Documentos de Académico
Documentos de Profesional
Documentos de Cultura
VIA T R I U M P H A L I S
(DE W E G D E R O V E R W I N N A A R S )
DOOR
M. C. FALLENTIN
NUKERK G. F. CALLENBACH
1926
HOOFDSTUK I.
WOLF EN EGINHART.
Via triumphalis
Wolf en Eginhart
Vla triumphalis
Wolf en Eginhart
10
Via triumphalis
steenen naar omlaag op het houten dak. Maar ditmaal bezweek het niet. Reeds vielen groote stukken
steen uit den muur, reeds scheen het maken van een
bres een kwestie van slechts korten tijd, toen een
schreeuw van ontzetting uit het kamp der Romeinen
weerklonk en de verdedigers een geloei van vreugde
aanhieven. Een zware kei, die drie man nauwelijks
voortzeulen konden, was van den muur naar beneden
geworpen. Met ijselijk gekraak was het dak bezweken.
Even werd een noodkreet gehoord. Toen was het
stil. De geheele troep was zeker verpletterd
Neen, toch niet. Daar werd een plank verschoven
en nog een en uit de opening wrong zich een arm te
voorschijn. Een stuk van een wapenrusting was zichtbaar geworden. Met schrik herkenden de Romeinen
het pantser van hun aanvoerder. Die leefde dus nog.
Maar hoe hem te bevrijden? Zou dat wel mogelijk zijn?
Het scheen, dat de Briganten daarvoor vreesden,
want een hagelbui van steenen daalde op de planken
neer. Geen trof echter den man, die zich trachtte
los te worstelen. Maar nu wierpen de verdedigers
brandende fakkels omlaag. Het hout begon te
vlammen en het lot van Cerealis scheen wel beslist.
Hoe hij zich ook inspande, hij bleek tusschen de
stukken van het afdak en de steenen z beklemd,
dat loswerken onmogelijk was.
Wolf en Eginhart
11
12
Via triumphaiis
vijftien jaar waren, er toe gebracht had hun Bataveneiland te verlaten. Dat was in de dagen, toen, na aanvankelijke successen, de opgestane Germaansche aanvoerder Claudius Civilis door de Romeinsche troepen
teruggeslagen was en onderhandelingen met denzelfden Petilius Cerealis had moeten aanknoopen, die
thans naar Rome weerkeerde.
Bij velen hadden die onderhandelingen verbittering
gewekt, maar de jongens, Wolf in het bijzonder,
voelden zich machtig aangetrokken tot de vreemde
soldaten, die kort daarna dicht bij hun dorp een
kamp betrokken en met wie zij spoedig op goeden
voet stonden. Wanneer sommige van die mannen,
die reeds eerder in hun streken vertoefd hadden, ert
daardoor zich aan de jongens verstaanbaar hadden
kunnen maken, hun van hun ervaringen en tochten
door verre landen verteld hadden, dan duurde het
lang, eer Wolf den slaap kon vatten. O, eenmaal met
hen te mogen trekken en zelf die vreemde volkeren
te mogen leeren kennen. En bovenal Rome te aanschouwen ! Dat moest wel schoon zijn. Maar waren
dat geen idealen, die nimmer verwezenlijkt zouden
worden ?
Toch was de vervulling van die wenschen gekomen
en wel heel onverwacht. Wolf had destijds de gewoonte zich dagelijks te oefenen in het boogschieten.
Wolf en Eginhart
13
14
Via triumphalis
Wolf en Eginhart
15
16
Via triumphalis
aan Wolf gedacht, hem benoemd tot centurio en gevraagd hem naar Rome te vergezellen.
Naar Romel Nu was het dus zoover. En dat in het
gevolg van den gewezen stadhouder, die nu ongetwijfeld tot nog gewichtiger diensten geroepen zou
worden. Cerealis zou voorzeker de aandacht van den
keizer op zijn jongen centurio vestigen en voor hem
de gunst vragen hem een nieuwe gelegenheid te
geven, om zijn moed en zijn bekwaamheid te
toonen. Dan zou Wolf misschien wel naar Afrika
of naar Hispani gaan en nieuwe roem zou zijn
deel zijn. De keizer zou den gunsteling van zijn besten
veldheer niet uit het oog verliezen. Steeds hooger
zou hij in rang stijgen, immer grooter zou zijn verantwoordelijkheid, maar daarmee ook zijn roem
worden. En eindelijk zou hij Rome opnieuw betreden
aan het hoofd van een zegevierend leger, langs de
Via Triumphalis, den weg der overwinnaars
Wolf schrikte op uit zijn gepeins en lachte. Hij
was begonnen met zich af te vragen, of Eginhart
eigenlijk geen vreemde droomer was. Maar nu moest
hij erkennen, dat zijn droomerijen zeker niet minder
vreemd waren.
HOOFDSTUK II.
PUBLIUS MARCUS.
