Está en la página 1de 14

Kerndoelen

voor het vak godsdienst/


levensbeschouwing
in het katholiek primair onderwijs
College uan 8/sschoppel k Gedelegeerden
voor het katholiek onderws
's-Grauenhage, 1996
3
Voorwoord
Zoals voor alle andere vakgebieden, vraagt het katholiek primair
onderwijs ook voor het vak godsdienst/levensbeschouwing om
kerndoelen. Vooral in kringen van schoolleiders en districtskate-
cheten is steeds vaker te horen, dat voor een sterkere profilering
van het vak, kerndoelen een noodzakelijk instrument vormen.
Ongeveer een half jaar geleden heeft het College van Bisschop-
pelijk Gedelegeerden voor het katholiek onderwijs besloten om
zo'n richtinggevend instrument in de vorm van een kerndoelen-
brochure aan het katholiek primair onderwijs aan te bieden.
Daarvoor heeft het College in samenwerking met enkele docen-
ten Pabo, identiteitswerkers en districtskatecheten onder cordi-
natie van de heer A. van Bergen, bisschoppelijk gedelegeerde in
het bisdom 's-Hertogenbosch, gewerkt aan zo'n instrument. Op
zijn vergadering van I 0 oktober 1996 heeft het College, na velen
hierover gehoord te hebben, de tekst van deze kerndoelenbro-
chure vastgesteld. Dit instrument zal door het College van Bis-
schoppelijk Gedelegeerden worden verspreid onder scholen van
katholiek basis- en speciaal onderwijs,' districtskatecheten en
Pabo-docenten.
Het College hoopt dat dit instrument richting zal geven aan het
werk van allen die zich bij de positie, de inhoud en de vormge-
ving van het vak godsdienst/levensbeschouwing in het katholiek
primair onderwijs betrokken weten.
Het College dankt allen die aan de totstandkoming van dit kern-
doeleninstrument meegewerkt hebben en spreekt de hoop uit
dat het een vruchtbare bijdrage zal zijn aan de versterking en de
verbetering van het vak godsdienst/levensbeschouwing op ka-
tholieke scholen voor primair onderwijs.
L. C.A. Withagen,
voorzitter College van Bisschoppelijk Gedelegeerden voor het
katholiek onderwijs
5
l . Kerndoelen
voor het primair onderwijs
In de context van In het primair onderwijs kunnen zestien leer- en vormingsgebie-
de wet den worden onderscheiden. Voor elk van deze gebieden is een
reeks kerndoelen voorgeschreven. Deze geven aan wat elke ba-
sisschool in Nederland minimaal rnoet aanbieden. Ze weerspie-
gelen het culturele erfgoed dat voor alle jonge leerlingen in ons
land geldt. Zij bieden tevens de garantie voor gelijke startkansen
in het persoonlijk ontwikkelingsproces en de voorbereiding op
vervolgonderwijs.
Kerndoelen zijn afgeleid van de bestijande onderwijspraktijk en
beschrijven in grote lijnen wat elke leerling minimaal moet
worden aangeboden. Zij geven een inspanningsverplichting voor
leerkrachten, niet voor leerlingen .
. In 1993 verschenen er handreikingen bij de kerndoelen
1
voor
alle zestien leergebieden waar iedere Nederlandse basisschool
volgens de Wet op het Basisonderwijs aandacht aan moet beste-
den. Hierbij ontbrak het aandachtsgebied godsdienst/levens-
beschouwing.
Nog voordat er tien jaren basisonderwijs waren verstreken,
kwam de Commissie Heroverweging Kerndoelen Basisonderwijs
in september 1994 met het Advies 'Doelbewust leren'. Hierin
pleitte zij ervoor de kerndoelen basisonderwijs in maatschappe-
lijk perspectief te plaatsen.
"In de algemene kerndoelen voor het basisonderwijs wordt, in
overeenstemming met de maatschappelijke functie van het ba-
sisonderwijs, centraal gesteld, dat het bovenal gaat om het ver-
werven van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes die de
basis leggen voor de persoonlijke ontwikkeling van leerlingen,
voor vervolgonderwijs in de basisvorming en voor het (nu en
later) kunnen functioneren in de maatschappij.
Daarnaast is het oude principe van een algemeen kerndoel per
gebied gehandhaafd. Wel is er in de formulering meer nadruk op
gelegd, dat het hier om doelstellingen gaat die pas aan het eind
van de basisschool dienen te zijn bereikt."
