KLAS 1A STAGESCHOOL x STAGEBEGELEIDER x STAGEGROEP 8b DATUM x VAK / ONDERWERP Muziek
VOORBEREIDING Omcirkelen: Dit is een leerkracht/ gedeeltelijk leerkracht-gedeeltelijk leerling/ leerling gestuurde les. Dit is een zelfontworpen / methode / combinatie les. DOELEN VOOR DE LEERLINGEN DOEL(EN) + Welk type doel; kennis en inzicht, vaardigheid of attitude gerelateerd? + Wat moet deze les opleveren (product, specifiek en meetbaar)? + Welk gedrag wil ik oproepen/ wat moeten de ll tijdens de les oefenen of ervaren (procesdoel)? Voor het onderstaande doel komt het type vaardigheid aan de orde. Aan het einde van muziekles kunne de kinderen zelfstandig het Gooi- en scheldlied zingen.
Het gaat erbij de muziekles om dat de kinderen het Gooi- en scheldlied zelfstandig kunnen zingen. Dit houdt dus in dat ik niet mee zing en dat zij het zelf zingen.
De kinderen oefenen met zingen. De kinderen oefenen met het inzetten.
LESSPECIFIEKE BEGINSITUATIE KENNIS / VAARDIGHEDEN + Wat weten en/of kunnen de leerlingen al? + Van welke vakspecifieke theorie, didactiek, leerlijnen maak ik gebruik?
De kinderen kunnen zingen (zij hebben dit al vaker gedaan). De kinderen weten wat zingen is. Ik maak gebruik van het boek Eigenwijs , waaruit ik het liedje voor deze les gehaald heb. ONDERWIJSBEHOEFTEN + Wat zijn de pedagogische en didactische onderwijsbehoeften van de groep? +Indien van toepassing: Wat zijn specifieke individuele onderwijsbehoeften?
De pedagogische onderwijsbehoeften gaan over de regels en de afspraken tijdens het luisteren naar de muziekstukken en tijdens het luisteren naar elkaar. De didactische onderwijsbehoeften gaan over de inhoud van de muziekles. De opbouw en de uitleg. In de groep zit een leerling en in verband met haar onzekerheid, is het belangrijk dat ik haar goed versta (alleen nodig, als zij iets wil zeggen). BELEVING + Op welke ervaringen kan ik aansluiten? + Actualiteit (leefwereld) + Betrokkenheid
Ik sluit aan bij de leefwereld van de kinderen, omdat de muziekles verbonden is met schelden als je boos bent. De kinderen zijn allemaal wel eens boos geweest en dit heeft misschien geleid tot schelden. MATERIALEN MATERIALEN + Wat moet ik klaarleggen, welke leermiddelen gebruik ik? + Op welke manier laat ik de materialen de lesinhoud ondersteunen. + Welke methoden, bronnen gebruik ik. (APA)?
Voor deze les heb ik het digibord nodig. Op het digibord komt de tekst te staan van het lied. Ook heb ik de door mij ingezongen versie klaar staan en de instrumentale versie. De tekst op het digibord is belangrijk, omdat de kinderen deze dan kunnen mee lezen. De ingezongen versie is belangrijk, omdat de kinderen dan kunnen luisteren hoe het liedje gaat. De instrumentale versie gebruiken de kinderen voor het zelfstandig zingen. Eigen-wijs, bladzijde 236 en 237 Liedbundel voor kinderen van 4-12 jaar Frans Haverkort, Rinze van der Lei en Lieuwe Noordam Tweede versie, tweede druk LESOPBOUW
TIJD -- Min ACTIVITEIT Wat doe ik? Wat doen de leerlingen? Vorm ISK INLEIDING + Verwachtingen / doelen duidelijk maken 5 min Voordat de les begint laat ik de tekst op het bord staan, maar laat hier en daar enkele woorden weg. Aan het begin van de les leg ik uit wat de bedoeling is en wat we gaan doen. Hierin maak ik ook duidelijk wat ik verwacht van ze en ik bespreek de regels .
KERN Houd rekening met: LESSTOF + Welke informatie komt aan bod, in welke volgorde en aan wie? + Hoe maak ik de lesstof toegankelijk en overzichtelijk? + Welke vragen stel ik en aan wie? + Heb ik goed voor ogen wat ik met deze les wil bereiken? + Pendelen tussen leerstof, leerling en leefwereld.
