Documentos de Académico
Documentos de Profesional
Documentos de Cultura
3 Toezicht 14
3.1 DNB 15
3.2 AFM 16
4 Solidariteit en risicodeling 18
4.1 Solidariteit 19
4.2 Risicodeling 19
4.3 Accountancyregels 20
5 Verschillende pensioenovereenkomsten 22
5.1 DB-regelingen 23
5.2 DC-regelingen 24
5.3 CDC-regelingen 24
6 Diversen 26
6.1 Medezeggenschap 27
6.2 Vergrijzing 27
6.3 Belasting 28
6.4 Verbod op afkoop 29
6.5 Waardeoverdacht 29
6.6 Gelijke behandeling 29
1 Inleiding
Het Nederlandse pensioensysteem
Nederland heeft een uniek pensioenstelsel. Het systeem bestaat uit drie pijlers: de
overheidsvoorziening AOW, de aanvullende collectieve pensioenen en de individu-
ele verzekering die mensen zelf treffen. Samen bepalen deze pijlers de hoogte van
het pensioen dat iemand ontvangt na beëindiging van de loopbaan. Het stelsel
kenmerkt zich door collectiviteit, risicodeling en efficiënte uitvoering. De AOW-
uitkering voor degenen die 65 jaar of ouder zijn wordt betaald uit premies van
degenen die jonger zijn dan 65 jaar (AOW via omslag). Collectief pensioen bouwt
men op tijdens dienstverband (pensioen via kapitaaldekking).
De pensioensystemen verschillen van land tot land. De ene kant van het spectrum
wordt gevormd door landen met een puur omslagstelsel, waarbij de huidige
pensioenen volledig worden opgebracht door de beroepsbevolking. Aan de andere
kant staan de landen waar de inwoners individueel sparen voor hun pensioen,
waarbij de hoogte van het pensioen met name bepaald wordt door de beleggings-
opbrengsten. Er zijn echter allerlei tussenvormen mogelijk, en Nederland heeft zo’n
tussenvorm. Voor de Europese discussie is het van belang dat de voor- en nadelen
van de verschillende systemen besproken kunnen worden. Daarom dit overzicht
van de belangrijkste aspecten van het Nederlandse pensioensysteem.
Nederland:
uniek penssioen s telsel
7
2 De drie pijlers
van het Nederlandse
pensioenstelsel
Het Nederlandse pensioensysteem
De eerste pijler wordt gefinancierd door middel van een omslagstelsel. Omslag
houdt in dat de beroepsbevolking de kosten van de AOW betaalt van de huidige
65-plussers. Die kosten worden geheven via premies over het loon of de uitkering.
Gepensioneerden betalen geen AOW-premie. Daarnaast wordt de AOW voor een
deel uit algemene middelen van de overheid betaald. Indirect betaalt iedereen,
werkenden èn gepensioneerden, daardoor mee aan de stijgende AOW-uitgaven.
9
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
Pensioenfondsen hebben geen winstoogmerk. Het zijn stichtingen die als zelfstan-
dige juridische entiteit geen onderdeel uitmaken van een bedrijf. Financiële
problemen bij een bedrijf hebben daarom geen directe gevolgen voor de financiën
van een pensioenfonds.
10
Het Nederlandse pensioensysteem
Verplichtstelling
Er bestaat in Nederland geen pensioenplicht. Sociale partners mogen zelf bepalen
of zij een pensioenregeling aanbieden. Meer dan 90% van de werknemers heeft
desondanks een pensioenregeling via zijn werkgever. De overheid kan een pen-
sioenregeling voor een gehele bedrijfstak of beroepsgroep verplicht stellen als
daar voldoende draagvlak voor is.
In die gevallen kan de werkgever dus niet zelf beslissen om al dan niet een pen-
sioenregeling aan te bieden.
