Está en la página 1de 34

DOMEIN MENS EN MAATSCHAPPIJ

Toets
Onderwijseenheid of deelkwalificatie Crebocode van de deelkwalificatie
en KSB-niveau

404 52859
409 52860
Naam van de toets
BPV-handboek kopklas SPW4 AB

Toetscode volgens PTA Toetsversie

BPV-kk nvt
Cohort Toetsduur

2008-2009 nvt
Aantal punten dat behaald kan worden Cesuur (aantal punten dat behaald
moet worden voor een voldoende)

nvt 100%
Aantal opgaven Aantal bladzijden, inclusief het voorblad

2 34
BPV 3
HANDBOEK

voor de student

voor de beroepsopleidende leerweg

Sociaal Pedagogisch Werker


Kwalificatieniveau 4

Activiteitenbegeleiding
Kopklas

Locaties: versie 4.4


Brasserskade 1 Professor Holwerdalaan 62 september 2008
2612 CA Delft 2672 LD Naaldwijk
Voorwoord

De beroepspraktijkvorming is, naast de theorie, een belangrijk onderdeel van de opleiding.


Tijdens deze periode(n) krijg je directe begeleiding van een stagebegeleider1 die je begeleidt,
je leert goed te functioneren binnen het team en de organisatie en die je in samenwerking
met de stagedocent beoordeelt.

Het handboek dat voor je ligt, is geschreven om duidelijk te maken aan welke eisen je moet
voldoen en hoe en op welke onderdelen je getoetst wordt.

INHOUDSOPGAVE

1. Eindtermen van de BPV ------------------------------------------------------------------- 3

2. Leren en beoordelen in de BPV --------------------------------------------------------- 4

3. De werkwijze en begeleiding in de BPV ----------------------------------------------- 6

KERNTAAK 1 ---------------------------------------------------------------------------------------- 9

KERNTAAK 2 ---------------------------------------------------------------------------------------- 19

Beoordelingsformulier beroepshouding-------------------------------------------------------- 25

BIJLAGEN--------------------------------------------------------------------------------------------- 29

Toets 402B werknemer zijn in een organisatie (het instellingsverslag)--------------- 29

BPV-overeenkomst -------------------------------------------------------------------------------- 32

1
Daar waar je stagebegeleider leest kun je ook werkbegeleider, praktijkbegeleider of praktijkopleider lezen.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 1


BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 2
1. De eindtermen van de BPV
Uit de lijst met eindtermen van de opleiding is een aantal eindtermen gehaald die terugkomen in de
BPV. In onderstaand overzicht wordt aangegeven aan welke doelen er wordt gewerkt tijdens de BPV.
Hierbij is gebruik gemaakt van de officiële terminologie die vermeld staat in het eindtermendocument
(uitgegeven door Calibris).

Eindterm Tax. code Omschrijving

404 Begeleiden SPW 4


404.02 P ci De student kan informatie verzamelen over een cliënt en cliëntsysteem.
404.03 R ci De student kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een
ondersteuningsplan.
404.04 P ci De student kan uitgaande van het ondersteuningsplan samen met andere
disciplines een bijdrage leveren aan het vaststellen van de begeleidingsvraag van
een cliënt.
404.05 R ci De student kan uitgaande van het ondersteuningsplan planmatig invulling geven
aan begeleidingsactiviteiten voor een cliënt(groep).
404.06 P ci De student kan een cliënt(groep) begeleiden bij een proces van veranderen.
404.08 P ci De student kan het functioneren van een cliënt in de eigen omgeving en of in
cliëntgroep optimaliseren.
404.10 P ci De student kan namens een cliënt(groep) de rol van contactpersoon uitoefenen.
404.11 R ci De student kan de uitvoering van de begeleiding in relatie tot het
ondersteuningsplan evalueren.
409 Activiteitenbegeleiding
409.01 P ci De student kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een
ondersteuningsplan voor de hulpvraag van een cliënt uit één van de
onderscheiden doelgroepen:
- cliënten van een seniorleeftijd
- cliënten met een handicap
- cliënten met psychogeriatrische problemen
- cliënten met somatische problemen
- cliënten met psychiatrische problemen
- cliënten in een situatie vanuit een justitiële maatregel
- cliënten met een combinatie aan problematieken
- cliënten uit een bijzondere doelgroep
409.02 P ci De student kan een plan opstellen voor het geven van begeleiding met behulp van
activiteiten aan een cliënt(groep).
409.03 Pc De student kan de keuze van activiteiten inhoud geven met behulp van
verschillende activiteiten (beeldend, muzikaal, dramatisch, beweging,
audiovisueel, arbeidsmatig/ambachtelijk, groen).
409.04 P ci De student kan de keuze van activiteiten, methoden, technieken, materialen en
middelen afstemmen op de cliënt(groep).
409.05 P ci De student kan de begeleiding met behulp van activiteiten afstemmen op diverse
doeleinden voor een cliënt(groep).
409.07 P ci De student kan bij een cliënt(groep) preventieactiviteiten uitvoeren.
409.08 P ci De student kan in de activiteitenbegeleiding integratie en afstemming stimuleren.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 3


2. Leren en beoordelen in de BPV

Inleiding
In je stage leer je veel, maar je moet uiteindelijk ook beoordeeld worden. Je wilt immers je diploma
halen. Daarom hebben we het in dit hoofdstuk over “leren en beoordelen”.

2.1 Kerntaken
Kerntaken zijn kenmerkende werkzaamheden en betekenisvolle onderdelen van het beroep
woonbegeleider. Kerntaken hebben altijd betrekking op een door de beroepsbeoefenaar te leveren
product, zorg of service.

Er zijn 2 kerntaken:
Kerntaak 1: Methodisch begeleiden van een individuele bewoner (404);
Kerntaak 2: Activiteitenbegeleiding (409);
Je mag in overleg met je stagebegeleider bepalen in welke volgorde je de kerntaken uitvoert.

2.2 De werkwijze van leren en beoordelen in de BPV


Leren en waarderen bestaat uit 3 fasen
Per kerntaak geldt de volgende werkwijze:

De oriëntatiefase
In de oriëntatiefase leer je de stageplek en de organisatie kennen. Je leert het dagelijkse werk kennen
door eerst met je stagebegeleider en je collega’s mee te lopen. Je kijkt hoe zij de werkzaamheden
uitvoeren en stelt vragen. Vervolgens ga je de werkzaamheden onder begeleiding zelf uitvoeren. Elke
week heb je een begeleidingsgesprek. Je schrijft om de 2 weken een reflectieverslag volgens de
STARR-methode (zie paragraaf 3.5).

Zodra je begeleider en jij besluiten dat je toe bent aan de volgende fase, dan bespreken jullie hoe je in
de oefenfase aan de slag gaat met de beroepsvaardigheden. Jullie maken samen een plan van
aanpak.
Neem samen met je stagebegeleider de lijsten door met de kerntaken en de beroepsvaardigheden:
• Kies uit aan welke kerntaak en beroepsvaardigheden je wilt gaan werken;
• Formuleer je leerdoelen (voor uitleg over leerdoelen zie blz. 7 en 8) met betrekking tot die
kerntaak. Zorg dat de leerdoelen passen bij de instelling;
• Zorg dat je een tijdpad maakt waarin staat welke activiteiten je wanneer en op welke manier gaat
verrichten om te komen tot het behalen van de beroepsvaardigheden.

