helemaal niet van toepassing op onze school
2 betekent eerder niet van toepassing op onze school
3 betekent eerder wel van toepassing op onze school
4 betekent in sterke mate / zeker wel van toepassing op onze school
0 (eerder uitzonderlijk te gebruiken) kan je aanduiden wanneer je over de uitspraak
echt niets weet of wanneer de situatie op school zo is dat deze materie helemaal
niet aan de orde is;
- Werk de lijst op een systematische wijze af, uitspraak per uitspraak en reageer
onmiddellijk. Vaak is bij het invullen van een vragenlijst het eerste idee dat in je opkomt
het beste en het meest zuivere;
- We vragen de lijst zo eerlijk en nauwkeurig mogelijk in te vullen.

Indien werd gekozen om een aanvullend formulier te hanteren bij de afname, vragen we aan
de personeelsleden dit eveneens in te vullen. Die formulieren worden samen met de
uitspraken verwerkt.

5.6. Eerste verwerking

De verwerking gebeurt door de pedagogisch begeleider, diegene die de afname heeft geleid.
De antwoorden worden geturfd en geïnventariseerd, zo komt men tot een voorlopig rapport.
Dit rapport bestaat uit een document met de uitspraken per onderwerp waarbij de scores per
item van elk personeelslid werden verzameld en een omzetting van de cijfers naar
vaststellingen.
Sommige vaststellingen zijn zonder meer duidelijk, bij een aantal andere zijn
verduidelijking nodig, andere roepen vragen op.
Bij het opmaken van het voorlopig rapport worden volgende richtlijnen gehanteerd:
- de grote duidelijkheid (bv. zo goed als alle teamleden situeren zich in dezelfde
antwoord-categorie);
- de scherpe tegenstellingen in de antwoorden (bv. de helft van de teamleden
antwoordt ‘ja’ en de andere helft ‘eerder niet’);
- de inconsequenties tussen de antwoorden binnen één thema ;
- de spreiding over de verschillende antwoordcategorieën (verdeeldheid), het
niet invullen en/of het opvallend gebruik van de 0 categorie.
Voor bepaalde items, waar verduidelijking of aanvulling nodig is, wordt een vraag of
bedenking (cursief) toegevoegd aan het voorlopig rapport.
Deze vaststellingen worden aan de school meegedeeld.

5.7. Verhelderingsfase

Om als extern pedagogisch begeleider een zo juist mogelijk beeld op te hangen van de school
is het nodig dat er kansen zijn tot (mondelinge) terugkoppeling. Het is hierbij de bedoeling na
te gaan of de vaststellingen overeenkomen met wat de personeelsgroep trachtte duidelijk te
maken via het uitsprakenlijst van het instrument. Mogelijke onduidelijkheden of
onjuistheden kunnen verhelderd of rechtgezet worden.
Het voorlopig rapport wordt toegezonden aan de school en er volgt een overleg met de
directeur afzonderlijk. Indien er bij de start ook een kernteam/middenkader betrokken was,
worden deze personeelsleden nadien uitgenodigd bij dit eerste gesprek.
Uiteindelijk volgt een gesprek met het hele schoolteam.
Dit is een cruciaal moment bij de hantering van Bios. Omwille van de belangrijkheid van het
gesprek én de moeilijkheid om een serene gesprekssfeer te behouden, wordt de directeur
gevraagd niet deel te nemen, zelfs niet aanwezig te zijn. Het is niet uitgesloten dat
personeelsleden geremd zijn in de gesprekken door de aanwezigheid van de directeur. Omdat
de directeur een sleutelfiguur is binnen de school kan hij geneigd zijn uitspraken persoonlijk
op te nemen en zich in de gesprekken verdedigend op te stellen. Indien deze situatie zich zou
voordoen, wordt een hypotheek gelegd op het schoolontwikkingsproces. Uiteraard wordt
deze situatie uitvoerig vooraf besproken met de directeur.
Bij dit terugkoppelingsgesprek met het hele schoolteam krijgen alle personeelsleden (vooraf)
het voorlopig rapport. Het is niet de bedoeling om nu grondige discussies uit te lokken. Wel
worden de vaststellingen één voor één besproken waarbij de mogelijkheid bestaat om deze te
nuanceren, te verduidelijken, te koppelen met andere uitspraken,…
Om oeverloze discussies over cijfers te vermijden, worden deze niet in het voorlopig rapport
opgenomen.