De verplichtstelling verzekert bedrijfstakpensioenfondsen van schaalgrootte,
waardoor de regeling kostenefficiënt kan worden uitgevoerd. Bovendien zorgt de
verplichtstelling voor een goede pensioenvoorziening voor alle werknemers en
voorkomt het concurrentie op de hoogte van het loon, ten koste van een pensioen-
voorziening. De overheid wil met verplichte deelname zorgen voor onderlinge
solidariteit. Werknemers kunnen bovendien binnen de bedrijfstak eenvoudig van
baan wisselen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun pensioen.
Ondernemingen die niet onder een verplichtstelling vallen kunnen de pensioen-
regeling onderbrengen bij een eigen ondernemingspensioenfonds of bij een
verzekeraar.
11
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
Het totaal aan vermogen dat door de pensioenfondsen wordt beheerd is ca.
700 miljard euro (ultimo 2008). Ter vergelijking, het Nederlands Bruto Nationaal
Product over 2008 was ca. 600 miljard euro.
1
Steenbeek, O., S.G. van der Lecq (ed.) Kosten en baten van collectieve pensioensystemen, hoofddorp 2006
12
Het Nederlandse pensioensysteem
Pensioenfondsen hebben
geen winsttoog merk
13
3 Toezicht
Het Nederlandse pensioensysteem
3.1 DNB
De Nederlandsche Bank (DNB) kijkt naar de financiële positie van de pensioenuit-
voerders. DNB beoordeelt of de pensioenuitvoerders financieel gezond zijn en ook
in de toekomst aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Ook het materieel toezicht,
dus het toezicht op de eisen aan pensioenuitvoerders, wordt uitgevoerd door DNB.
De Nederlandsche Bank (DNB) houdt toezicht op het pensioenfonds en niet op de
uitvoeringsorganisatie. Het pensioenfonds is eindverantwoordelijk voor de
uitvoering van de pensioenregeling, ook al vinden de dagelijkse werkzaamheden
plaats bij de uitvoeringsorganisatie.
Financieel Toetsingskader
Een pensioenfonds moet altijd voldoende geld in kas hebben om de pensioenen te
kunnen betalen. De overheid heeft in het financieel toetsingskader (FTK) van de
Pensioenwet eisen opgesteld voor de financiële positie van een pensioenfonds. De
financiële positie van een pensioenfonds wordt uitgedrukt door de dekkingsgraad,
die de verhouding weergeeft tussen het vermogen van het fonds en de in de
toekomst uit te betalen pensioenen (pensioenverplichtingen).
De minimale dekkingsgraad bedraagt 105%. Dat wil zeggen dat het vermogen 105%
bedraagt van de verplichtingen. Daarnaast dient een pensioenfonds buffers (eigen
vermogen) aan te houden om financiële tegenvallers op te vangen. De hoogte van
deze buffers hangt van een groot aantal factoren af, maar voor een gemiddeld
pensioenfonds bedraagt de vereiste dekkingsgraad incl. de vereiste buffers ca.
125%. Hoe risicovoller een pensioenfonds belegt en hoe hoger de gemiddelde
leeftijd in het fonds, hoe hoger de buffervereisten. Zowel het vermogen als de
verplichtingen worden op marktwaarde gewaardeerd.
15
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
Herstelplan
Als er sprake is van onderdekking (onder 105%), dient het fonds een herstelplan in
te dienen bij DNB. Binnen 3 jaar moet de dekkingsgraad weer 105% bedragen.
Vervolgens heeft een fonds in totaal 15 jaar de tijd om de vereiste buffers weer op
te bouwen. In uitzonderlijke gevallen kan de hersteltermijn van 3 jaar worden
verlengd. Recent is dat gebeurd (verlenging naar 5 jaar) naar aanleiding van de
problemen samenhangend met de kredietcrisis.
3.2 AFM
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) let op het gedrag van pensioenuitvoerders,
met name op het gebied van de informatieverplichtingen aan deelnemers. Ook
wordt door de AFM toegezien op de zorgplicht; pensioenuitvoerders die pensioen-
producten met beleggingsvrijheid aanbieden, dienen hun (voormalige) deelnemers
daadwerkelijk te ondersteunen bij het zelf beleggen.