2
7
regels en
perspectief
Voor het leergebied godsdienst/levensbeschouwing, opgevat als
expliciet ijkpunt van de identiteit van de katholieke school, is
vrije ruimte beschikbaar, op basis van de grondwettelijke vrij-
heid van richting en inrichting. Het bijzonder onderwijs heeft de
mogelijkheid om deze in te vullen. Het katholiek onderwijs zal
deze ruimte benutten om ook voor het vak godsdienst/levensbe-
schouwing kerndoelen te formuleren, zodat de concrete school
aan de slag kan met deze eigen invulling.
2. Katholiek onderwijs
Er is onderscheid tussen de levensbeschouwelijke identiteit van
de katholieke school (de brede identiteit) en het verzorgen van
het vak godsdienst/levensbeschouwing, als expliciet ijkpunt van
de eigen identiteit van deze school. De levensbeschouwelijke
identiteit van het katholiek onderwijs als geheel biedt als het
ware de context, Wrin scholen hun bijzondere c:ulturele o p ~
dracht trachten te realiseren. Zij gaan hierbij uit van de christe-
lijke benadering van het leven en laten in heel het onderwijspro-
gramma zien wat de waarde is van het christendom in het alge-
meen en van de katholieke traditie in het bijzonder. Katholiek
onderwijs "streeft naar een onderwijskundige inrichting die reke-
ning houdt met en recht doet aan de inspiratiebron, van waaruit
wordt gewerkt, de H. Schrift, de kerkelijke leer en traditie." 3
Katholiek onderwijs wil vanuit de christelijke visie en praktijk bij-
dragen aan het geluk van de leerlingen, mede gestalte geven
aan een menswaardige samenleving en zorgen voor een leef-
baar milieu. 4 Daartoe zal de katholieke school haar leerlingen
vormen op godsdienstig en levensbeschouwelijk gebied, uit-
gaande van de bijbel, de traditie en de leer van de kerk. De kern-
doelen zijn bedoeld als een expliciete concretisering van de in-
terreligieuze benadering voor het vak. 5 De grondslag van de
katholieke school vormt hierin het referentiekader voor de dia-
loog. Leerlingen komen tot een verdieping van de eigen traditie
mede door kennis te nemen van andere godsdienstige en le-
vensbeschouwelijke tradities.
8
een veelzeggende
dubbelnaam
3. Het vak godsdienst/
levensbeschouwing
Omwille van eenheid in terminologie, heeft het georganiseerd
katholiek onderwijs ervoor gekozen het vakgebied aan te duiden
met de dubbelnaam godsdienst/levensbeschouwing. 6Jn de ont-
wikkelingen van het vak zijn beide termen, godsdienst en le-
vensbeschouwing, onlosmakelijk met elkaar verbonden. Veel
katholieke scholen hebben te maken met mensen die een ander
geloof belijden of mensen die niet in een levensbeschouwelijke
traditie zijn grootgebracht. Gelovigen worden door het vak ge-
holpen en gesterkt in hun geloof, terwijl de anderen voor het
eerst met de vragen van het bestaan en de waarden van het
evangelie in contact komen. GezieQ de pluriforme leerlingenpo-
pulatie kiezen veel scholen ervoor de aandacht in dit vakgebied
te verbreden of aan levuilen met informatie over andere orinta-
ties. Het vak .,informeert de leerlingen over de levensbeschou-
welijke en godsdienstige benadering van het leven. Het bevor-
dert het gesprek tussen de verschillende orintaties. Het vertolkt
de christelijke benadering van het leven en laat zien wat het chris-
tendom en de katholieke traditie de moeite waard maakt."
7
In de godsdienst ligt de invalshoek op een andere werkelijkheid,
die ons overstijgt en ons tegemoet treedt. Het christendom on-
derscheidt zich van andere godsdiensten en levensbeschouwin-
gen, doordat christenen geloven dat God is mens geworden in
Jezus Christus. De andere werkelijkheid komt ons in mensen
nabij.