Voor de terugkoppeling naar het schoolteam zorgen we ervoor dat de groep niet te groot is,
een groep van 20 personen lijkt ons nog haalbaar. Indien de groep groter is werken we beter in
twee groepen. De groepen worden dan samengesteld vanuit de doelgroep waarmee ze werken
(type, gon)
Deze gesprekken duren ongeveer 1,5 uur. Dit is goed bestede tijd omdat het de
personeelsleden de gelegenheid geeft vrijuit over een aantal zaken te praten. Dikwijls komen
ook onderwerpen aan bod die niet direct met de schoolzelfevaluatie te maken hebben. Het zijn
wel vaak interessante aanvullingen voor het beeld dat we van de school proberen te krijgen.
Ook vanuit het oogpunt van betrokkenheid en groepsvorming is deze fase zeker zinvol.
De schikking van de tafels dient best zo te zijn dat al de aanwezigen elkaar zien en op die
manier tot gesprek kunnen komen.

Deze gesprekken worden best door twee pedagogische begeleiders gevoerd, de ene kan
zorgen voor het verslag en de andere kan het gesprek leiden.

Mogelijk verloop van deze bespreking:


- Iedereen krijgt een voorlopig verslag.
- De bedoeling wordt uitgelegd:
Vandaag willen we tijdens dit teamgesprek nagaan of deze ‘afleidingen’ en ‘vaststellingen’
ook kloppen met datgene wat jullie hebben willen zeggen. We bespreken de
onduidelijkheden en brengen (waar nodig) nuanceringen aan. Dat wil niet zeggen dat we
jullie vragen om terug te komen op uw antwoord, wel dat datgene wat voor ons onduidelijk
is, te verhelderen en o.a. te antwoorden op de cursief geformuleerde vragen.
- Het verslag wordt vraag per vraag overlopen. Er wordt gevraagd naar verduidelijking en
iedereen krijgt de kans om te reageren op de uitspraken. We letten er wel op dat we niet in
discussie gaan en dat we nog niet gaan zoeken naar mogelijke oorzaken en oplossingen.
- We zorgen ervoor dat het gesprek ordelijk verloopt. Er is een pedagogisch begeleider die
het gesprek leidt en een andere pedagogisch begeleider die notities neemt.
- De notities worden gebruikt om het voorlopig verslag te vervolledigen.
- Na deze terugkoppeling vragen we de voorlopige verslagen terug af te geven. Het is
immers mogelijk dat bepaalde ongenuanceerde uitspraken een te grote invloed kunnen
hebben op de schoolontwikkeling.

Een andere mogelijkheid voor het verloop van deze bespreking:


Eventueel kan ook gewerkt worden met een grote groep die dan opgesplitst wordt in kleinere
groepen van ongeveer 7 personen. In elke groep zit dan best iemand van het kernteam die het
gesprek leidt en notities neemt.
De pedagogisch begeleider kan aan elke groep een deelonderwerp geven van ‘BIOS’ met de
aanduiding van de punten waar verduidelijking wenselijk is.
De groep bespreekt elke vraag van dat deelonderwerp met speciale aandacht voor die punten
waar naar verduidelijking wordt gevraagd.
Nadien wordt geheel de vragenlijst samen besproken. De groepen die een deelonderwerp
bespraken krijgen het eerste woord. Ook de anderen mogen reageren.
Aan de groep wordt uitdrukkelijk gevraagd om zo open mogelijk te reageren, om te kunnen
komen tot een zo volledig mogelijk verslag.
De pedagogisch begeleiders trachten ervoor te zorgen dat iedereen betrokken wordt en de
kans krijgt om te reageren.

5.8. Eindverslag

Aan de hand van de resultaten van het verhelderingsgesprek wordt een eindrapport
geschreven en aan de school bezorgd. Zoals bij het voorlopig rapport, wordt nu ook eerst een
gesprek voorzien met de directeur dat later uitgebreid wordt met leden van een kernteam of
middenkader. Bij de bespreking van dit rapport worden ook afspraken gemaakt over hoe de
resultaten naar het hele team worden gebracht. Scholen kunnen kiezen om hiervoor een
personeelsvergadering bijeen te roepen of om er een pedagogische studiedag aan te wijden.
Het voordeel om er ruim tijd voor vrij te maken is de mogelijkheid om onmiddellijk na de
bespreking te komen tot werkpunten of prioriteiten waar het hele schoolteam achter kan staan.

5.9. Verdere werking/opvolging

Een school-zelfevaluatie heeft enkel zin als er nadien iets mee gebeurt. Dus na de bespreking
van het eindrapport en na het bijeenbrengen van werkpunten is het nodig verder te zoeken
naar een strategie om die werkpunten verder aan te pakken. Hier kan het kernteam een
belangrijke coördinerende functie hebben waarbij de betrokkenheid van alle personeelsleden
essentieel blijft.
Op vraag van het schoolteam kan de pedagogisch begeleider helpen bij het uitwerken van de
gekozen prioriteiten of bij het zoeken naar de juiste personen en nuttige informatie. Vragen
die hierbij kunnen helpen:
- welke zijn de sterke punten van de school?
- welke knelpunten of problemen zien we?
- welke werkpunten dienen prioritair aangepakt te worden?
- welke initiatieven kunnen worden genomen om rond deze prioriteiten te werken?
- voor welke prioriteiten zoeken we externe hulp?
Zo tracht men te komen tot een actieplan met aandacht voor planning, voorwaarden en
middelen, uitvoering en evaluatie. Bij het vastleggen van prioriteiten en het uitwerken van
een actieplan moet de school zich hoeden voor overschatting en onderschatting. Aan alles
tegelijk werken kan niet. Het komt er op aan datgene vast te leggen waarover een consensus
bestaat (of groeit) zonder de pijnpunten uit de weg te gaan. Hierbij dient voldoende aandacht
te gaan naar het welbevinden en de betrokkenheid van het hele schoolteam. Traditie,
schoolcultuur, schoolcontext, schoolleiding, materiële en financiële mogelijkheden hebben
vaak een grote invloed op de schoolontwikkeling.

6. Uit de praktijk

6.1. Ervaringen

Meerdere scholen zijn reeds op pad gegaan met Bios. Bij de meerderheid merken we dat het
instrument naar behoren werkt. Omdat het instrument bestaat uit thema’s die rechtstreeks uit
het onderwijsveld betrokken werden, is het zeer herkenbaar voor de scholen en hun
personeelsleden. Daarnaast zit het hanteren van de uitsprakenlijst ingebed in een methodiek
waardoor de school enige mate van zekerheid heeft dat er ook daadwerkelijk stappen kunnen
gezet worden binnen het proces van schoolontwikkeling.
Een bijkomend voordeel is dat het gebruik van het instrument gekoppeld is aan externe
ondersteuning door de pedagogische begeleiding. Scholen staan hierdoor niet alleen. De
pedagogische begeleiding kan een bijzondere meerwaarde betekenen in het op gang brengen
van een ontwikkelingsproces.

6.2. Aandachtspunten

Men mag het gebruik van Bios niet zien als een alles zaligmakende actie die kan opgezet
worden bij allerhande vragen in alle omstandigheden. Er zijn een aantal situaties waarbij het
gebruik van Bios niet aangewezen is. Als er bijvoorbeeld duidelijke (relationele) problemen
zijn, moeten die eerst aangepakt worden. Bij spanningen tussen twee groepen van
personeelsleden moet niet meteen begonnen worden met een schooldiagnose. Het is beter om
eerst die spanning weg te werken.

Bios is een instrument van en voor de school. Het is de keuze van het schoolteam om al dan
niet gebruik te maken van het instrument. Na het eindrapport is het alweer de school die
beslist of ze er verder mee wil werken en wat ze ermee gaat doen.
Het schoolteam mag niet verwachten dat de pedagogisch begeleiders komen zeggen wat er
moet veranderen in de school. Pedagogisch begeleiders willen wel het schoolteam
ondersteunen om zelf te reflecteren en prioriteiten te leggen.

De betrokkenheid van het hele team is essentieel; het hanteren van een stuurgroep of
kernteam vergroot die betrokkenheid. Deze groep volgt het gehele proces van nabij met
speciale aandacht voor signalen en suggesties van alle personeelsleden (vele vragen worden in
de wandelgangen reeds opgevangen).

Het uiteindelijk rapport is niet het belangrijkste, wel het samen op weg gaan, het proces van
reflecteren, evalueren en plannen.
De periode tussen afname en verslag moet zo kort mogelijk zijn zodat het schoolteam op een
redelijke termijn een antwoord krijgt op hun vraag. Ze zijn immers vaak zeer benieuwd naar
de resultaten en gemotiveerd om te werken aan verdere schoolontwikkeling.
We raden aan dat een beginnend directeur niet meteen start met een school-zelfevaluatie. Na
één of twee jaar kan het wel zinvol zijn om ermee te werken.

De directeur dient een centrale plaats te krijgen in het proces van schoolontwikkeling. Het is
ook de directeur die na raadpleging samen met het schoolteam de beslissing tot een school-
zelfevaluatie neemt. Het is essentieel dat hij deelneemt aan de werkgroep die het proces
opvolgt en hij dient ook als eerste de nodige informatie te ontvangen. Al wat gebeurt gaat via
de directeur. Niettegenstaande deze centrale plaats van de directeur, stellen we toch voor dat
hij zich af en toe even terugtrekt. Hij hoeft de uitsprakenlijst niet in te vullen en soms is het
ook aangewezen dat hij niet aanwezig is tijdens het verhelderingsgesprek met het gehele
team. Het is immers de bedoeling om te komen tot een zo open mogelijke communicatie
binnen het schoolteam. Soms merken we dat de aanwezigheid van de directeur remmend
werkt in deze gesprekken.

Bios is een analyse-instrument dat een aantal vaststellingen levert, en geen waardeoordelen
inhoudt. Het gaat over uitspraken van personeelsleden waar je niet omheen kan. Dat is de
realiteit van waaruit verder kan gewerkt worden.

7. Bios op zijn waarde geschat

- Het schoolanalyse-instrument biedt de kans om op een relatief korte tijd alle


onderwijsbetrokkenen te bevragen omtrent de gangbare onderwijspraktijk en de
functionerende organisatiepatronen.
- Het instrument en de daaruit voortvloeiende diagnostische uitspraken zijn een aanzet om
verbeteringen en/of veranderingen aan te brengen.
- De analyse biedt uitstekende kansen om in verdere uitdiepende gesprekken door te gaan
en zo tot verfijning/nuancering en ordening van aandachtpunten over te gaan. Met andere
woorden: de informatie die het instrument oplevert is een stevige basis om verder te
werken.
- Het instrument levert een schat aan informatie op. Het helpt om een realistisch beeld te
krijgen van wat leeft op de school. Met die schat aan informatie kan dan verder gewerkt
worden en kunnen prioriteiten gekozen worden op korte en op langere termijn.
- Het instrument en het diagnostisch proces dat daardoor uitgelokt wordt, is een belangrijke
stap in het ontwikkelingsproces van de school.
- Wezenlijk gaat het hier om een zelfevaluatie-instrument. De klemtoon ligt waar die moet
liggen, namelijk bij de betrokkenen zelf die reflecteren en discussiëren over de werking en
de organisatie. Het syntheserapport, opgemaakt op basis van de ingebrachte informatie is
hun beeld van de school en niet een beeld dat hen wordt voorgehouden (voorgesteld). Zij
oordelen zelf op welke wijze ze verder met de informatie omgaan.
- De betrokkenheid van de deelnemers is van meet af aan zeer groot. Onderwijsmensen
weten zich immers aangesproken op wat hen bekommert. Op deze wijze komen de
‘subjectieve onderwijstherorieën naar boven: informatie die erg belangrijk is in
verbeterings- en/of veranderingsprocessen.
- Alhoewel de verwerkte informatie de totaliteit van het schoolleven beslaat, zit er toch een
onmiddellijke praktische bruikbaarheid aan vast: de verschillende werkvelden tekenen
zich af met hun zwakte en sterktepunten. Dergelijke profilering biedt heel wat kansen om
op door te gaan.
- Het gehele gebeuren is een belangrijk gegeven vanuit de filosofie van de ‘lerende
organisatie’: zichzelf regelmatig bevragen is een inherent kenmerk.
- De school-zelfevaluatie in een schoolontwikkelingsproces verhoudt zich tot de
schooldoorlichting van de inspectie als intrinsieke motivatie tot extrinsieke motivatie. Bij
de doorlichting door de inspectie komt de prikkel tot bijsturen of veranderen van buitenaf.
De voorgestelde verandering krijgt het label dwingend te zijn. Voor een school-
zelfevaluatie kiest de school zelf. Dit heeft belangrijke consequenties voor de
betrokkenheid van de leraars. En die is altijd hoger als mensen intrinsiek gemotiveerd
zijn.
- De combinatie van de kwantitatieve en de kwalitatieve benadering is eveneens een
pluspunt. Het kwantitatieve aspect van het instrument sluit aan bij de behoefte (van de
school en van de begeleiders) om te weten hoeveel ergens voor of tegen zijn. Het
kwalitatieve aspect maakt het mogelijk om in te gaan op de gecompliceerde en
genuanceerdere werkelijkheid. Het kwantitatieve geeft de veiligheid van cijfers (en
proporties), het kwalitatieve doet een beroep op de kennis, de ervaring en de creativiteit
van de begeleider.

8. Bibliografie

Depoortere, J. & Vyverman,H (1999) Van schoolanalyse naar schooldiagnose. Een kwestie
van zien, horen, spreken en … doen. In schoolleiding en - begeleiding. Afl. 24 mei 1999,
Kluwer editorial, Diegem.
Peter van Petegem (1997) Scholen op zoek naar hun kwaliteit universiteit Gent
Rudolf van de Berg & Roland vandenberghe ( 1999) Succesvol leiding geven aan
onderwijsinnovaties Samsom Alphen aan de Rijn
Nijs Lagerweij / Els Haak (1996) Eerst goede kijken … de dynamiek van scholen in
ontwikkeling Garant Leuven – Apeldoorn

También podría gustarte