Als ik bovenstaande heb besproken met de kinderen, ga ik over tot een (muzikale) introductie. Ik vraag aan de kinderen: Wie scheldt er wel eens? Wanneer? Wat voel je als je kwaad bent? Na dit gesprek ga ik over tot het zingen van de scheldwoorden uit het refrein. Ik zing deze woorden een voor een en laat de leerlingen ze herhalen. Hier maak ik dus kort gebruik van de echotechniek. Dit doen we (ongeveer) drie keer. Daarna ga ik het hele liedje aanleren en maak ik gebruik van de weggeeftechniek. Ik laat de kinderen eerst luisteren naar de door mij ingezongen versie. Na het luisteren laat ik de kinderen de ontbrekende woorden bij de tekst die op het digibord staat invullen. Indien niet alle woorden ingevuld zijn, luisteren we nog een keer naar het lied. Hierna laat ik de kinderen eerst het refrein zingen, de tekst mogen zij er bij. Dit laat ik ze twee keer doen, maar bij de tweede keer gebeurt het zonder tekst. Na het zingen van het refrein, gaan we beginnen met het eerste couplet. De kinderen krijgen de tekst te zien en zingen mee. Dit gebeurt weer hetzelfde als het zingen van het refrein. De tweede keer is het dus zonder tekst. Dit herhaalt zich tot en met couplet drie.
WERKVORMEN + Welke werkvormen kies ik en voor wie? + Hoe zorg ik voor voldoende variatie in werkvormen? BEGELEIDING + Welke positieve kenmerken zijn er en hoe speel ik daar op in? + Hoe speel ik in op onderwijsbehoeften? + Hoe cluster ik de kinderen in groepen. + Hoe stimuleer ik de motivatie van leerlingen?
+ Hoe geef ik feedback aan leerlingen? GROEPS MANAGEMENT + Wat kan ik al voorzien en hoe reageer ik daarop + Beurtverdeling + Pakken en opruimen materialen + Regels, afspraken Ik kiesvoor verschillende werkvormen en op deze manier is er voldoende variatie. Er is een instructievorm, en interactievorm en een opdracht vorm.
De positieve kenmerken zijn dat de kinderen al vaker hebben gezongen.
Ik speel in op de onderwijsbehoeften door middel van afspraken te maken en te vertellen wat we gaan doen. Op die manier weten de kinderen wat er verwacht wordt van hen.
Ik stimuleer de kinderen door middel van het te hebben over een emotie (boos) en door het te hebben over schelden. Dat zijn beide dingen die veel voorkomen.
De leerlingen krijgen tussendoor feedback en aan het einde van de muziekles (als dat tenminste goed is gegaan).
Er zullen waarschijnlijk een paar kinderen in mijn groep zitten die te enthousiast worden met het schelden. Dit gebeurt dan door middel van door elkaar heen praten. Ik maak daar afspraken over en waarschuw deze kinderen indien nodig. De volgende afspraken wil ik graag maken: - Er wordt naar elkaar geluisterd en dat betekent dat als je niet de beurt hebt, je stil bent. - Er is geen goed of fout (tijdens het gesprek).
KLAAR / NIET KLAAR + Wat kan een leerling doen als hij klaar / niet klaar is?
N.V.T
AFSLUITING + Hoe bespreek ik de les na? + Hoe controleer ik of leerlingen de doelen hebben bereikt? + Hoe evalueer ik de les met de leerlingen?
Als afsluiting is het natuurlijk de bedoeling dat de kinderen het Gooi en scheldlied zelfstandig kunnen zingen. Dit gebeurt dan ook. Op die manier controleer ik meteen of mijn doel behaald is.
OVERGANG + Hoe zorg ik voor een overgang naar de volgende les?
Ik laat de kinderen de spullen voor de volgende les pakken.
EVALUATIE STUDENT
Heb ik mijn doelen bereikt? + Indien niet allemaal, dan per doel omschrijven wat je niet bereikt hebt wat daar een mogelijke oorzaak van is en wat je de volgende keer gaat doen om dat doel wel te bereiken?
EVALUATIE PRAKTIJKOPLEIDER
KIJKVRAAG PRAKTIJKOPLEIDER + Ik wil mijn praktijkopleider vragen om te kijken naar. - Hoe ik voor de groep sta. - Hoe ik kinderen aanspreek. - Hoe de opbouw en inhoud van de activiteit is. - Hoe de vragen zijn die ik stel aan de kinderen. Voor aanvang van de les aangeven door de student DOELEN LEERLINGEN + Zijn de doelen voor de leerlingen behaald? + Is het de student gelukt om het gedrag op te roepen dat de bedoeling was?
HANDELEN STUDENT + Werd de lesstof op een passende manier aangeboden? + Hoe verliepen de voorbereiding en organisatie van de activiteit? + Hoe was het contact met de leerlingen?