Levensbeschouwing legt het accent op vragende mensen. In le-
vensbeschouwing leren mensen met hun bestaansvragen om te
gaan. De levensbeschouwelijke benadering bundelt de vragen,
waar mensen in hun bestaan tegenaan lopen en mee blijven
zitten. Het zijn vragen die opkomen bij allerlei positief of negatief
beleefde situaties. Tot de negatieve worden in onze cultuur gere-
kend ervaringen van pijn en ziekte, angst en agressie, lijden en
dood, ervaringen soms die verbijsteren en ons doen vragen naar
de zin van het bestaan. Maar het gaat in het leven ook om situa-
9
ties die ons doen verwonderen en dankbaarheid oproepen voor
het bestaan, ervaringen van gezondheid, geluk of genot. In le-
vensbeschouwing gaat het om vragen die mensen zich stellen
wanneer zij geconfronteerd worden met alle situaties en ervarin-
gen, die niet gewoon en vanzelfsprekend zijn, maar die raken
aan de grenzen van ons bestaan.
Het vak godsdienst/levensbeschouwing richt zich op het bevor-
deren van een persoonlijk geloven van leerlingen, deelname aan
een collectieve geloofsbeleving en kennis m.b.t. de godsdienst
waaraan de katholieke school haar bijzondere opdracht ont-
leent. Andere godsdiensten en levensbeschouwelijke tradities
kunnen in dit verband ter sprake komen en zelfs een vruchtbare
bijdrage aan dat proces leveren, maar dit gebeurt steeds vanuit
de referentiekaders van bijbel, de katholieke traditie en leerge-
zag.8
Godsdienst is de benaming, waarmee dit vak/vormingsgebied
voor de overheid wettelijke rechtsbescherming geniet en waar-
mee het confessioneel onderwijs zich legitimeert: Levensbe-
schouwing geeft de verbreding aan tot het
domein als zodanig. Het gebruik in formele stukken van alleen
de term levensbeschouwing kan tot misverstanden leiden. De
term godsdienstonderwijs sluit dit misverstand weliswaar uit,
maar wordt te gemakkelijk vereenzelvigd met 'katechese'.
Daarom wordt het aandachtsgebied met de dubbelnaam aange-
duid.
4. Kerndoelen voor het vak
godsdienst /levensbeschouwing
godsdienst/levens- Om in de pas te lopen met de ontwikkelingen in andere vakge-
beschouw ing. bieden, zijn kerndoelen voor dit vak godsdienst/levensbeschou-
een vak apart wing, minstens voorlopig, wel gewenst. Veel schoolleiders en
districtskatecheten hebben allang naar handreikingen op dit
punt uitgezien. Pogingen om te komen tot een wetenschappelijk
10
I
'I
verantwoord raamplan voor godsdienst/levensbeschouwing op
katholieke scholen, waar kerndoelen een onderdeel van zijn,
hebben nog niet tot een bruikbaar resultaat geleid. Mede hier-
door werden in het katholiek primair onderwijs nog geen kern-
doelen voor dit vakgebied geformuleerd. Vanuit zijn verantwoor-
delijkheid (ARKO, artikel3 en 4) 9 om het katholiek onderwijs
niet in een vacum terecht te laten komen, heeft het college van
bisschoppelijk gedelegeerden voor het katholiek onderwijs
enkele docenten van de katholieke Pabo's en districtskateche-
ten gevraagd om samen met hen voor dit bijzondere vakgebied
kerndoelen te formuleren. Deze kerndoelen willen allereerst een
instrument zijn in handen van schoolleiders en specifieke
schoolbegeleiders ( districtskatecheten).
5. Gebruiksmogelijkheden
een pro{ilerings' Deze kerndoelen zijn een expliciete concretisering van de inter-
instrumen,t religieuze benadering voor het vak, zoals die binnen het katho-
liek onderwijs wordt voorgestaan. Ze kunnen op diverse mo-
menten een dienst bewijzen:
1. Ze kunnen helpen bij de planning en de vormgeving van het
vak godsdienst/levensbeschouwing in het katholiek primair
onderwijs.
2. Ze kunnen gezien worden als streefdoelen. In dit geval
helpen ze om alle leerlingen op het niveau van de kerndoe-
len te brengen.
3. Ze kunnen helpen om de situatie op school door te lichten
en te zien in hoeverre de doelen aansluiten bij de identiteit,
de opvattingen en de praktijk van de eigen school.
4. Ze kunnen als instrument worden gebruikt bij een onderzoek
naar de kwaliteit van het vak binnen het primair onderwijs.
Ze kunnen helpen bij het veranderingsplan en de witte plek-
11
ken in beeld brengen waar nu weinig of geen aandacht aan
besteed wordt.
5. Ze kunnen bijdragen aan de professionalisering van de
Ieraar in het katholiek primair onderwijs.