De oefenfase
De oefenfase is je leerproces. Je oefent om steeds zelfstandiger te kunnen functioneren. In de
oriëntatiefase keek je vooral mee en werd je veel begeleid. In de oefenfase voer je onder afnemende
begeleiding steeds meer werkzaamheden zelfstandig uit. Je werkt vanuit het plan van aanpak, waarbij
je regelmatig controleert of het plan niet bijgesteld moet worden. In de oefenfase heb je 2-wekelijkse
begeleidingsgesprekken. Je schrijft nog steeds om de 2 weken een reflectieverslag volgens de
STARR-methode

Zodra je begeleider en jij besluiten dat je toe bent aan de volgende fase, dan wordt er samen met je
stagebegeleider en je stagedocent (coach) bekeken wanneer de toetsing zal plaatsvinden..

De toetsfase
In de toetsfase laat je tijdens een van te voren afgesproken periode (bijvoorbeeld een week) zien dat
je een kerntaak (of een deel daarvan) als beginnend beroepsbeoefenaar kunt uitvoeren. Je wordt
hierover beoordeeld door je stagebegeleider.

Je werkt zelfstandig en wordt dus niet meer begeleid. Je stagebegeleider vult de beoordelingslijst in
en beschrijft kort wat je hebt laten zien. Jij schrijft zelf een reflectieverslag (ook weer via de STARR-
methode) aan de hand van de criteria, waarin je door voorbeelden aantoont dat je de criteria hebt
behaald. De stagedocent heeft met jou en de stagebegeleider een beoordelingsgesprek waarbij de

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 4


observatielijst en het reflectieverslag gebruikt moeten worden. Daarna wordt vastgesteld of je de
kerntaak hebt behaald.

 Omdat je in de BPV aan 2 kerntaken werkt, vinden er 2 beoordelingsgesprekken plaats. Iedere


kerntaak wordt afgesloten met een beoordeling. De gesprekken vinden in juni plaats.
 In verband met eventuele herkansingen is het zinvol om niet tot het laatste moment te wachten
met de beoordeling van de beroepsspecifieke vaardigheden en de beroepshouding. Plan deze
dus goed!

2.3 De procedure van leren en waarderen in de BPV (‘toetsing’)


• Voor elk voortgangsgesprek moeten de benodigde lijsten ondertekend worden en 3 dagen
voor het gesprek ingeleverd zijn bij je coach.
• De beoordeling vindt plaats aan de hand van:
- de beoordelingslijsten beroepsspecifieke vaardigheden (kerntaak 1 en 2);
- de bij de kerntaak behorende reflectieverslagen;
- de bij de kerntaak ondersteuningsplannen;
- de bij de kerntaak activiteitenplannen.
Er vindt altijd een beoordelend gesprek plaats met jou, de stagebegeleider en de stagedocent
• De beoordelingsformulieren zijn officiële examendocumenten. De stagebegeleider zal deze
formulieren ingevuld en ondertekend retourneren naar je coach. Ondertekening is
noodzakelijk, omdat de opdrachten opgevraagd kunnen worden door de examen- en/of
beroepscommissie.
• De beoordelingsformulieren zijn bestemd voor het studentendossier op school. Een kopie van
het beoordelingsformulier berg je op in je stagemap.
• Wanneer bij een beroepsvaardigheid "niet van toepassing" ingevuld wordt, heeft dat
consequenties voor het behalen van de opdracht. Bedenk samen met je stagebegeleider eerst
een vertaalslag. Kom je er niet uit: bel of e-mail je coach.
• De criteria voor een beroepsvaardigheid of aspecten in je beroepshouding die niet behaald
zijn, moeten worden herkanst. Samen met je stagebegeleider en je stagedocent wordt
vastgelegd hoe en wanneer je gaat herkansen.
• Het beoordelingsformulier beroepshouding (zie bijlage) is een instrument om de algemene
beroepshouding en het functioneren van de stagiaire inzichtelijk te maken. Het is een
onderdeel van de totale beoordeling. Je kunt dus niet op alleen de beroepshouding de BPV
niet te behalen. Het valt echter niet te verwachten dat een stagiaire de kerntaken behaalt,
terwijl de beroepshouding onvoldoende is. In het beoordelingsformulier beroepshouding
vinden we namelijk de basale vaardigheden terug die een stagiaire moet hebben voordat de
beroepsspecifieke vaardigheden (kerntaak 1 en 2) succesvol kunnen worden gehanteerd.
• De verantwoordelijkheid van een voldoende of onvoldoende beoordeling ligt bij school en
wordt in overleg met de stagebegeleider vastgesteld. Uiteraard kan bij het tot stand komen
van het oordeel gebruik gemaakt worden van informatie van andere teamleden en/of
leidinggevenden.
• Alle kerntaken moeten met een voldoende worden afgesloten.
• Een voldoende haal je als je 75% van de eindtermen voldoende hebt gescoord.
Herkansing: Als je meer dan 25% van de beroepsvaardigheden niet gehaald hebt of
onvoldoende scoort op houdingsaspecten, word je in de gelegenheid gesteld om te
herkansen. Je hebt recht op 1 herkansing.
• Wanneer herkansing op de werkplek niet zinvol is, kan worden gekozen voor een herkansing
op een andere werkplek. Dit in overleg met je stagebegeleider.

NB. De toets (402B), die in de bijlagen te vinden is, hoort bij vakken op school en niet bij de
beoordeling van de BPV-periode. De docent van dat vak beoordeelt deze. De stagebegeleider vanuit
de BPV-plek kijkt naar deze verslagen, zodat er geen persoonsgegevens worden verstrekt.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 5


3. De werkwijze en begeleiding in de BPV
3.1 De samenwerking tussen de student, de stagebegeleider en de coach

De student en de stagebegeleider hebben tijdens de begeleidingsperiode verantwoordelijkheden naar


elkaar toe. Daarom hebben wij er enkele op een rij gezet die tijdens de begeleiding van belang zijn.

1. Van jou als student mag de stagebegeleider verwachten dat je:


 Op de hoogte bent van de inhoud van deze map;
 Je houdt aan afspraken;
 Werkt aan je beroepshouding;
 Je stagemap op orde houdt:
 Een planning maakt om aan je opdrachten te werken en daarbij je stagebegeleider betrekt;
 Eens in de 2 weken een tussentijds evaluatieverslag inlevert;
 De opdrachten met de stagebegeleider bespreekt/evalueert;
 Leerdoelen opstelt en bijstelt;
 Alle voorkomende gesprekken, zoals reflectiegesprek/voortgangsgesprek en
beoordelingsgesprek voorbereidt en zorg draagt voor de verslaglegging daarvan (jij zorgt dus
dat daar een afspraak over is).