18
Via triumphalis
Publius Marcus
19
20
Via triumphalis
Publius Marcus
21
22
Vla triumphalis
Publius Marcus
23
24
Via triumphalis
Publius Marcus
25
26
Via triumphalis
Publius Marcus
27
28
Via triumphalis
SBBEEQBfl
Publius Marcus
29
30
Via triumphalis
legioen, dat juist uit Syri gekomen was. Bij mij was
een krijger, die vroeger ook in Judea geweest was,
maar met wien ik nog nooit over den gezochten
profeet gesproken had. Bij de tent van den aanvoerder werd mij verzocht te wachten en intusschen
mengde mijn metgezel zich tusschen de soldaten,
waaronder verschillende oude kennissen van hem
waren. Onwillekeurig luisterde ik naar de luidruchtige
begroeting en naar het ruwe gesprek, dat daar op
volgde. Het ging over spel en drank, en allerlei grove
scherts veroorzaakte telkens een luid gelach. Ineens
hoorde ik, dat een krijgsman vroeg aan dengeen, die
met mij meegekomen was, of hij dat mooie kleed nog
had, dat hij eens met dobbelen had gewonnen.
Mooi kleed?" vroeg de ander verbaasd, wat
bedoel je?"
Ah, je weet toch wel, dat verleden jaar daar in
Jeruzalem een man ter dood veroordeeld werd door
Pontius Pilatus en dat we toen nog om zijn overkleed
hebben gedobbeld? 't Was een mooi ding, heelemaal
uit n stuk geweven."
O, dat was die profeet of wat was het ook weer
voor iemand. De Joden zeiden, geloof ik, dat het een
oproermaker was of zoo. Ja, we hebben toen dienzelfden dag nog twee anderen ook terechtgesteld."
Juist, dien bedoel ik."
Publius Marcus
31
32
Via triumphalis
33
Publius Marcus
34
Via triumphalis
Publius Marcus
35
36
Via triumphalis
Publius Marcus
37
38
Via triumphalis
daar verneem ik een vrouwestem, door tranen verstikt. O," zegt ze, dat zingen, dat zingen. En dan
die rust, waarmee ze den dood afwachtten. Zoo sterven geen brandstichters
"
Zoo sterven geen brandstichters!"
Neen, inderdaad. Het waren dan ook geen brandstichters. Later is uitgekomen, dat Nero zelf dat
onheil over Rome gebracht heeft, dat hij het vuur
heeft aangestoken, omdat hij eens een brandende
stad wilde aanschouwen, omdat hij behoefte had aan
stof voor zijn liederen. Bah, wat een ondier."
Weer volgde een pauze.
Ja, en sinds dien tijd heb ik gezworven doorGalli
en Germani en nimmer, nimmer heb ik dien dag en
dat gezang vergeten. Ik heb later met veel Christenen
gesproken en zij hebben mij veel verteld. Ze hebben
mij bevestigd, dat hun Heer uit den dood is opgestaan en dat hij later ten hemel gevaren is. Ze zeiden
mij ook, dat hij niet maar een gewoon mensch was
als wij, wien -allerlei wonderkracht gegeven was,
maar dat Hij de Zoon van God zelf was, die op deze
aarde was neergedaald om ons te verlossen van zonde
en dood, van rouw en dwaling, dat Hem gegeven is
alle macht in Hemel en op aarde. Daarom vreezen
zijn volgelingen dood noch verdrukking, omdat deze
voor hen slechts de doorgang is tot een heerlijk, zalig
Publius Marcus
39
leven. Daartoe heeft Hij hun door zijn dood den weg
gebaand. Hij wacht hen nu in het Vaderhuis met vele
woningen, waar geen leed en zorg meer bestaat en
waar Hij alle tranen van hun oogen [zal afwisschen."
De oude man zweeg. Wolf noch Eginhart wilden
iets vragen of zeggen en zoo heerschte langen tijd
een diepe stilte, slechts verbroken door het geluid
van den wind, die de zeilen deed klapperen en het
klotsen der golven, die tegen den voorsteven braken.
De zon was intusschen ondergegaan en als een
zilveren schijf was de maan aan den Oostelijken
hemel omhoog geklommen.
Eindelijk stond Publius Marcus op. ,,'t Wordt tijd,
mijn jonge vrienden." Toen drukte hij beiden de hand.
Dank u, Publius Marcus," zei Eginhart alleen
maar.
Maar Wolf vroeg hem nog: Zouden wij u te Rome
nog eens kunnen ontmoeten? Wij hebben zoo'n
behoefte aan een ouderen . . . . "
Hij hield op, alsof hij zich schaamde.
Aan wat?" vroeg de questor.
Aan een ouderen vriend," vulde Eginhart aan.
Toen keek hij strak omlaag en een hoog rood kleurde
zijn gelaat.
Er was een vreemde trilling in de stem van Publius
Marcus, toen hij antwoordde: Ik zal thuis altijd op
40
Via triumphalis
jullie wachten, jongens . . . . totdat jullie komt. Vergeet dat niet, straks in de schittering van Rome
"
T h u i s . . . . , waar is dat.. ' ?"
Voorloopig bij mijn neef, Narcissus, den oliehandelaar aan de Vicus Tuscus, te Rome, een Christen
"
En daarna
?"
D a a r n a ? . . . . Bij den profeet van Nazareth, bij
Jezus." En dat antwoord klonk als een snik en een
juichtoon.
B
HOOFDSTUK III.