10
6. Ze kunnen een functie hebben voor leraren in opleiding (lio).
7. Ze kunnen bijdragen aan wetenschappelijke studies m.b.t.
de inhoudsbepaling voor het vak binnen de multiculturele
samenleving.
6. Algemene doelstelling
en domeinen
Het katholiek onderwijs maakt zijn bijzondere culturele opdracht
nadrukkelijk waar in de verzorging van het vak godsdienst/
levensbeschouwing. In hun jongste brief over het katholiek on
derwijs, noemen de bisschoppen het vak inderda.ad een ijkpunt
van de identiteit van een katholieke school. ll De algemene
doelstelling voor dit vakgebied moet dan ook steeds gelezen
worden in het licht van de doelstellingen van het katholiek on-
derwijs als geheel. Kort gezegd wil het katholiek onderwijs van
uit de christelijke visie en praktijk bijdragen aan het geluk van
leerlingen, mede gestalte geven aan een menswaardige samen
Ieving en zorgen voor een leefbaar milieu.
Voor het vak godsdienst/levensbeschouwing in het katholiek
primair onderwijs geldt in het verlengde hiervan dan ook als
algemene doelstelling:
dat leerlingen
met het oog op hun identiteitsantwikkeling
zodanig in contact komen
met persoonlijke en gemeenschappelijke
visies en praktijken van katholieken,
dat zij de levensbeschouwelijke benadering
van het leven herkennen
12
en in gesprek kunnen brengen
met andere orintaties.
Bij het beschrijven van kerndoelen voor een schoolvak is het ge-
bruikelijk het in een of meer domeinen uiteen te leggen. Verwij-
zend naar de algemene doelstelling voor het vak godsdienst/
levensbeschouwing in het katholiek primair onderwijs kunnen
drie domeinen worden onderscheiden:
Toelichting bij de drie domeinen
communicatie Het katholiek primair onderwijs wordt bezocht door kinderen
met verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke ach-
tergronden. Dat vraagt van het vak godsdienst/levensbeschou-
wing om een goed begrip van de persoonlijke vragen, en een
theoretisch en praktisch inzicht om hiermee om te gaan. De cij-
feraanduiding van de domeinen mag niet gezien worden als een
rangorde. Het is duidelijk dat het katholiek onderwijs hoge priori-
teit wil geven aan het tweede domein: het zinaanbod, zoals dat
tot ons komt in bijbel, kerkelijke leer en traditie. Dit domein
krijgt pas volle betekenis in een open wisselwerking met het
eerste domein en in een respectvolle dialoog met mensen uit
andere godsdienstige en levensbeschouwelijke orintaties.
ad 1. Het eerste domein gaat over de godsdienstige en levens-
beschouwelijke benadering van het leven, i.c. de vragen
die mensen zich stellen wanneer zij geconfronteerd wor-
13
den met situaties en ervaringen, die niet gewoon en van-
zelfsprekend zijn, maar die raken aan de grenzen van het
bestaan. In het leven van alle mensen, waar en wanneer
ook, blijken steeds weer dezelfde ervaringen te spelen.
Omdat deze telkens terugkeren, worden ze in de theolo-
gische en psychologische literatuur in geclusterde vorm
omschreven als 'waardegebieden', 'basiservaringen',
'existentialen'
12
, 'antropologische constanten'
1
3, of
'ervaringen van verwondering en verbijstering' 1
4
Met
dergelijke omschrijvingen wordt geprobeerd het domein
aan te duiden, waarvan de concrete vorm weliswaar per
cultuur kan verschillen, maar waarop alle mensen zich
alle eeuwen door orinteren.
Aan al deze ervaringen of waardegebieden liggen alom-
vattende bestaansvragen ten grondslag, waaraan gods-
diensten en levensbeschouwingen richting of orintatie
geven. Anders gezegd gaat het steeds om 'fundamente-
le' contrastervaringen, 'radicale grond ervaringen' of
'grenservaringen', die gemeenschappelijk zijn aan alle
mensen en voor alle n1ensen zijn, religieus
of niet.