2. Als student mag je van je stagebegeleider verwachten dat hij/zij:


 Je zodanig begeleidt dat je de eindtermen van de opleiding kunt halen;
 Afspraken met je maakt over je takenpakket en de wederzijdse verwachtingen;
 Regelmatig (bij de start is dat wekelijks) een begeleidingsgesprek met je voert;
 De beroepsspecifieke vaardigheden en je beroepshouding met je bespreekt en afspraken
maakt over de uitvoering ervan;
 Je helpt bij het formuleren en uitvoeren van je persoonlijke leerdoelen;
 De voortgangs- en beoordelingsformulieren invult en naar aanleiding hiervan begeleidings-,
voortgangs- en beoordelingsgesprekken met je voert (de laatste 2 in het bijzijn van je coach);
 Begeleidingsvaardigheden kan toepassen:
 Jouw beginsituatie goed kan inschatten;
 Observeren (wanneer heb je hulp nodig of juist niet?);
 Veiligheid bieden (je mag fouten maken, je wordt niet vergeleken met ‘betere’
studenten, enz.);
 Goed kan luisteren;
 Goed vragen kan stellen en doorvraagt;
 Goed kan spiegelen, zodat je eerlijk naar je zelf leert kijken (benoemen wat
hij/zij waarneemt en nagaan of dat klopt. Bijvoorbeeld: "Ik zie dat je onzeker
bent. Klopt dat? Wat voel je?”);
 Enthousiasmeren en stimuleren;
 Begeleiding kan bieden met afnemende sturing: Hij/zij geeft in het begin veel
begeleiding, daarna gaat de verantwoordelijkheid steeds meer naar jezelf;
 Anderen inschakelt bij de begeleiding wanneer dit nodig is.

3. Als student mag je van je coach verwachten dat hij/zij:


 Je informeert over de inhoud en organisatie van de BPV;
 Je informeert over de beroepsspecifieke vaardigheden en houdingsaspecten en die met je
bespreekt tijdens de MWB-lessen of individueel;
 Telefonisch contact onderhoudt met je stagebegeleider;
 Een voortgangsgesprek in de praktijk voorbereidt en uitvoert;
 De beoordeling van de beroepsvaardigheden en de houdingsaspecten door de instelling
bewaakt;
 Informatie over je voortgang in de BPV inbrengt in de studentenbespreking op school.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 6


3.2 Zelfstandig leren
Zelfstandig leren is een proces van afnemende sturing.
Je begint onder begeleiding eerst met inwerken. Zodra je ingewerkt bent kan je steeds zelfstandiger
taken gaan uitvoeren. Maar je wordt nog wel ondersteund door je stagebegeleider en collega’s.
Uiteindelijk ben je in staat om zelfstandig taken uit te voeren op het niveau van een beginnend
beroepsbeoefenaar.
Op dezelfde manier is de toetsing georganiseerd (zie 2.3 op blz. 5).

3.3 Portfolio
Je werkt met een stagemap. Dit is een verzamelmap waarin onder andere opgenomen is/wordt:
a) De onderwijs- en examenregeling;
b) Het toetsrooster;
c) Je resultatenoverzicht van school;
d) Je resultatenoverzicht van de BPV;
e) Begeleidingsgesprekken, voortgangsgesprekken, beoordelingsgesprekken met de
stagebegeleider van de BPV;
f) Begeleidingsgesprekken met de BPV-docent (coach) over de BPV;
g) Beoordelingsformulieren van de BPV-opdrachten en beroepshouding van de BPV;
h) Je reflectieverslagen van de BPV.

Het doel van de stagemap is om de voortgang in je BPV inzichtelijk en overzichtelijk te maken voor je
stagebegeleider en je BPV-docent. Het zijn de bewijzen dat jij aan de toetsfase toe bent. Je maakt
samen met je stagebegeleider en met je BPV-docent afspraken wanneer jij je portfolio meeneemt. Je
hebt je stagemap in eigen beheer en je bent dus verantwoordelijk voor de samenstelling en de inhoud
daarvan.

3.4 Het formuleren van leerdoelen


Om je bewust te worden van je leerproces moet je actief bezig zijn met het ontwikkelen van je sterke
en zwakke kanten. Dit doe je o.a. door middel van het formuleren van leerdoelen.

Daarnaast worden door de opleiding eisen gesteld die je moet behalen: de eindtermen (zie blz 3).
Leerdoelen maken het mogelijk om de resultaten van het proces te toetsen.

Leerdoelen kunnen gegroepeerd worden in verschillende deelgebieden:

Kennisdoelen
Deze doelen hebben alles te maken met weten en begrijpen. Hiervoor gelden drie hoofdvragen als
ondersteuning:
• Wat wil je weten?
• Waarom wil je dat weten?
• Hoe kom je aan de informatie?

Vaardigheidsdoelen
Deze doelen hebben te maken met handelen, hierbij kun je onderscheid maken in:
• Onderzoeksvaardigheden (observeren, rapporteren, N)
• Uitvoerende vaardigheden (verzorgen, begeleiden activeren, ...)
• Organisatorische vaardigheden (organiseren van een activiteit, leiden van ...)
• Beroepshoudinggerichte vaardigheden (ontvangen en geven van feedback, reflecteren,
evalueren, informeren, communiceren, N)

Houdingsdoelen
Hierbij gaat het om de professionele beroepshouding en je basis (grond-)houding. Je kunt hierbij
onder andere denken aan de volgende aspecten: echtheid, empathie, openheid, visie, zelfvertrouwen,
omgaan met feedback, kunnen omgaan met gevoelens, enz.
Een overzicht van de verschillende houdingsaspecten vind je ook terug in het formulier
beroepshouding. De kerntaken en beroepshoudinglijst kunnen ondersteuning bieden bij het
formuleren van je doelen.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 7


Hoe formuleer je een leerdoel? Leerdoelen formuleer je volgens de SMART-methode.
Dit houdt in dat een leerdoel:
Specifiek is (het heeft een duidelijk onderwerp).
Meetbaar is (het geeft duidelijk aan hoe de situatie is als je het leerdoel hebt behaald).
Acceptabel is (het past binnen de normen, waarden en protocollen die op jouw stageplek
gelden).
Reëel is (je leerdoel is haalbaar voor jou).
Tijdsgebonden is (je hebt een planning over welke periode je gaat werken aan het leerdoel en
wanneer je dit evalueert).

Bespreek je leerdoelen altijd met je stagebegeleider en je coach. Door middel van tussentijdse
reflectieverslagen houd je je vorderingen van deze doelen bij.

3.5 Methodische Werkbegeleiding (MWB)


In de eerste drie MWB-bijeenkomsten ga je met je BPV-coach en je groepje de ervaringen van het
lerend werken bespreken. De coach kan een ondersteunende rol hebben in het maken van je keuzes
aan welke beroepsvaardigheden je gaat werken.

De tussentijdse reflectieverslagen worden eens per 2 weken voor de MWB ingeleverd bij je
coach, die ze beoordeelt. Ieder verslag dat je inlevert dient voorzien te zijn van een
handtekening van je stagebegeleider (zodat er geen privégegevens verstrekt worden aan
derden). De reflectieverslagen kunnen tijdens de MWB besproken worden.

Alle reflectieverslagen worden geschreven via de STARR-methode (zowel de tussentijdse als de


toetsende reflectieverslagen voor de eindbeoordeling).
De reflectieverslagen hebben de volgende inhoud en opbouw:
Naam stagiair
Datum
Naam stagebegeleider
Naam coach

Kerntaak / (sub)eindterm / leerdoel

Situatie: Je beschrijft een zelfgekozen situatie met betrekking tot je leerdoel.