Informatieverplichtingen
De Pensioenwet verplicht pensioenuitvoerders om de mensen voor wie zij het
pensioen beheren of aan wie zij uitkeringen doen, goed te informeren over hun
pensioenrechten. Dat helpt mensen om goed na te denken over hun financiële
situatie en de juiste keuzes te maken voor hun oudedagsvoorziening. Dat kan zinvol
zijn als mensen van mening zijn dat zij na hun pensionering onvoldoende inkomen
hebben om van te leven, eerder willen stoppen met werken of een tijdje naar het
buitenland willen. Dan kunnen zij er bewust voor kiezen om zelf voor een aanvulling
op het inkomen uit de eerste en tweede pijler te zorgen.
16
Het Nederlandse pensioensysteem
Scherp toezicht op
financiën en ged rag
17
4 Solidariteit en risicodeling
Het Nederlandse pensioensysteem
4.1 Solidariteit
In het Nederlandse collectieve stelsel van aanvullende pensioenen bouwt een
deelnemer ieder jaar een vast percentage van het loon op als toekomstige
pensioenaanspraak. Alle deelnemers betalen hiervoor dezelfde premie aan het
pensioenfonds. Er wordt dus bij het bepalen van de premiehoogte geen rekening
gehouden met individuele verschillen zoals leeftijd, geslacht, gezondheid en
inkomen. Op deze manier is er sprake van solidariteit tussen groepen deelnemers.
Immers, een door een jongere ingelegde premie rendeert veel langer dan een door
een oudere ingelegde premie, maar toch bouwen zij voor dezelfde premie allebei
dezelfde pensioenrechten op. Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen maar
toch betalen zij geen hogere premie dan mannen. Ook medische keuringen bij
aanvang deelname aan de pensioenregeling zijn niet toegestaan.
4.2 Risicodeling
Het overgrote deel van de Nederlandse DB (Defined Benefit) pensioenregelingen is
geen zuivere DB regeling, maar een hybride regeling. Dit betekent dat wanneer het
fonds in financiële problemen komt, alle partijen hun bijdrage leven aan het herstel.
Het gaat hierbij om de werkgever, de werknemer en de gepensioneerde.
> De pensioenpremie kan worden verhoogd. Hierdoor stijgen de loonkosten van
de werkgever en houdt de werknemer minder netto salaris over. Het is ook
mogelijk dat de werkgever zichzelf verplicht tot bijstorting van extra premie.
> De indexatie kan beperkt worden. In de meeste pensioenregelingen is op-
genomen dat de indexatie voorwaardelijk is. Elk jaar beslist het bestuur van
het pensioenfonds of de financiële positie van het fonds de indexering van
pensioenen en opgebouwde rechten mogelijk maakt. In geïndexeerde middel-
loonregelingen raakt beperking van de indexatie zowel de gepensioneerden als
deelnemers en slapers.
> Als uiterste middel kunnen pensioenrechten worden gekort. Korting vindt
plaats voorzover dit nodig is voor het herstel van het fonds (tot 105%).
Zowel de hoogte van de premie als de mate van indexatie is bij veel pensioenrege-
lingen afhankelijk van de dekkingsgraad. Hierdoor is sprake van intergenerationele
risicodeling bij pensioenfondsen. Daarnaast wordt bij het bepalen van de beleg-
gingsmix gezocht naar een goede balans tussen enerzijds de behoefte van gepen-
sioneerden aan zekerheid en anderzijds de behoefte van jongeren aan de mogelijk-
heid om een adequaat rendement te behalen.
19
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
4.3 Accountancyregels
In tijden van economische tegenspoed, als de dekkingsgraad minder is dan 105%,
wordt een offer gevraagd van zowel de werkgever, de werknemer als de gepensio-
neerde. De accountancyregels voor Nederlandse niet-beursgenoteerde bedrijven
houden hier rekening mee. De hoogte van de pensioenverplichting op hun balans
hangt af van het contract dat ze met het pensioenfonds hebben gesloten. Risico’s
die door de onderneming worden gelopen moeten (in de mate waarin de risico’s
worden gelopen) ook op de balans van de onderneming tot uitdrukking komen.