15
De vragen bij deze contrast- of grondervaringen samen
vormen een eerste fundament voor het vak godsdienst/
levensbeschouwing. Het gaat in dit eerste domein om de
vragen bij deze ervaringen. In dit verband spreekt men
ook wel van levensvragen, bestaansvragen of contin-
gentievragen. Aangezien er geen consensus bestaat
over aantal en formulering van deze 'levensvragen',
wordt hier volstaan met de meer algemene omschrij-
ving: 'de vragen bij situaties en ervaringen die raken aan
de grenzen van het bestaan'.
ad 2. In het tweede domein gaat het over de christelijke bena-
dering van het leven en wat het christendom en de ka-
tholieke traditie de moeite waard maakt. In de formule-
ring van dit domein is gekozen voor de begrippen 'bijbel'
en 'kerk' en 'christelijke praktijk'. De nevenschikkende
opsomming van deze woorden laat zien dat ze op elkaar
14
betrokken zijn. Een andere veel voorkomende formule-
ring is 'H. Schrift, de kerkelijke leer en traditie' 1
7
Bijbel
of Schrift is niet slechts datgene wat in de traditie wordt
doorverteld, maar blijft als kritische bron op de kerk en
de christelijke praktijk (traditie) een appl doen, en
wordt op een bepaalde wijze voortgezet.
Christenen verschillen. Dat heeft enerzijds tot verschil-
lende christelijke kerken geleid, terwijl dit anderzijds
binnen de katholieke kerk van vandaag tot verschillende
opvattingen en praktijken leidt. De aanduiding 'christe
lijke praktijk' duidt meer dan n traditie aan. Ook an-
dere christelijke tradities steunen op de persoon van
Jezus Christus, wiens eenheid met God wordt beleden,
en zij baseren zich op een eigen op de schepping gefun-
deerde opvatting van de God-mens-relatie, die tot uiting
komt in ervaringen, cultuur, e.d.
ad 3. Het derde domein vraagt aandacht voor het gesprek of
de dialoog met mensen uit verschillende orintaties. Het
wijst naar de veelkleurige samenleving, waarin andere
godsdiensten en levensbeschouwelijke tradities zich
presenteren dan de visie waarop de katholieke school
zich baseert en waarmee katholieken zich primair willen
verstaan. Er blijken diverse benaderingen of orintaties
te bestaan voor de wijze waarop met grote vragen van
het leven wordt omgegaan. Deze pluriformiteit bepaalt
in onze dagen de culturele en maatschappelijke context
waarin de leerlingen hun weg moeten vinden. Wanneer
er sprake wil zijn van tolerantie en begrip zal dat prak-
tisch geoefend moeten worden door in communicatie en
dialoog te treden met anderen. Deze praktische levens-
houding is noodzakelijk om een bijdrage te leveren aan
het geluk van alle leerlingen. In gesprek met mensen
vanuit andere godsdienstige of levensbeschouwelijke
tradities willen katholieken immers via hun onderwijs
mede gestalte geven aan een menswaardige samenle-
ving en zorgen voor een leefbaar milieu.
15
7. Kerndoelen
De kerndoelen zijn geformuleerd in leerlingengedrag: "De leer-
lingen weten of kunnen ... " Op die manier laten ze direct zien
welk resultaat men aan het eind van de basisschool wil bereiken.
Tenslotte is er bij de formulering van deze kerndoelen van uit
gegaan dat de drie domeinen tijdens het primair onderwijs meer
dan eens aan bod zullen komen, telkens in een andere vorm of
op een ander niveau, afhankelijk van de ontwikkelingsfase van
de leerlingen en van de verdeling in 'bouwen' die men kent
(onder- en bovenbouw; onder-, midden- en bovenbouw; enz.).
domein 1 de vragen b!i situaties en ervaringen, die raken aan de grenzen
van het bestaan, die de ordening van het leven onder druk
zetten of boven de alledaagsheid uittillen
1 De leerlingen herkennen situaties en ervaringen die hen
doen verbijsteren en verwonderen.
2 De leerlingen kunnen vragen stellen bij situaties en ervarin-
gen in hun eigen leven (en dat van anderen).
3 De leerlingen weten dat deze vragen bij het bestaan op een
levensbeschouwelijke manier kunnen worden benaderd.
4 De leerlingen zijn in staat vragen bij het bestaan te uiten in
woorden, tekeningen en/ of spel.
domein 2 de biJ' bei en de wijze waarop deze door de kerk en de christelijke
pra!ct!J'k wordt overgeleverd
5 De leerlingen hebben kennis van en waardering voor de
beeldende/metaforische taal van bijbel en christelijke tradi-
tie.
6 De leerlingen hebben kennis van en waardering voor verha
16
!en, beelden, symbolen en rituelen uit bijbel en christelijke
traditie.