Taak: Je beschrijft jouw taak/rol in die situatie. Wat moest je doen? Wat werd er van je
verwacht?
Actie: Je beschrijft wat je hebt gedaan en gezegd in die situatie.
Resultaat: Je beschrijft het resultaat van jouw handelen. Hoe reageerde de ander op jou? Was
het resultaat ook het resultaat dat je wilde of verwachtte te bereiken?
Reflectie: 1. Je beargumenteert waarom dingen goed, minder goed of niet goed gingen.
Waarom werkte wat je deed wel of niet. Waarom werkte dit wel of juist niet?
Benoem je eigen zwakke en sterke punten in deze situatie.
2. Je beschrijft wat je van jouw handelen in een dergelijke situatie hebt geleerd. Wat zou je
volgende keer anders doen?
3. Je beschrijft in hoeverre je de beroepsvaardigheid beheerst.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 8


KERNTAAK 1

Opdracht
Je gaat een cliënt begeleiden. Vaak houdt dit in dat je niet alleen de cliënt zelf, maar ook zijn/haar
cliëntsysteem begeleidt. Je begint door in het team (indien mogelijk met meerdere disciplines) te
bespreken hoe jullie de cliënt gaan ondersteunen. Van daaruit stellen jullie samen de
begeleidingsvraag op. Vervolgens ga je met de cliënt op verschillende vlakken met die
begeleidingsvraag aan de slag.

Je wordt beoordeeld per eindterm. In de beoordelingslijsten lees je waarop je precies wordt


beoordeeld. De criteria beschrijven het gedrag dat / de acties die jij moet laten zien, zodat je
stagebegeleider kan bepalen of het beoordelingsaspect met een ‘voldoende’ beoordeeld kan worden.

Neem vooraf de lijsten met je begeleider door. Zorg dat je alle criteria op
dezelfde manier leest. Kies een cliënt uit die je gaat begeleiden. Kies een cliënt
bij wie je de beoordelingsaspecten kunt laten beoordelen. Spreek een
beoordelingsdatum af.

Beoordelingslijsten beroepsspecifieke vaardigheden

Naam student: ______________________________________________________


Opleiding: Sociaal Pedagogisch Werker Niveau: 4 Leergroep: _______________
Naam coach: __________________________________________________________
Naam instelling: _______________________________________________________
Datum beoordeling: ____________________________________________________

KERNTAAK 1: Het methodisch begeleiden van een cliënt (eindterm 404)

404 Tax. code Begeleiden SPW 4


404.02 P ci De student kan informatie verzamelen over een cliënt en cliëntsysteem.
404.03 R ci De student kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een
ondersteuningsplan.
404.04 P ci De student kan uitgaande van het ondersteuningsplan samen met andere
disciplines een bijdrage leveren aan het vaststellen van de begeleidingsvraag
van een cliënt.
404.05 R ci De student kan uitgaande van het ondersteuningsplan planmatig invulling geven
aan begeleidingsactiviteiten voor een cliënt(groep).
404.06 P ci De student kan een cliënt(groep) begeleiden bij een proces van veranderen.
404.08 P ci De student kan het functioneren van een cliënt in de eigen omgeving en of in
cliëntgroep optimaliseren.
404.10 P ci De student kan namens een cliënt(groep) de rol van contactpersoon uitoefenen.
404.11 R ci De student kan de uitvoering van de begeleiding in relatie tot het
ondersteuningsplan evalueren.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 9


DEELKWALIFICATIE 404 BEGELEIDEN SPW 4

Beoordelingsaspecten 404.02
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.
Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende
De student kan informatie verzamelen over een cliënt en
cliëntsysteem en verwerkt dit in een verslag.
Beoordelingscriteria:
In het plaatsings-/intakegesprek:
- vraagt de student de cliënt de vanuit de instelling ‘verplichte’ intake-/
plaatsingsvragen;
- vraagt de student de cliënt naar ervaringen uit zijn/haar verleden op sociaal-
pedagogisch vlak;
- vraagt de student de cliënt naar de band die de cliënt heeft met verschillende
sociale contacten (psychosociaal).

Het verslag:
- bevat een beschrijving van de sociale omgeving van de cliënt;
- bevat een overzicht welke sociale contacten (vrienden, familie, kennissen) zicht hebben
op het functioneren van de cliënt;
- bevat een beschrijving van de sociale rol en functie (ouder, vriend, kennis) van
verschillende sociale contacten van de cliënt;
- bevat een beschrijving van het niveau van psychisch functioneren van de cliënt;
- bevat een beschrijving van het niveau van lichamelijk functioneren van de cliënt;
- bevat een beschrijving van het niveau van sociaal functioneren van de cliënt;
- bevat een overzicht welke verschillende disciplines met de cliënt werken;
- bevat informatie t.b.v. de sociale kaart van de cliënt;
- bevat naar welke instantie / specialist de student de cliënt zou verwijzen.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 10


Beoordelingsaspecten 404.03
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan een bijdrage leveren aan het opstellen van
een ondersteuningsplan.
Beoordelingscriteria:
De student neemt deel aan teamvergaderingen. Daarin:
- behartigt de student de belangen van de cliënt;
- overlegt met andere disciplines de mogelijkheden om de hulpvraag van de cliënt te
beantwoorden;
- noemt de student argumenten om voor een bepaalde begeleiding te kiezen (adviseren,
verzorgen, opvoeden, begeleiden);
- bespreekt de student de haalbaarheid van verschillende begeleidingsaspecten binnen het
team;
- stelt de student met andere disciplines vast wat de zorg- en begeleidingsaspecten zijn voor
de cliënt;
- stelt in overleg met andere disciplines een samenhangend plan op als antwoord op de
hulpvraag van de cliënt;
- stemt met de andere disciplines elkaars inbreng af rekening houdend met elkaars taken
en verantwoordelijkheden;
- stemt in overleg met andere disciplines de eigen werkwijze af die past bij de taken en
verantwoordelijkheden van de student in de organisatie.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 11


Beoordelingsaspecten 404.04
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan uitgaande van het ondersteuningsplan
samen met andere disciplines een bijdrage leveren aan het
vaststellen van de begeleidingsvraag van een cliënt.
Beoordelingscriteria:
De student levert een bijdrage aan het vaststellen van de begeleidingsvraag door samen met
andere disciplines:
- de noodzaak en de mogelijkheden van begeleiding bepalen;
- de mogelijkheden tot begeleiding en mogelijke effecten op een rij te zetten vanuit de
mogelijkheden tot ontwikkeling van de cliënt en de afwijking van de cliënt t.o.v. een
“normale” ontwikkeling;
- het handelings- en probleemoplossend vermogen en het niveau van functioneren van
de cliënt en het cliëntsysteem inschatten;
- de belangrijke kenmerken van de maatschappelijke context van de cliënt en het
cliëntsysteem te benoemen;
- alle benodigde gegevens (uit o.a. het ondersteuningsplan) samen te voegen.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 12


Beoordelingsaspecten 404.05
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan uitgaande van het ondersteuningsplan
invulling geven aan begeleidingsactiviteiten voor een cliënt.
Beoordelingscriteria:
De student:
- formuleert begeleidingsdoelen die aansluiten bij de begeleidingsvraag;
- heeft een prioriteit aan de te behalen doelen gegeven;
- oppert verschillende methodische benaderingswijzen, inclusief eventuele noodzakelijke
interventies;
- legt de begeleidingsdoelen en hoe ze aangepakt gaan worden aan de cliënt uit;
- stemt met andere hulpverleners af welke interventies de student zo nodig uitvoert
m.b.t. de cliënt;
- stelt met het team de wijze (vorm) en inhoud van de evaluatie vast.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 13


Beoordelingsaspecten 404.06
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan een cliënt begeleiden bij een proces van
veranderen.
Beoordelingscriteria:
De student:
- kiest een agogische benaderingswijze (structureren, ruimte bieden, conditioneren) om
gedrag te veranderen en voert de begeleiding vanuit deze benaderingswijze uit;
- geeft de cliënt en zijn/haar cliëntsysteem informatie over gedragsprocessen (o.a.
noodzaak, fasen);
- bespreekt verschillende gedragsalternatieven met de cliënt (en zijn/haar cliëntsysteem)
en verheldert de gevolgen van deze alternatieven;
- selecteert activiteiten die aansluiten bij zowel de gekozen benaderingswijze als het te
veranderen gedrag en voert deze uit;
- betrekt, indien mogelijk, het cliëntsysteem bij het veranderingsproces van de cliënt;
- bespreekt, indien mogelijk, met de cliënt (en zijn/haar cliëntsysteem) of en hoe het
veranderingsproces invloed heeft op de waarden en normen van de cliënt en zijn/haar
cliëntsysteem;
- bespreekt met de cliënt wat de wederzijdse verwachtingen zijn van het eindresultaat
(nieuwe gedrag) en het proces er naar toe;
- bespreekt met de cliënt de mogelijkheden tot het vragen van hulp bij/tijdens het
veranderingsproces;
- stimuleert de cliënt consequent tot veranderingen in zijn/haar gedrag door o.a.
aanmoedigen / complimenteren, zelf het goede voorbeeld geven, tussentijds kort te
evalueren.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 14


Beoordelingsaspecten 404.08
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan het functioneren van de cliënt in de eigen
omgeving en/of de cliëntgroep optimaliseren.
Beoordelingscriteria:
De student:
- geeft zijn/haar visie over de meest geschikte groep voor de cliënt, waarbij hij/zij volgens
de procedures van de instelling rondom intake en exit redeneert;
- bespreekt met de cliënt de noodzaak van zelfstandig handelen, de gevolgen van wel en
van niet zelfstandig handelen;
- stimuleert de cliënt consequent tot zelfstandig handelen door o.a. aanmoedigen /
complimenteren, zelf het goede voorbeeld geven, tussentijds kort te evalueren;
- draagt (indien mogelijk met de cliënt(groep)) zorg voor een veilige, geordende en bruikbare
woonruimte die aan de arbo- en milieurichtlijnen voldoet;
- selecteert (indien mogelijk met de cliënt) drie activiteiten die aansluiten op de interesses,
mogelijkheden en behoeften van de cliënt en die aansluiten op het ondersteunings- /
activiteitenplan;
- draagt bij de uitvoering van de geselecteerde activiteiten zorg voor de lichamelijke
veiligheid van de cliënt en zijn/haar groepsgenoten;
- draagt bij de uitvoering van de geselecteerde activiteiten zorg voor de geestelijke veiligheid
(vertrouwen, openheid, eerlijkheid) van de cliënt en zijn/haar groepsgenoten;
- selecteert één activiteit die past bij het afscheid nemen of het verwelkomen van
groepsgenoten vanuit de achterblijvende/ontvangende cliënt(groep);
- selecteert één activiteit die past bij het afscheid nemen of het verwelkomen van
groepsgenoten vanuit de te verplaatsen cliënt;
- borgt tijdens alle begeleidingsmomenten de richtlijnen m.b.t. hoe om te gaan met o.a.
ziekmeldingen en calamiteiten.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 15


Beoordelingsaspecten 404.10
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan namens een cliënt(groep) de rol van
contactpersoon uitoefenen.
Beoordelingscriteria:
De student:
- maakt met de cliënt aan de hand van de richtlijnen van de instelling afspraken welke
informatie wel en welke niet aan derden verstrekt mag worden;
- staat via telefoon, e-mail, post of een persoonlijke ontmoeting medewerkers van
instellingen te woord die van belang zijn voor de begeleiding van de cliënt;
- staat via telefoon, e-mail of een persoonlijke ontmoeting functionarissen/collegae van
andere afdelingen te woord over begeleidingsvragen van de cliënt;
- onderhoudt namens de cliënt contact met school / werk / dagbesteding volgens de
geldende omgangvormen binnen de instelling;
- borgt in al het contact dat hij/zij namens de cliënt heeft met derden dat hij/zij de privacy van de
cliënt niet schaadt.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 16


Beoordelingsaspecten 404.11
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan de uitvoering van de begeleiding in relatie tot
het ondersteuningsplan in een verslag evalueren en dit tot
een eindrapportage verwerken.
Beoordelingscriteria:
Het verslag:
- bevat een overzicht van de behaalde resultaten van één punt van de begeleiding;
- bevat een beschrijving voor het hierboven gekozen punt welke keuzes er zijn gemaakt tijdens
de begeleiding, wat de effecten van deze keuzes waren en verbetersuggesties voor
toekomstige begeleiding op dit punt;
- bevat een vergelijking tussen de geplande begeleiding en de werkelijk uitgevoerde
begeleiding;
- bevat een analyse of de gestelde doelen zijn gehaald (en als ze niet zijn behaald de reden
hiervan);
- bevat een inventarisatie en een evaluatie van de geleverde hulp en diensten tijdens de
begeleiding en hun effecten op de begeleiding;
- bevat een evaluatie van het eigen handelen van de student met daarin de sterke
punten, de verbeterpunten en concrete verbetersuggesties;
- is objectief, realistisch en eerlijk.

De rapportage:
- is objectief geschreven (opbouwend i.p.v. verwijtend);
- bevat twee aanbevelingen ter verbetering van de begeleiding / het
begeleidingsproces;
- bevat twee aanbevelingen ter verbetering van de eigen uitgevoerde begeleiding;
- bevat een voorstel voor een nazorgtraject voor de cliënt dat logisch voortvloeit uit het
evaluatieverslag;
- is geschreven volgens de richtlijnen van de instelling;
- is bondig, eenduidig, compleet en verzorgd;
- geschreven in correct Nederlands.
Toelichting:

NB. Waar gesproken wordt over planning en uitvoering van eigen ondersteunings- en werkplannen dienen deze
plannen ook bij de reflectieverslagen ingeleverd te worden bij de docent.

NB. Zijn alle reflectieverslagen via STARR-methode gemaakt en ingeleverd? Pas daarna kan het
beoordelingsgesprek plaatsvinden en de beoordelingslijst ondertekend worden!

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 17


TOELICHTING OP DE BEOORDELINGSASPECTEN

Kerntaak 1: Methodisch begeleiden van een bewoner (eindterm 404)

Welke specifieke beroepsvaardigheden beheerst de student als beginnend


beroepsbeoefenaar?

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Bij welke specifiek beroepsvaardigheden is een ontwikkeling te zien bij de student als
beginnend beroepsbeoefenaar?

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Welke specifieke beroepsvaardigheden worden onvoldoende beheerst?