ROME.
42
Via triumphalis
Rome
43
44
Via triumphalis
gang post gevat en op een wenk van den ceremoniemeester plaatsten twee jonge slaven in een geheel
witte tunica, met bloemkransen in het haar, zich
naast hen.
In den tuin waren af en toe reeds gestalten zichtbaar geworden; de lange toga's der burgers en de
blinkende wapenrusting der officieren waren tusschen de boomen duidelijk te onderscheiden.
Nu zetten de twee hoornblazers hun instrument
aan den mond, een schetterend signaal verkondigde
den gasten, dat zij binnentreden konden.
Het was een zeer gemengd gezelschap, dat uit
de lanen te voorschijn kwam en de zaal binnentrad.
Daar was Fabrius Quintillianus, de professor in de
welsprekendheid en Dio Chrystostomos met zijn
vriend Favornus, de beroemde voordrachtkunstenaars. Junius Juvenalis en Valerius Martianus, twee
bekende schrijvers, volgden vlak daarop en na hen
kwamen de beide legaten CaecinaAlienus en Valerius
Pansa, die norsch voor zich uitzagen en zonder de
overige aanwezigen met een blik te verwaardigen,
den knaap volgden, die hun een plaats aanwees aan
de korte tafel. Zij passeerden Wolf en juist op dat
moment blikte Alienus op, den jongeling in het gelaat. Het was dezen, of hem een rilling door de leden
ging, toen die harde uitdrukking hem trof. Merkte
Rome
45
46
Via triumphalis
Rome
47
als een offer voor zijn god over de tafel uit. Zoo
deden nu ook de gasten en de tafelbladen dropen
van het druivenvocht. Maar reeds naderden andere
slaven met manden vol rozen, die zij op de tafels en
den vloer leegschudden en hen volgden weer andere
met zilveren schalen, gevuld met helder water en met
kleurige servetten met fraai geborduurde franje. De
deelnemers aan den maaltijd wieschen zich de handen
en droogden die aan de doeken af, waarmee de voorbereidende plechtigheden voltooid waren.
Weer snerpte het zilveren fluitje en de muzikanten
op de gaanderij stemden een lieflijke melodie aan.
Van alle kanten draafden slaven aan met bladen,
waarop de gerechten in zilveren schalen en de groote
bokalen met kostelijken wijn stonden. De spijzen
waren niet minder uitgezocht dan het vaatwerk: met
vijgen, ansjovis en eieren werd begonnen, toen volgden de vleeschgerechten, gebraden geitjes en wildezwijnenvleesch, dan gevogelte en visch en nog veel
fijner lekkernijen, als oesters en vogeltongen. De
voorproevers en voordrinkers, slaven, die met de
gasten meegekomen waren, keurden de spijzen en de
dranken, vr hun meesters die aan den mond brachten. Andere slaven beijverden zich bloemkransen te
vlechten en die den gasten op het hoofd te zetten.
De beide zoons van Vespasianus droegen een krans
48
Via triumphalis
Rome
49
50
Via triumphalis
Rome
51
52
Via triumphalis
Rome
53
54
Via triumphalis
Rome
55
56
Via triumphalis
Rome
57
Met een lichte buiging wilde Eginhart zich verwijderen, maar de keizer wenkte hem tot zich. Aarzelend bleef hij staan, maar toen Cerealis hem ook beduidde, dat hij naderbij moest treden, ging hij een
paar passen vooruit en stond vlak voor den machtigen heerscher. Deze wenkte een slaaf, die hem
een bloemkrans aanbood, welken hij den jongeman op
de lokken drukte. Dit eerbewijs brak de spanning,
waarin de gasten gedurende de laatste oogenblikken
verkeerd hadden en in een luid gejuich gaven de opgekropte gemoederen zich lucht. Eginhart kon niets
anders doen dan knikken.
58
Via triumphalis
Rome
59
60
Vla triumphalis
Rome
61
62
Via triumphalis
Rome
63
HOOFDSTUK IV.
DE SAMENZWERING.
65
De samenzwering
66
Vla triumphalis
De samenzwering
67
68
Via triumphalis
De samenzwering
69
70
Via triumphalis
De samenzwering
71
72
Via triumphalis
De samenzwering
73
74
Via triumphalis
De samenzwering
75
76
Via triumphalis
De samenzwering
77
78
Via triumphalis
De samenzwering
79
80
Via triumphalis
De samenzwering
81
worden, doe ik dat liever. Morgen moogt ge mijnentwege zooveel met Wolf praten als ge wilt."
Livia draaide zich om en liet zich op een bank neer.
Zij wendde haar hoofd af en verborg het in haar
handen. Wolf zag, dat haar lichaam schokte, dat zij
schreide en ineens keerde hij het gezelschap den rug
toe en verdween met haastige passen, zonder te
groeten, zonder op of om te zien.
Verbaasd hadden de gasten elkaar even aangestaard. Toen glimlachte Octavia even en merkte op:
Een beetje in de war van vrouwentranen. Dat komt
meer voor bij jongelui van dien leeftijd. Dat gaat
wel over."
Caecina Alienus loosde een zucht van verlichting.
Je hebt gelijk, Octavia. Ik dacht even, dat hij ons
ontrouw werd."
Ha, ha. Hij ons ontrouw. Vooral als wij zoo'n
gouden keten hebben om hem te binden als onze
Livia. Neen, dan wil ik u toch wijzer hebben. Kom,
waar blijft de wijn ?"
Vla triumphalis
HOOFDSTUK V .
IN HET WIJNHUIS VAN JULIUS CRASSUS.
83
Zijn lijden en sterven, Zijn herrijzenis en Zijn hemelvaart van nabij hadden gadegeslagen en die Zijn
goddelijke boodschap uit Zijn eigen mond hadden
vernomen. En de vraag, die daar in die samenkomst
door meerderen gesteld was, de vraag: Wat dunkt
ge van dien Christus, en de noodiging, om ook tot
Hem te komen, Die alle leed en smart stillen wil, liet
hem niet los.
En dan was daarbij gekomen zijn ontmoeting met
Narcissus, den oliehandelaar, den neef van Publius
Marcus. Twee dagen na zijn aankomst te Rome was
de oude man ziek geworden en reeds den volgenden
dag was hij heengegaan. Hij had nog verteld van de
beide jongemannen, met wie hij op zijn reis had
kennis gemaakt en Narcissus verzocht hun te zeggen,
zoo hij hen ooit ontmoeten mocht, dat hij zijn woord
had gehouden, dat hij hen wachtte in zijn huis,
dat ook het hunne zou kunnen worden. Kort
daarop was hij ingeslapen en zijn lippen hadden
voor het laatst gepreveld: Wij loven u, o Heer,
die waart in den beginne, nu en in eeuwigheid,
Hallelujah
"
Maar deze beide ervaringen, hoe zeer zij ook den
ganschen nacht zijn geest vervuld hadden en nog
bezig hielden, werden sedert den morgen telkens
weer teruggedrongen door een vraag, waarmee hij
84
Via triumphalis
85
86
Via triumphalis
87
88
Via triumphalis
89
90
Via triumphalis
91
92
Via triumphaiis
wilde. Gij zorgt er toch voor, dat die Wolf zulk een
plaats in de arena krijgt, dat hij met n schot den
keizer kan treffen?"
Natuurlijk. En als hij mist, zal ik er voor zorgen,
dat hij dadelijk gegrepen wordt en geen woord kan
verraden."
Je bent je gewicht in goud waard, Terentius. Allo,
Julius Crassus, breng wijn, wijn, wijn "
HOOFDSTUK VI.
IN D E A R E N A .
94
V/a triumphalis
In de arena
95
96
Via triumphalis
97
In de arena
98
V/a triumphalis
In de arena
99
100
Via triumphalis
In de arena
101
102
Via triumphalis
In de arena
103
104
Via triumphalis
In de arena
105
106
Via triumphalis
machtige rijk met al zijn wijsheid en kunst en beschaving ineenstorten en de Christenen op de puinhoopen een nieuw rijk stichten. Zij dragen
Daar komen ze, daar komen ze." Een luid geschreeuw onderbrak de woorden van den man en
aller oogen richtten zich weer naar de arena, waar
de bazuinblazers de komst van volgende gladiatoren
aankondigden.
Ha," riep Octavia verrast, dat wordt goed, Wolf."
En alsof het voorafgaande gesprek in het geheel niet
gevoerd was, ging zij verder den jongeman een levendige beschrijving van de binnengetredenen te geven.
Kijk," zei ze, die vijf kerels met die korte tunica
noemen we retiarii, netvechters. Ze hebben geen
andere bescherming dan een soort mouw van metaal
en een stuk leer op de schouders. Maar hun wapenen
zijn merkwaardig. Dat zijn dat groote net, die vork
met drie tanden en een kleine dolk. Die andere vijf
mannen heeten myrmillones, vischvechters, omdat
zij een metalen visch op den helm dragen."
Wolf knikte afwezig.
En nu moetje ook eens opletten, hoe het publiek
in twee partijen verdeeld is. Zij, die hopen op een
overwinning van de myrmillones en de hoplimachi
heeten de grootschilden, omdat hun mannen groote
schilden dragen en de aanhangers der Thracirs en
In de arena
107
van deze netvechters noemt men dan ook kleinschilden. Die twee partijen wedden druk met elkaar
e n . . . . Wacht, ze beginnen."
De vijf netvechters plaatsten zich naast elkaar op
een rij, de vijf anderen stelden zich tegenover hen.
Ademloos wachtte de menigte.
Daar klonk het signaal en onmiddellijk waren de
spelers en de toeschouwers in actie. De mannen met
de netten gingen langzaam vooruit. Ze hielden die
met de linkerhand gereed voor den worp, in de
rechterhand hadden zij den drietand, waarvan zij een
punt door een maas van het net hadden gestoken.
Zoo hoopten zij met een vlugge beweging het net onverwachts te kunnen uitspreiden en over het hoofd
van den tegenstander te werpen. Dan zouden ze het
aantrekken, de ander zou geheel daarin verward zijn
en met den korten dolk zouden ze hem den doodssteek toebrengen, tenzij de keizer genade begeeren zou.
Reeds wierp n zijn net aldus uit, maar de
myrmillonus kon den aanval ontgaan, door behendig
uit te wijken. Nu drong hij op, trad op het net,
zoodat de ander dat niet gebruiken kon, met zijn
schild liet hij zich voorover vallen en zou zeker een
dolkstoot hebben toegebracht, wanneer de netvechter met zijn drietand den slag niet afgewend had.
Nu scheen de retiarius weer in den aanval, hij drong
108
Via triumphalis
In de arena
109
kracht de gedachte aan hem op, dat straks die bloedgierige massa ook tegen hem zoo zou gillen en
schreeuwen, dat dan ook zijn werk door haar zou
worden toegejuicht of misschien uitgejouwd, omdat er
geen bloed bij vloeide. En als hij daar dan staan zou,
met zijn boog en zijn pijlen en het eene schot na het
andere in de lucht zou zenden, dan
Dan zou het komen. Dan zou hij de oogen van
Valerius Pansa en van Octavia en van alle andere ingewijden op hem gericht zien, alsof ze hem willen vragen:
komt dan de daad, waarop wij wachten, nimmer?
Ja, de daad zou komen, ze zou zeker komen. Zijn
besluit stond onwrikbaar en hij vreesde de gevolgen
niet. Want hij had in de laatste dagen leeren inzien,
dat zijn daad van heel andere beteekenis zou zijn dan
het dooden van een persoon, al was die persoon ook
nog zoo belangrijk en al konden uit zijn daad ook de
grootste gevolgen voortvloeien. Zijn daad zou zijn
een getuigenis, een oordeel, dat dit wufte lichtzinnige
volk tot in het hart zou treffen, zij zou het doen inzien,
dat dit leven slechts ijdelheid was, dat er nog zooiets
bestond als levensernst, zooals zijn vriend Eginhart
dat gezegd had in zijn lied aan den maaltijd.
Zeker, hij zou daarmee verhaasten den var van het
Rome van heden, maar hij zou er ook mee bevorderen
de komst van dat rijk van vrede en gerechtigheid,
110
Via triumphalis
waarvan die man zooeven gesproken had. Ongetwijfeld, zijn schot zou vergeten worden na den eersten
schrik, maar de indruk zou niet verloren gaan, evenmin als het zaad, dat in de zwarte aarde valt en sterft
en dan onverwacht zich openbaart als een groene
spruit en een kostelijke halm.
Daarvoor had hij gaarne zijn leven over. Reeds in
Brittani had hij getoond, dit voor Rome te willen
geven. Toen was het echter voor de versterking van
de uitwendige kracht, nu evenwel zou hij zijn leven
wagen voor de geestelijke versterking van het volk,
dat hij niet ontrouw wilde worden, ondanks zijn
fouten en zijn ondeugden. Nu begreep hij ook, hoe
anderen zich gewaagd hadden, om een mensch te
redden, die zij haatten en die zij verachtten. Daar
was ook in zijn hart een liefde gekomen, die haat en
verachting omvatten kon, een deernis, die hij niet
anders toonen kon dan door een daad van geweld,
gelijk een dokter zijn patint slechts redden kan door
zijn scherpe instrument in het beminde lijf te plaatsen.
Ja, zoo bezien, zou hij daar straks in de arena als een
overwinnaar staan, die Rome andere en betere
vruchten van zijn zegepraal bieden zou dan menigeen,
die met krijgsroem overladen, langs de Via Triomphalis zijn intocht deed.
Hij dacht aan Cerealis en aan Eginhart, die hem
In de arena
111
nu zeker wel verafschuwen zouden en zeker nimmermeer zijn vriend zouden willen zijn. Hij dacht ook
aan Livia en hij wist zelf niet waarom. Want was zij
eigenlijk niet de meest verachtelijke van het gezelschap, dat hij bij Alienus ontmoet had? Was de wijze,
waarop zij hem voor de samenzwering wilde winnen,
niet de laagste? En toch, toch moest hij aldoor denken
aan dat oogenblik, toen zij met hem mee had willen
gaan en toen ze snikkend op de bank was neergezegen. Wat zou er toen in haar omgegaan zijn? Berouw, medelijden, angst? Waarom was hij eigenlijk
den volgenden dag niet naar haar toe gegaan, zooals
ze hem gevraagd had?
Ach, hij herinnerde zich nog dien strijd in zijn ziel.
De afkeer voor haar doen had hem gezegd: neen, niet
gaan. Zijn medelijden en zijn nieuwsgierigheid en nog
andere gevoelens echter hadden hem gezegd: ja, wel
gaan. En toen hij die andere gevoelens aan het ontleden ging, bemerkte hij met schrik, dat daarbij
ook liefde was. Hij wilde dat niet gelooven, maar toen
hij het toch gelooven moest, wilde hij het niet erkennen. Die onwil gaf eindelijk den doorslag, die
verhinderde hem te gaan.
Zoo was de overwinning bevochten, maar deze
zege had Wolf ervaren als een nederlaag....
HOOFDSTUK VII.
DE AANSLAG.
De aanslag
113
114
Via triumphalis
De aanslag
115
116
Via triumphalis
De aanslag
117
zouden joelen en lachen, omdat het spel zoo vermakelijk was, elkaar op de schouders slaan van
plezier en het jammer vinden, als eindelijk dat spel
met een harden slag beindigd zou zijn.
Tranen van medelijden en tevens van woede
sprongen Wolf in de oogen bij die gedachten en met
een brok in de keel fluisterde hij halfluid: Arm kind."
Zij moest dat gehoord hebben, want opeens draaide
zij het hoofd om en blikte zij Wolf in het gelaat. Nu
zag hij eerst goed, hoe schoon zij was en hoe verdrietig haar oogen stonden. En weer prevelde hij:
Arm meisje."
Haar oogen schenen nog grooter te worden en
twee tranen gleden langs haar wangen omlaag.
Bevend stak zij haar hand uit, waarin zij haar wapen
hield en liet dat eensklaps op den grond vallen. Toen,
met een plotselinge beweging wierp zij ook haar
schild neer, bleef staan en zei met trillende stem,
maar toch vastberaden: Ik ga niet."
Een der helpers van den aedilus, die den troep
volgde, kwam naar voren en haar vlak in het gelaat
ziende, snauwde hij haar toe: Geen onzin hier. Raap
op, onmiddellijk."
Ze bukte zich, greep haar dolk weer en vroeg toen
den man met iets dreigends in haar blik: Wat wilt
gij eigenlijk van mij? Wilt gij mij soms bevelen?"
118
Via triumphalis
De aanslag
119
120
Via triumphalis
De aanslag
121
122
Via triumphalis
De aanslag
123
124
Via triumphalis
De aanslag
125
126
Via triumphalis
ik
ik bedoelde het niet zoo," hakkelde hij langzaam. Maar eh
waarom maakt ge u over haar
bezorgd?"
Omdat ik u niet vertrouw, begrijpt ge. Wie zegt mij,
dat haar straks misschien geen leed zal geschieden
en dat zij niet weer in de arena zal moeten strijden ?"
O, neen, dat hoeft ze niet," haastte Terentius
zich te verzekeren.
Kunt ge mij dat beloven?"
Natuurlijk. Valerius Pansa laat mij de vrije beschikking over zijn gladiatoren en dus ook over de
vrouwen. Ik heb het recht haar te straffen, haar te
dooden desnoods, maar ook haar te beloonen en
haar de vrijheid te geven."
En zijt gij van zins haar die te schenken?"
Als gij er prijs op stelt, ja."
Natuurlijk. Ik zal geen voet verzetten, wanneer
ge daartoe niet onmiddellijk het bevel geeft."
Dan moet ik wel. Ik zal dadelijk maatregelen
nemen."
De aedilus trad naar de deur en riep een man aan,
die juist passeerde. Wolf hoorde hem fluisterend
eenige bevelen geven en zag dat de ander zich snel
verwijderde.
Is 't in orde?" vroeg hij nog eens, toen Terentius
zich weer naar hem keerde.
De aanslag
127
128
Via triumphalis
De aanslag
129
Via triumphalis
HOOFDSTUK VIII.
D E V I A APPIA.
De Via Appia
131
132
Via triumphalis
De Via Appia
133.
134
Via triumphalis
De Via Appia
135
136
Via triumphalis
De Via Appia
137
En meteen ontdekte hij, waarop die man zijn aandacht had willen vestigen. Hij werd gevolgd door
vier, vijf r u i t e r s . . . .
Wat wilden die mannen? Waarom reden zij in
een zelfden razenden galop als hij ? Wat waren het
voor ruiters? Soldaten?
Ja zeker, het waren soldaten. Hij zag het glinsteren
van hun wapenrusting in het zonlicht. Maar wat
Nu was hij op de brug over de Liris. Verder maar,
verder.
Ah . . . . !
Met een geweldigen zwaai vloog hij over den kop
van zijn paard en plofte op den harden straatweg.
Even bleef hij liggen, roerloos, toen sloeg hij zijn
oogen weer op. En onmiddellijk begreep hij de
situatie. Zijn paard was gestruikeld. Gelukkig, het
had zich zelf alweer opgericht, het was niet gewond,
het had niets gebroken.
En hij zelf? Zijn handen en knien waren geschaafd,
zij bloedden en zijn been stak ontzettend. Maar gebroken, neen, dat was het toch niet.
Hij greep zich vast aan de steenen leuning van de
brug, hij trok zich moeizaam op en strompelde naar
zijn rijdier toe.
Maar de vijf mannen, die hem gevolgd waren,
hadden hem intusschen ook bereikt.
138
Via triumphalis
Nu zou blijken, waarom zij achter hem aangekomen waren, of zij iets van hem begeerden of
slechts, evenals hij, een opdracht in Rome te vervullen hadden, die evenals de zijne, den grootsten
spoed had.
Lang duurde de onzekerheid niet. De mannen
sprongen van hun paarden en kwamen op hem af.
Met den rug tegen de brugleuning wachtte hij hen.
Den brief aan Alienus hield hij achter zich.
Een der mannen had zijn paard gegrepen. De vier
anderen omringden hen. Eginhart herkende een
hunner. Het was de man, die zooeven in Capua aan
Lepidus Vulfo de boodschap gebracht had, dat Wolf
nog niet aan de beurt was.
Eginhart wendde zich daarom tot hem. Wat wilt
ge van mij?" vroeg hij.
Den brief aan Alienus," was het korte, maar
duidelijke antwoord.
Ik geef niets af," zei Eginhart beslist. Geef mij
mijn paard en laat mij verder gaan."
Neen, geef ons den brief."
Zeker niet."
Gij moet!"
Wie heeft mij te bevelen?"
Ik."
En als ik niet wil?"
De Via Apvia
139
140
Via triumphalis
De Via Appia
141
142
Via triumphalis
De Via Appia
143
144
Via triumphalis
De Via Appia
145
IQ
146
Via triumphalis
De Via Appia
147
148
Via triumphalis
Aangenomen echter, dat dit over enkele uren geschieden zou. Dan moest hij toch over een paard
kunnen beschikken. Een renpaard, gelijk hij zooeven
gehad had. Zou hij dat in Minturnae kunnen huren of
koopen? Hij had nog wat geld en dan had hij nog
den ring van den keizer, die meer waard was dan
drie van de beste renpaarden.
Zoo dacht hij en dat beteekende tevens handelen.
Moeizaam, heel moeizaam richtte hij zich geheel op.
Hij stond. Hij deed een stap. Ja, dat ging. Nog een.
Ja. Weer een stap.
Zoo met zijn linkerhand leunende op de steenen
van den muur langs de Via Appia bewoog hij zich
voort, strompelend en struikelend. Nu was hij weer
op de brug.
Daar waren nog de sporen van de worsteling te
zien, die hij met zijn vervolgers gehad had. Zijn vervolgers. De herinnering aan hen deed hem onwillekeurig omzien. Klonk daar niet weer de hoefslag van
een paard? Ja, daar was geen twijfel aan. Daar naderde
een ruiter in ijlende vaart.
Op het zien van die naderende figuur flitste
Eginhart plots een gedachte door het hoofd. Daar
was een paard. Dat beteekende, daar was de mogelijkheid om Capua binnen enkele uren te bereiken.
Wie gaf hem de verzekering, dat hij in Minturnae
De Via Appia
149
HOOFDSTUK IX.
VERTWIJFELING.
Vertwijfeling
151
152
Via triumphalis
Vertwijfeling
153
154
V/a triumphalis
Vertwijfeling
155
156
Via triumphalis
Vertwijfeling
157
158
Via triumphalis
Vertwijfeling
159
160
V/a triumphalis
161
Vertwijfeling
162
V/a triumphalis
Vertwijfeling
163
164
Via triumphalis
Vertwijfeling
165
166
Via triumphalis
Vertwijfeling
167
168
Via triumphalis
Vertwijfeling
169
170
V/a triumphalis
HOOFDSTUK X .
VIA TRIUMPHALIS.
172
Via triumphalis
V/a triumphalis
173
174
Via triumphalis
Via triumphalis
175
176
Via triumphalis
Via triumphalis
177
12
178
Vla triumphalis
Via triumphalis
179
180
Via triumphalis
Vla triumphalis
181
Hij keek omhoog en ontwaarde in den steenen zijwand hoog buiten zijn bereik een opening. Dat
was de verklaring van het geheim. Dat gat stond
natuurlijk in verband met een andere cel, met een gang
of een kamer en aan gene zijde van den muur stond
ongetwijfeld een vrouw, die hem die woorden had
toegeroepen. Zou hij haar niet antwoorden? Zeker
zou hij datl
Wat wenscht ge van mij?" riep hij dus terug. En
wie zijt gij ?"
Ik ben Lucretia," zeide de stem, een discipelin
des Heeren."
Lucretia
? Maar zoo heette immers die vrouw,
die niet in de arena had willen vechten en die door
hem beschermd was? Had dan de aedilus zijn woord
gebroken en haar toch gevangen gezet?
Er trilde verontwaardiging in zijn stem, toen hij
haar vroeg: Zijt gij Lucretia, die niet in den circus
wildet strijden?"
Ja," klonk het van omhoog.
Zijt gij nu vrij?"
Neen, ik ben gevangen, net als gij. Alleen zal
ik mij niet met pijlen tegen den leeuw kunnen verdedigen."
Wat bedoelt ge? W i l men u dan ook in de arena
werpen ?"
182
Via triumphalis
Zeker."
Maar
De aedilus heeft mij beloofd u vrij te
zullen laten."
Dan is hij zijn belofte niet nagekomen."
Bah, bah!" Tweemaal spuwde Wolf op den grond
om uiting te geven aan zijn verontwaardiging. Toen
perste hij het er eindelijk met moeite uit:
O, wat een ellendeling. Als hij nog eenmaal hier
komt, dan sla ik
"
Doe hem geen kwaad. In het aangezicht van den
dood moeten wij aan andere dingen denken. Veel
beter ware het, indien ge voor hem zoudt willen
bidden . . . . "
Rustig klonken haar woorden, maar ruw onderbrak Wolf:
Wat bidden! Den vloek des hemels over hem afroepen, dat moesten gij en ik."
Dat deed mijn Heiland toch ook niet."
Uw Heiland? O ja, ge zijt Christin."
Gij niet?"
Neen, ik ben Germaan."
Maar dat beteekent toch niet, dat ge geen Christen
kunt zijn?"
Dat weet ik niet."
O, mijn onbekende broeder. Laat ik u dan zeggen,
wat ik ten huize van een onzer broeders in Rome
Via triumphalis
183
184
Via triumphalis
Via triumphalis
185
186
Via triumphalis
Via triumphalis
187
188
Via triumphalis
Via triumphalis
189
190
Via triumphalis
Via triumphalis
191
192
Via triumphalis
Via triumphalis
193
194
V/a triumphalis
sprong en
viel. Juist in het hart had Wolfs pijl
hem geraakt.
Maar intusschen was de leeuw ook naderbij gekomen. Wolf, die nu ontslagen was van een vijand,
wachtte den volgenden schijnbaar kalm af. Toch
begreep hij, dat hij nu een tegenstander had, gevaarlijker dan een der voorgaande. Deze kon wel
eens sterker blijken, behendiger in zijn bewegingen
en moeilijker te treffen en dan
Een luid brullen was de zekerheid, dat het dan
voorbij zou kunnen zijn. Voorbij Caesar Vespasianus,
voorbij Rome, voorbij Livia.
Gebeurde daar iets in de loge van den keizer? Het
was Wolf, alsof daar een opschudding was ontstaan, alsof mannen haastig heen en weer liepen en
de keizer en velen met hem waren opgesprongen.
Wat mocht dat zijn?
Hij had geen tijd om zich te verwonderen. De
leeuw was opnieuw enkele sprongen vooruit gekomen en stond nu vlak voor zijn slachtoffer. En op
datzelfde oogenblik werden meer deuren opengetrokken en wolven, jakhalzen, panters en hyena's
renden als razenden het strijdperk binnen.
Daartegen was standhouden onmogelijk! Maar als
hij sterven moest, dan zou de leeuw met hem sterven.
Daar flitste de eerste pijl, die het dier in den schouder
Via triumphalis
195
trof. Razend van pijn verhief het zich op de achterpooten. Weer snorde een pijl, die in de zijde bleef
zitten. Maar toen deed het monster zijn sprong. Een
derde pijl, nu in de borst, deed hem de pooten even
intrekken en met een plof neerkomen voor de voeten
van Wolf. Even scheen het dier versuft en luid
huilend en jankend kwamen de andere dieren aangedraafd.
Wolf bukte zich. Een pijl als dolk gebruikend stak
hij den gevallen leeuw drie-, viermaal in het hart,
nog even een kort gerochel. Toen
Een jakhals
was Wolf op den schouder gesprongen. Met een
geweldigen ruk scheurde hij het dier van zich af en
slingerde het tegen den grond. Het bloed gutste
hem uit twee breede wonden langs den arm en hij
voelde zijn kracht wegstroomen. En overal naderden
nu de andere dieren.
Maar wat gebeurde er toch? Gleed daar een man
over de balustrade van de keizersloge en sprong
hij niet in het strijdperk? En volgde er niet nog een
en nog een ? Zag hij niet iemand, die met zijn zwaard
een der wolven den kop spleet en naderden daar
niet een paar slaven? Wat was dat toch? Wat werd
alles rood en wat was dat warme gevoel toch langs
zijn arm ? En dat gehuil en geloei en geschreeuw, wat
beteekende dat? Wat, waarom
?
196
Via triumphalis
Vla triumphalis
197
Aan zijn eene zijde knielde Livia en zag hem onbewegelijk in het lieve gelaat. Hij hield haar hand vast
omkneld en liet de andere hand zegenend rusten op
het hoofd van Eginhart, die aan de linkerzijde van
zijn rustbed op de knien gezonken was. Cerealis en
de arts stonden aan het hoofdeinde, stil en met
gebogen hoofd.
In de deuropening werd geritsel en het geluid van
stemmen vernomen.
Bijna onhoorbaar trad een breedgeschouderd man
in purperen toga het vertrek binnen.
Even scheen Cerealis te schrikken. Toen gleed een
glimlach van begrijpen over zijn gelaat.
De binnengetredene was tot vlak achter Livia genaderd. Toen nam hij den lauwerkrans, die hem op
de slapen lag en zette dien op het hoofd van den
centurio. En even rustig als hij gekomen was, verdween hij weer. Nog even stond hij bij den uitgang
stil en zijn mondhoeken trilden bijna onmerkbaar.
Toen ging hij hoofdschuddend naar buiten.
Wolf sloeg de oogen op en tastte met de eene
hand naar zijn voorhoofd.
Even kwam een blos op zijn gelaat en een glimlach
speelde om zijn lippen.
Dat is een lauwerkrans, nietwaar Cerealis?" vroeg
hij zacht.
198
Via triumphalis
Vla triumphalis
199
I N H O U D.
Hoofdst.
B l a d z
l Wolf en Eginhart
. t
17
III. Rome
4 1
IV. De samenzwering
64
IX. Vertwijfeling
X. Via triumphalis
82
9 3
VII. De aanslag
VIII. De Via Appia
H2
.
130
I
5 0
171
mam