7 De leerlingen kennen een aantal bijbelverhalen en zijn in
staat n bereid die in verband te brengen met hun eigen
leven.
8 De leerlingen zijn in staat deel te nemen aan godsdienstige
feest- en gedenkdagen door het jaar en aan andere gods-
dienstige of levensbeschouwelijke uitingen (bidden, vieren
en andere gebruiken).
domein 3 de dialoog met mensen uit andere godsdienstige en levensbe-
schouwelijke orintaties
9 De leerlingen willen rekening houden met de opvattingen
van anderen inzake godsdienst en levensbeschouwing.
10 De leerlingen hebben aandacht voor uitingsvormen van
andere godsdiensten of levensbeschouwingen dan die van
henzelf.
11 De leerlingen zijn bereid en in staat met elkaar en met de
leraar te praten over de overeenkomsten en verschillen in de
wijze waarop godsdiensten en levensbeschouwingen met
vragen bij het bestaan omgaan.
12 De leerlingen ontdekken dat andere godsdiensten en levens-
beschouwingen een bijdrage kunnen leveren aan de eigen
identiteitsontwikkeling.
17
8. Bronnen en literatuur
1. Rudy Beernink en Jas Letse hert, 1\erndoelen voor hel basisonderwijs, SLO,
Enschede, 1993
2. "Doelbewust leren", Kerndoelen basisonderwijs in maatschappelijk perspec-
tief, Advies Commissie Heroverweging Kerndoelen Basisonderwijs, Den
Haag, september 1994
3. Algemeen Reglement Katholiek Onderwijs (ARKO), artikel1.2.1
4. Zie hiervoor: fdentileit, richtinggevende uitspraken, NKSR, Den Haag, au-
gustus 1995, blz. 8
5. Idem, blz. 15-19
6. Zie hiervoor recente NKSR-publikaties, zoals: 1\erndoelen van godsdienst/
levensbeschouwing in de basisvorming, 1994, in aansluiting op een nieuw
raamleerplan voor het godsdienstonderwijs op katholieke scholen voor
voortgezet onderwijs (brochure B) en de al eerder genoemde brochure Iden-
titeit, richtinggevende uitspraken
7. Katholiek onderwijs en de komende lijd, Oproep tot bezinning aan allen die
bij het onderwijs belrokken zijn, Bisschoppelijke Brieven, 33, 1996, nr. 16
8. f\atecf1ese in de parochie, gespreksnota t.b.v. het Landelijk Pastoraal
Overleg op 22, 23 en 24 maart 1991, in: Kerkelijke documentatie 20
(1992) 6, blz. 14-29
Criteria bij de bepaling van de inhoud van hetgodsdienstonderwijs op de
katholieke school, R.-K. Bisschoppenconferentie, Utrecht, mf'i 1995
Identiteit: richtinggevende uitspraken, NKSR, Den f:jaag, augustus 1995,
blz. 15-16
9. ARKO, Den Haag, NKSR, 1987
10. Beroepsproflel leraar primair onderwijs op katholieke scholen, VSLPC, 1994
11. 1\atholiek onderwijs en de karnende lijd, Bisschoppelijke Brieven, nr 33,
1996, nr. 16
12. Vrool!l, H.M., Religies en de waarheid, Kok, Kampen, 1988
13. Schil!ebeeckx, E., in: Waarden en normen binnen de wetenschappen en de
schoolvakken in: Waarden en normen in het onderwijs, Ambo, Baarn, 1977,
blz. 9- 25
Idem, Gerechtigheid en liefde, Ne!issen, Baarn, 1977, blz. 674-683
14. Henk Burggraaffin de bundel Spiritualiteit en wetenschap, onder redactie
van lteke Weeda, Anthos, Amsterdam, 1996, blz. 279-284
15. Schillebeeck:x, E., Theologisch testament, notarieel nog niet verleden, Nelis-
sen, Baarn, 1995, blz. 128
16. Hermans, Chr., Vorming in perspectief, grondslagenstudie over identiteit van
het katholiek onderwijs, ABKO/Gooi en Sticht, Den Haag/Baarn, 1993, blz.
67 e.v.
17. ARKO, artikel1.2.1 luidt: "1\atholiek onderwijs streeft( ... ) naar een onder
wijskundige inrichting die rekening houdt met en recht doet aan de inspira
tiebron van waaruit wordt gewerkt: de H. Schrift, de kerkelijke leer en tradi-
tie."
18

También podría gustarte