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Advies aan de beginnende beroepsbeoefenaar:

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Handtekening werkbegeleider Handtekening student

________________________ _______________________

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 18


KERNTAAK 2
Opdracht
Je gaat een cliëntgroep specifiek activiteitenbegeleiding aanbieden. Naast de cliënten zelf, werk je
indien nodig ook met het cliëntsysteem van een cliënt. Waar je in kerntaak 1 vooral de methodiek van
het begeleiden hebt uitgevoerd, laat je nu zien wat een activiteitenbegeleider doet.

Je wordt beoordeeld per eindterm. In de beoordelingslijsten lees je waarop je precies wordt


beoordeeld. De criteria beschrijven het gedrag dat / de acties die jij moet laten zien, zodat je
stagebegeleider kan bepalen of het beoordelingsaspect met een ‘voldoende’ beoordeeld kan worden.

Neem vooraf de lijsten met je begeleider door. Zorg dat je alle criteria op
dezelfde manier leest. Kies een cliënt uit die je gaat begeleiden. Kies een cliënt
bij wie je de beoordelingsaspecten kunt laten beoordelen. Spreek een
beoordelingsdatum af.

Beoordelingslijsten beroepsspecifieke vaardigheden

Naam student: ______________________________________________________

Opleiding: Sociaal Pedagogisch Werker Niveau: 4 Leergroep: _______________

Naam coach: __________________________________________________________

Naam instelling: _______________________________________________________

Data BPV-periode: _____________________________________________________

KERNTAAK 2: Activiteitenbegeleiding (eindterm 409)

409 Tax. code Activiteitenbegeleiding


409.01 P ci De student kan een bijdrage leveren aan het opstellen van een
ondersteuningsplan voor de hulpvraag van een cliënt uit één van de
onderscheiden doelgroepen:
cliënten van een seniorleeftijd
cliënten met een handicap
cliënten met psychogeriatrische problemen
cliënten met somatische problemen
cliënten met psychiatrische problemen
cliënten in een situatie vanuit een justitiële maatregel
cliënten met een combinatie aan problematieken
cliënten uit een bijzondere doelgroep
409.02 P ci De student kan een plan opstellen voor het geven van begeleiding met behulp van
activiteiten aan een cliënt(groep).
409.03 Pc De student kan de keuze van activiteiten inhoud geven met behulp van
verschillende activiteiten (beeldend, muzikaal, dramatisch, beweging,
audiovisueel, arbeidsmatig/ambachtelijk, groen).
409.04 P ci De student kan de keuze van activiteiten, methoden, technieken, materialen en
middelen afstemmen op de cliënt(groep).
409.05 P ci De student kan de begeleiding met behulp van activiteiten afstemmen op diverse
doeleinden voor een cliënt(groep).
409.07 P ci De student kan bij een cliënt(groep) preventieactiviteiten uitvoeren.
409.08 P ci De student kan in de activiteitenbegeleiding integratie en afstemming stimuleren.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 19


DEELKWALIFICATIE 409 ACTIVITEITENBEGELEIDING

Beoordelingsaspecten 409.01
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan een bijdrage leveren aan het opstellen van
een ondersteuningsplan voor de hulpvraag van een cliënt
(uit één van de onderscheiden doelgroepen):
- cliënten van een senior leeftijd;
- cliënten met een handicap;
- cliënten met psychogeriatrische verschijnselen;
- cliënten met somatische problemen;
- cliënten met psychiatrische problemen;
- cliënten in een situatie vanuit een justitiële maatregel;
- cliënten met een combinatie aan problematieken;
- cliënten uit een bijzondere doelgroep.
Beoordelingscriteria:
De student levert een bijdrage aan het vaststellen van de hulpvraag en van daaruit het
ondersteuningsplan door met het (indien mogelijk multidisciplinair) team:
- te overleggen wat de hulpvraag van de cliënt is en welke mogelijkheden er zijn om de
hulpvraag van de cliënt te beantwoorden;
- te overleggen welke benaderingswijze er gevolgd wordt;
- de haalbaarheid van verschillende begeleidingsaspecten te bespreken;
- concrete afspraken voor het ondersteuningsplan te maken (o.a. welke doelen, wie heeft
welke taak, wie heeft welke verantwoordelijkheid, wanneer zijn er evaluaties);
- in overleg met andere disciplines de eigen werkwijze af te stemmen die past bij de taken en
verantwoordelijkheden van de student in de organisatie.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 20


Beoordelingsaspecten 409.02
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan een plan opstellen voor het geven van
begeleiding met behulp van activiteiten aan een
cliënt(groep).
Beoordelingscriteria:
De student:
- maakt vanuit het ondersteuningsplan een activiteitenplan met daarin korte en lange
termijndoelen, een doelgroepanalyse, het activiteitenaanbod, de begeleidingsvorm en –stijl,
activiteitenplanning(en) en geplande evaluatiemomenten;
- bespreekt het activiteitenplan met de cliënt(groep);
- bespreekt de wederzijdse verwachtingen m.b.t. tot de te behalen doelen en het proces er
naar toe;
- evalueert tussentijds en aan het eind zowel het proces (begeleiding en individuele
cliëntprocessen) als het product (doelen) met de cliënt(groep);
- stelt indien nodig het plan bij tijdens de uitvoering ervan.
Toelichting:

Beoordelingsaspecten 409.03
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan het programma van activiteitenbegeleiding
inhoud geven met behulp van verschillende activiteiten.
Beoordelingscriteria:
Het activiteitenplan bevat:
- drie uitgewerkte activiteiten afgestemd op de doelgroep, waarvan minimaal één
groepsactiviteit.*
* Als er geen mogelijkheden zijn voor groepsactiviteiten dan moet er een extra individuele
activiteit gepland worden (dus 4 activiteiten).
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 21


Beoordelingsaspecten 409.04
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan de keuze van activiteiten, methoden,
technieken, materialen en middelen afstemmen op de
cliënt(groep).
Beoordelingscriteria:
De geplande activiteiten (incl. methodieken, technieken, materialen en middelen) in het
activiteitenplan:
- zijn afgestemd op de veiligheids-, hygiëne en milieurichtlijnen van de instelling;
- sluiten aan bij de wensen en behoeften van de cliënt(groep) en de instelling;
- sluit aan bij de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt(groep);
- zijn zinvol voor de cliënt(groep).
Toelichting:

Beoordelingsaspecten 409.05
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan de begeleiding met behulp van activiteiten
afstemmen op diverse doeleinden voor een cliëntgroep
Beoordelingscriteria:
De geplande activiteiten (incl. methodieken, technieken, materialen en middelen) in het
activiteitenplan zijn gericht op diverse doelen:
- arbeidsmatige doelen;
- educatieve / vormingsdoelen;
- vrijetijds- / ontspannings- / creatieve doelen;
- ADL-doelen (zelfzorg / algemene dagelijkse levensverrichtingen);
- ADML-doelen (dagelijkse maatschappelijke levensverrichtingen).

De student werkt bij de begeleiding van de activiteiten vanuit de methodieken van ADL, ADML,
HDL.
Toelichting:

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 22


Beoordelingsaspecten 409.07
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan bij een cliëntgroep preventieactiviteiten
uitvoeren.
Beoordelingscriteria:
De student:
- herkent situaties waarin een probleem (of -gedrag) voorkomt bij cliënten, signaleert de oorzaak
hiervan en bespreekt beide met collegae;
- pleegt interventies (handelingsalternatieven bieden) om situaties waarin dit probleem voorkomt te
stoppen;
- herinnert cliënten aan effectieve handelingsalternatieven voor situaties waarin dit probleem
voorkomt;
- onderneemt activiteiten om te oefenen in de benodigde vaardigheden m.b.t. preventieactiviteiten.
Toelichting:

Beoordelingsaspecten 409.08
De beoordelaar beoordeelt de student op onderstaande paraaf datum
beoordelingsaspecten en geeft daarbij een toelichting.

Beoordelingsaspect: voldoende niet voldoende


De student kan in de activiteitenbegeleiding integratie en
afstemming stimuleren.
Beoordelingscriteria:
De student:
- biedt een grote activiteit aan:
o waarin meerdere activiteiten met elkaar in relatie staan gedurende een langere periode;
o een themadag waarin meerdere activiteiten aangeboden worden.
- maakt middels een planbord, schema of affiche het programma voor de cliënt(groep) zichtbaar;
- houdt rekening bij het plannen en organiseren met alle mogelijke betrokken.
Toelichting:

NB. Waar gesproken wordt over planning en uitvoering van eigen ondersteunings- en werkplannen dienen deze
plannen ook bij de reflectieverslagen ingeleverd te worden bij de docent.

NB. Zijn alle reflectieverslagen via STARR-methode gemaakt en ingeleverd? Pas daarna kan het
beoordelingsgesprek plaatsvinden en de beoordelingslijst ondertekend worden!

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 23


TOELICHTING OP DE BEOORDELINGSASPECTEN

Kerntaak 2: Activiteitenbegeleiding (eindterm 409)

Welke specifieke beroepsvaardigheden beheerst de student als beginnend


beroepsbeoefenaar?

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Bij welke specifiek beroepsvaardigheden is een ontwikkeling te zien bij de student als
beginnend beroepsbeoefenaar?

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Welke specifieke beroepsvaardigheden worden onvoldoende beheerst?

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Advies aan de beginnende beroepsbeoefenaar:

_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________
_____________________________________________________________________

Handtekening werkbegeleider Handtekening student

________________________ _______________________

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 24


Beoordelingsformulier beroepshouding

Naam student: ______________________________________________________

Opleiding: Sociaal Pedagogisch Werker Niveau: 4 Leergroep: _____________

Naam coach: __________________________________________________________

Naam instelling: _______________________________________________________

Data BPV-periode: ______________________________________________________

BPV BEOORDELING BEROEPSHOUDING


1 = onvoldoende 4 = goed
2 = matig 5 = zeer goed
3 = voldoende

LET OP:
Bij de beoordeling houden we rekening met de beginsituatie van de student. De beroepshouding is
een instrument om de algemene beroepshouding en het functioneren van de stagiaire inzichtelijk te
maken. Het is dus niet mogelijk om op enkel de beroepshouding de BPV niet te behalen. Het valt
echter niet te verwachten dat een stagiaire de kerntaken behaalt, terwijl de beroepshouding
onvoldoende is. In het beoordelingsformulier beroepshouding vinden we namelijk de basale
vaardigheden terug die een stagiaire moet hebben voordat de beroepsspecifieke vaardigheden
(kerntaak 1 en 2) succesvol kunnen worden gehanteerd.

OMSCHRIJVING VAN DE LEERDOELEN BEOORDELING

1 2 3 4 5
De student:
a) heeft zicht op zijn eigen leerproces
- heeft een actieve leerhouding
- stelt vragen
- kiest zelf leerdoelen en bewaakt de eigen voortgang
- neemt actief deel aan begeleidingsgesprekken
- bereidt deze gesprekken voor
- kan begeleiding accepteren
- verwoordt het leerproces, zowel schriftelijk als mondeling
- houdt eigen planning van werkzaamheden bij

b) toont inlevingsvermogen, respect en openheid


- is vriendelijk en beleefd
- toont warmte en betrokkenheid
- behandelt de doelgroep met respect
- kan rekening houden met gevoelens, wensen en gewoonten van de
doelgroep
- kan rekening houden met achtergronden en situaties van de
doelgroep
- kan rekening houden met gevoelens en wensen van collega's,
collegiaal zijn
- werkt geconcentreerd, is niet gauw afgeleid

c) toont initiatief, inzet en motivatie

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 25


- komt op tijd
- komt afspraken na
- neemt initiatief tot het organiseren en plannen van activiteiten
- toont interesse voor het werk en voor de doelgroep
- komt met voorstellen en ideeën

d) kan verantwoordelijkheid dragen


- voert afgesproken taken zelfstandig uit
- kan eigen werkzaamheden organiseren
- werkt zorgvuldig
- rapporteert regelmatig over de voortgang van de uit te voeren
taken
- neemt (waar nodig) zelfstandig beslissingen
- kan in onverwachte situaties handelen
- kan op het juiste moment afstand nemen van het werk (distantiëren)
- roept op het juiste moment hulp in
- gaat zorgvuldig om met informatie
- kan eigen handelen verwoorden en motiveren naar de doelgroep en
naar collega's

e) kan samenwerken
- overlegt waar nodig op het juiste moment
- durft over problemen in het werk te praten
- gaat uit zichzelf gesprekken aan
- staat open voor feedback
- kan samenwerken met collega's bij het uitvoeren van de taken
- durft fouten toe te geven en die te accepteren
- toont bereidheid om iets met feedback te doen
- doet voorstellen om eigen functioneren te verbeteren
- neemt actief deel aan overlegmomenten
- toont interesse in collega's
- kan onderscheid maken tussen de functionele relatie en de
persoonlijke relatie (zowel ten aanzien van collega's als van de
doelgroep)

f) kan mogelijkheden en grenzen van het beroep hanteren


- kan de zelfredzaamheid/zelfstandigheid bij de doelgroep
stimuleren
- kan de ontwikkeling en mogelijkheden van de doelgroep stimuleren
- kan veranderingen in het gedrag van de doelgroep signaleren en
daarnaar handelen in de begeleiding
- kan veranderingen in de gezondheidstoestand van de doelgroep
signaleren en daarnaar handelen
- kan werken volgens de richtlijnen/regels van de instelling
- kan rekening houden met opvattingen en verwachtingen van
familie/contactpersonen m.b.t. de begeleiding
- is betrokken bij ontwikkelingen binnen de instelling en het werkveld

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 26


MOTIVATIE VAN DE BEOORDELING
(minimaal 1 en 2 toelichten)

LEERPUNTEN / SUGGESTIES

EINDBEOORDELING BPV Voldoende / Onvoldoende

Datum: _____________________________________________

STUDENT

Naam: ______________________________________________

Handtekening: ______________________________________________

PRAKTIJKBEGELEIDER

Naam: ______________________________________________

Handtekening: ______________________________________________

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 27


BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 28
BIJLAGEN

toets 402B

WERKNEMER ZIJN IN EEN ORGANISATIE


het instellingsverslag

Onderwijseenheid 402B (werknemer zijn in de organisatie)

Eindterm 402.01: De student kan reageren in situaties die een uitzondering vormen op het
protocol.
Eindterm 402.02: De student kan de eigen positie bepalen binnen de organisatie.
Eindterm 402.03: De student kan participeren in de beleidsontwikkeling van de organisatie.