De verplichting van de onderneming kan contractueel worden beperkt tot alleen
betaling van de premie. Op de balans van de onderneming behoeft dan op grond
van de Nederlandse regels (RJ271) geen aanvullende pensioenverplichting te
worden opgenomen. Dit in tegenstelling tot de internationale accountancyregels,
vastgelegd in IAS19, waarbij beursgenoteerde ondernemingen met een eigen
ondernemingspensioenfonds de totale pensioenverplichtingen in de jaarrekening
van de onderneming moeten opnemen, ook al worden de risico’s gedeeld tussen
deelnemers, gewezen deelnemers en de werkgever.
20
Het Nederlandse pensioensysteem
Grote solidariteit
door doorsneep
prem
mies
21
5 Verschillende
pensioenovereenkomsten
Het Nederlandse pensioensysteem
5.1 DB-regelingen
Er bestaan verschillende vormen van pensioenregelingen. Het meest voorkomend
zijn zogenaamde “salaris-diensttijdregelingen”, ook wel defined benefit regelingen
(DB) genoemd. Daarbij is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het aantal
jaren dat is gewerkt.
DB-regelingen kunnen worden uitgesplitst in eindloonregelingen en middelloon-
regelingen. Het overgrote deel van de pensioenregelingen bestaat in Nederland uit
DB-regelingen. De laatste jaren is het grootste deel van de pensioenregelingen
omgezet van eindloon naar middelloon. Ultimo 2008 had nog slechts 1% van de
actieven een eindloonregeling, 87% een middelloonregeling en 5% een DC-regeling
(zie hierna). De overige regelingen zijn een mengvorm van verschillende typen
regelingen.
23
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
5.2 DC-regelingen
Naast defined benefit regelingen bestaan er defined contribution (DC) regelingen,
waarbij de hoogte van het pensioen afhankelijk is van de tijdens de opbouwfase
betaalde premies en het rendement dat daar op is behaald. Individueel DC komt in
Nederland relatief weinig voor. Het kapitaal moet uiterlijk bij pensionering
omgezet worden in een periodieke uitkering. Zowel het risico ten aanzien van de
beleggingen als het renterisico (het risico dat het tarief voor de inkoop van
pensioenuitkeringen wijzigt) ligt in beginsel bij de werknemer.
Het is ook mogelijk dat een pensioenregeling een combinatie is van bovengenoem-
de systemen. Iemand kan bijvoorbeeld een ouderdomspensioen hebben dat bestaat
uit een combinatie van een DB-regeling (tot een bepaalde inkomensgrens) met een
stuk DC voor het salaris boven die grens.
5.3 CDC-regelingen
Naast DB- en DC-regelingen bestaan er in Nederland ook hybride regelingen,
zogenaamde Collectief Defined Contribution (CDC) pensioenregelingen. Hierbij
wordt de hoogte van het pensioen gebaseerd op salaris en deelnemersjaren, alsof
het een DB-regeling betreft. De premie ligt echter voor een groot aantal jaren vast.
Blijkt de premie achteraf niet voldoende, dan zal de pensioenuitkering lager zijn
dan aanvankelijk beoogd. CDC-regeling combineren een beperkt risico voor
fluctuerende pensioenverplichtingen voor de werkgever met de voordelen van een
collectief pensioensysteem.
24
Het Nederlandse pensioensysteem
25
6 Diversen
Het Nederlandse pensioensysteem
6.1 Medezeggenschap
Ook de bestuurlijke organisatie van een fonds is vastgelegd in de Pensioenwet.
> Het bestuur moet voor de helft uit werkgeversvertegenwoordigers bestaan,
en voor de helft uit werknemersvertegenwoordigers. Het bestuur dient de
belangen van alle stakeholders te behartigen, dus zowel actieve deelnemers en
de werkgever, als gepensioneerden en gewezen deelnemers.