Deelvaardigheden
• Je kunt informatie over de organisatie verzamelen;
• Je kunt je eigen positie binnen de organisatie bepalen;
• Je kunt participeren in de beleidsontwikkeling;
• Je kunt voor het werk relevante protocollen benoemen en toepassen;
• Je kunt reageren in situaties die een uitzondering vormen op het protocol.

Vooruitkijken
Als je in een organisatie werkt, moet je van veel zaken op de hoogte zijn. Je moet weten hoe de
organisatie in elkaar zit en wat jouw plek in de organisatie is. Bij de functie die je uitoefent horen
vastgestelde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden.

Verder zijn binnen elke organisatie afspraken vastgelegd over hoe er in verschillende situaties
gehandeld moet worden. Van deze afspraken moet je op de hoogte zijn om je werk goed uit te kunnen
voeren.
In deze opdracht zoek je informatie over deze zaken. Dit doe je in overleg met je BPV-begeleider.
Deze kan je vertellen waar je deze informatie kunt vinden.

Deze opdracht bestaat uit vier onderdelen A t/m D. De onderdelen A en B gaan vooral over het
verzamelen van informatie. De onderdelen C en D zijn meer uitvoerend. Per onderdeel staan er
vragen / opdrachten genoteerd. Deze voer je uit. De verwerking ervan voeg je samen in één groot
verslag: het instellingsverslag.

Zorg dat je de richtlijnen van de opleiding volgt over de opbouw, samenstelling, lay-out en taalgebruik
bij het maken van het instellingsverslag. Zodra je het verslag af hebt (in ieder geval voor het einde van
je BPV-periode), lever je het in bij je vakdocent op school.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 29


Uitvoeren
A: informatie over de organisatie

Beschrijf de volgende gegevens in je verslag:


- de naam van de instelling;
- de doelgroep van de instelling;
- het doel en de functie van de instelling;
- de visie van de instelling;
- twee praktijkvoorbeelden hoe je de visie in het werk terugziet;
- de wijze waarop jij als (aankomend) begeleider invulling geeft aan die visie (geef minimaal twee
concrete voorbeelden);
- een uitleg waarom de visie van de instelling jou wel of niet aanspreekt. Motiveer dit met
argumenten en voorbeelden;
- de naam van de CAO waaronder de instelling valt.

B: de eigen positie binnen de organisatie

Beschrijf de volgende gegevens in je verslag:


- de organisatiestructuur van de instelling (incl. organogram);
- bepaal om welke organisatiestructuur het hier gaat;
- de functies van de mensen waar jij mee te maken hebt;
- de taakomschrijving van de woonbegeleider en/of activiteitenbegeleider;
- drie taken die jij op dit moment ook daadwerkelijk uitvoert;
- bevoegdheden die bij de functie van woonbegeleider of activiteitenbegeleider horen;
- de functie van de direct leidinggevende van de woonbegeleider/activiteitenbegeleider.

C: participeren in de beleidsontwikkeling

Participeren in de beleidsontwikkeling betekent eigenlijk: meedenken over de werkwijze van de


organisatie. Dit vindt plaats in allerlei vormen van overleg. Beschrijf de volgende punten in je verslag:
Let op: Overleg steeds met je begeleider en wees zorgvuldig met vertrouwelijke informatie.
Zorg dat je deze nooit opneemt in je verslag.

- De vormen van overleg waaraan de woonbegeleider/activiteitenbegeleider deelneemt:


• het doel van ieder overleg;
• de deelnemers (functies van deze mensen) aan ieder overleg.

- Woon in overleg met je begeleider een overleg/vergadering bij en maak een kort verslag met
daarin:
• het doel van dit overleg;
• de deelnemers aan dit overleg;
• de inhoud van dit overleg.

- Bereid in overleg met je begeleider een agendapunt inhoudelijk voor. Overleg met je begeleider
welke overlegvorm je kiest. Neem dit op in je verslag.

- Breng in overleg met je begeleider het agendapunt in en geef een zinnige bijdrage in dit overleg;
evalueer je inbreng tijdens een begeleidingsgesprek en neem deze evaluatie op in je verslag.

- Maak in overleg met je leerbegeleider een verslag of notulen van een overleg; neem de evaluatie
hiervan met je begeleider op in je verslag (dus niet de inhoud van de notulen).

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 30


D: toepassen van protocollen

In je werk heb je met veel afspraken te maken. Om alles in een organisatie goed te regelen, wordt
vaak gebruikt gemaakt van protocollen. In een protocol staat precies omschreven hoe je in een
bepaalde voorkomende situatie moet handelen. Protocollen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben
op veiligheid, privacy, milieu en Arbo.

Voer de volgende opdrachten uit en beschrijf ze in je verslag:


- Onderzoek welke protocollen er binnen de instelling bestaan en maak een overzicht;
- Beschrijf van elk protocol kort het doel;
- Onderzoek welke protocollen door de woonbegeleider/activiteitenbegeleider gebruikt worden en
noem bij elk protocol een concreet voorbeeld hoe je dit in de praktijk terugziet;
- Omschrijf met behulp van twee praktijkvoorbeelden* hoe jij tijdens je BPV omgaat met protocollen
die de omgang met de cliënt betreffen;
- Omschrijf met behulp van twee praktijkvoorbeelden* hoe jij tijdens je BPV omgaat met protocollen
die milieurichtlijnen bevatten;
- Omschrijf met behulp van twee praktijkvoorbeelden* hoe jij tijdens je BPV omgaat met protocollen
de handelwijze bij calamiteiten bevatten;
- Omschrijf met behulp van twee praktijkvoorbeelden* hoe jij tijdens je BPV omgaat met protocollen
die je eigen gezondheid en veiligheid betreffen;
- Omschrijf een situatie waarin jij afgeweken bent van een protocol en bespreek dit met je
begeleider. Leg uit waarom je het protocol in dit geval niet gevolgd hebt en beschrijf de reactie van
je begeleider;
- Bespreek met je begeleider in welke situaties het voor kan komen dat er een uitzondering op een
protocol wordt gemaakt.

* Er mag geen overlap zitten in de voorbeelden van ‘omgang met de cliënt’, ‘milieurichtlijnen’,
‘handelswijze bij calamiteiten’ en ‘eigen gezondheid en veiligheid’.

Terugkijken
Lees nogmaals de eindtermen die aan het begin van deze opdracht zijn genoemd. Ga voor jezelf na
of je voldoende informatie over de eindtermen hebt verzameld en opgenomen in je verslag.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 31


BPV-overeenkomst

Van ROC Mondriaan krijg je een BPV-overeenkomst (BPVO). In deze overeenkomst zijn de gegevens
al ingevuld. Ontbreekt er iets dan moet je dat melden bij je docent.

Vervolgens onderteken je de overeenkomst (of bij minderjarigheid tekent je wettelijke


vertegenwoordiger). Ook laat je hem door je BPV-instelling tekenen. Je levert de overeenkomst tot slot
in bij je coach. Het inleveren van de BPV-overeenkomst is verplicht.

Voor vragen of een kopie van de BPV-overeenkomst kun je terecht bij het BPV-bureau.

BPV-handboek kopklas SPW 4 uitstroom AB 32

También podría gustarte