> Een bedrijfstakpensioenfonds heeft een deelnemersraad. Hierin zijn de werk-
nemers en gepensioneerden naar rato vertegenwoordigd. De deelnemersraad
adviseert het bestuur over alle belangrijke bestuursaangelegenheden. Voor een
ondernemingspensioenfonds of beroepspensioenfonds is een deelnemersraad
niet verplicht. Bij een ondernemingspensioenfonds moeten de gepensioneer-
den rechtstreeks in het bestuur vertegenwoordigd zijn als er geen deelnemers-
raad is
> Het bestuur dient intern toezicht in te stellen, dat periodiek beoordeelt of de
bestuurlijke processen en de aansturing van het fonds goed verlopen.
> Het bestuur dient verantwoording af te leggen aan een verantwoordingsor-
gaan dat bestaat uit vertegenwoordigers van alle stakeholders, werkgevers,
werknemers en gepensioneerden.
6.2 Vergrijzing
De wettelijke pensioenleeftijd is op dit moment 65 jaar. Sinds enige jaren worden
de betaalde premies voor pensionering vóór 65 jaar niet meer fiscaal ondersteund.
Het is mogelijk om eerder te stoppen met werken dan met 65 jaar, maar dan wel
voor eigen rekening: wil men het ouderdomspensioen eerder laten ingaan dan
wordt het pensioen een stuk lager, omdat er langer moet worden rondgekomen van
het opgebouwde pensioenkapitaal.
27
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
Het is ook mogelijk om langer door te werken en later met pensioen te gaan.
Wettelijke belemmeringen voor doorwerken na 65 jaar worden de laatste jaren
opgeheven. Bij uitstel van de pensionering doen zich de omgekeerde effecten van
vervroegde pensionering voor. Het ‘levert geld op’. Door meer dienstjaren te
maken, wordt er meer pensioen opgebouwd. De pensioenuitkering hoeft pas later
in te gaan, waardoor het pensioen hoger uitpakt. Globaal wordt ervan uitgegaan
dat voor elk jaar dat de pensioendatum wordt uitgesteld circa 9% meer pensioen
wordt verkregen. Uitstel van de pensioendatum kan dus heel snel tot een behoor-
lijke pensioenverhoging leiden en een aantrekkelijke manier zijn om een
eventueel pensioentekort op te lossen.
6.3 Belasting
De opbouw van pensioen wordt in Nederland via de belastingregelgeving gestimu-
leerd. Over pensioenpremies wordt geen belasting geheven. Ook de aangroei van
pensioenrechten door de beleggingsresultaten van de pensioenfondsen blijft
onbelast. Pas bij de ontvangst van de pensioenuitkering wordt daarover belasting
geheven (omkeerregel). Dit belastinguitstel is extra aantrekkelijk als het belasting-
tarief over de toekomstige pensioenuitkering lager is dan het belastingtarief dat
geldt voor het huidige inkomen. Deze fiscale begunstiging heeft er mede toe geleid
dat in Nederland meer dan 90% van de werknemers een aanvullend pensioen heeft.
De pensioenfaciliteit ondersteunt het maatschappelijke besef dat het gewenst is in
de actieve periode voorzieningen voor later te treffen.
28
Het Nederlandse pensioensysteem
6.5 Waardeoverdracht
Mensen die van baan veranderen kunnen het al opgebouwde pensioen meenemen
naar het pensioenfonds van hun nieuwe werkgever. Mensen die veel van baan
veranderen krijgen anders te maken met pensioenpotjes bij verschillende pensioen-
uitvoerders. Mensen zijn niet verplicht hun opgebouwde pensioen mee te nemen
naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever. Zij kunnen het ook achterla-
ten bij de uitvoerder van de oude werkgever (slapende pensioenrechten). Slapende
pensioenrechten dienen op dezelfde manier te worden geïndexeerd als de rechten
van gepensioneerden.
Grote solidariteit
door door snee premie s
29
Een overzicht van de belangrijkste aspecten
Notities
30
Sibylle J.M. Reichert
Representative of the Dutch Pension
Fund Organisations
Scepterstraat 63a
B-1050 Brussels
Belgium
Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen