Está en la página 1de 11

NAAM: ________________

TAAL

1. In de onderstaande fragmenten vind je de samenvatting van de eerste 4 boeken


van Harry Potter. Lees de teksten aandachtig en probeer dan de vragen op te
lossen.

De boeken over Harry Potter van de schrijfster Joanne Rowling gaan over een jongen die
tovenaar blijkt te zijn. Om het vak goed onder de knie te krijgen gaat hij naar Zweinsteins
Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus. Daar beleeft hij de meest fantastische en spannende
avonturen. De boeken zijn bloedstollend spannend en tegelijk ook grappig. Op dit moment zijn er
vier boeken verschenen, er komen nog drie boeken uit. Op deze pagina zullen we in het kort
vertellen waar de boeken over gaan.

Harry Potter en de steen der wijzen

Harry Potter woont sinds de dood van zijn ouders in de bezemkast onder de trap in het huis van
zijn zeer onvriendelijke tante en oom Duffeling. Het leven is er vreselijk voor hem. Op zijn elfde
verjaardag hoort Harry dat hij (net als zijn ouders) een tovenaar is; iets dat zijn leven totaal
verandert. Hij gaat naar Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus, waar hij alles
leert over bezemstelen, toverdranken en monsters. Ook is het zijn taak de strijd aan te gaan met
Voldemort, zijn aartsvijand, de tovenaar die verantwoordelijk is voor de dood van zijn ouders.
Gelukkig staat hij er niet allen voor, maar wordt Harry geholpen door zijn vrienden Ron en
Hermelien.

Harry Potter en de geheime kamer

Dit is deel twee van de serie. Na een verschrikkelijke vakantie bij zijn gemene oom en tante gaat
Harry Potter naar de tweede klas van Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus.
Maar alleen al om daar te komen blijkt een ware heksentoer te zijn. Gelukkig hebben ze hun
vliegende auto. Na alle avonturen van vorig schooljaar denkt Harry zich rustig aan zijn lessen
Toverdranken, Bezweringen, Verweer tegen de Zwarte Kunsten en zijn favoriete sport Zwerkbal te
kunnen wijden. Maar dan hoort hij een mysterieuze stem, vinden er aanslagen plaats en ontdekt
hij een wel heel bijzonder dagboek...

Harry Potter en de gevangene van Azkaban

Voor Harry Potter aan zijn derde jaar op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus Pocus
begint, moet hij de zomervakantie weer bij zijn gemene oom en tante doorbrengen. Door een
magisch ongelukje komt hij ineens 's avonds laat op straat te staan. Dan blijkt dat Sirius Zwarts,
een beruchte volgeling van Jeweetwel, uit de gevangenis van Azkaban is ontsnapt. Hij is op de
vlucht en heeft het op Harry gemunt. Er volgt een spannend schooljaar met nieuwe vakken als
Dreuzelkunde en Zorg voor Fabeldieren. Er zijn veel spannende Zwerkbalwedstrijden en
griezelige voorspellingen. De school wordt bewaakt door Dementors, de gevreesde bewakers van
Azkaban. Harry heeft zijn lessen Verweer tegen de Zwarte kunsten hard nodig…

Harry Potter en de vuurbeker

Harry Potter gaat zijn vierde jaar in op Zweinsteins Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Er
zijn nieuwe leraren op school, maar ook nieuwe leerlingen. De wereldkampioenschappen
Zwerkbal worden georganiseerd en Harry zal als Zoeker zeker zijn best moeten gaan doen. Maar
er komt meer op Harry af: er komt een toernooi tussen Zweinstein en de andere toverscholen. De
Vuurbeker spuwt Harry's naam uit en hij zal de drie zware beproevingen moeten doorstaan.
In de tussentijd beraamt Voldemort snode plannen om de krachten terug te krijgen die hij door
Harry is kwijtgeraakt. Harry ontdekt steeds meer aanwijzingen dat Voldemorts handlangers de
school hebben geïnfiltreerd. De tovenaars zullen alles op alles moeten zetten om hier goed uit te
komen. En dan wordt Harry ook nog verliefd...…
Vraag 1: Wie is Voldemort?

__________________________________________________________________________

Vraag 2: Waar brengt Harry zijn vakanties door?

__________________________________________________________________________

Vraag 3: Wanneer verneemt Harry dat hij een tovenaar is?

__________________________________________________________________________

Vraag 4: Welke nieuwe vakken leert Harry in zijn 3de jaar op Zweinstein?

__________________________________________________________________________

Vraag 5: Som 2 vakken op die Harry leert op school.

__________________________________________________________________________

Vraag 6: In welk boek ontsnapte Sirius Zwarts uit de gevangenis?

__________________________________________________________________________

Vraag 7: Wat zijn Dementors?

__________________________________________________________________________

Vraag 8: Wie wordt bedoeld met Jeweetwel?

__________________________________________________________________________

Vraag 9: In welk boek wordt er een tornooi zwerkbal georganiseerd tussen Zweinstein en de
andere toverscholen?

__________________________________________________________________________

Vraag 10 : Wie schreef deze Harry Potter-boeken?

__________________________________________________________________________
2. Lees aandachtig en los dan de vraag op.

Vader noteert de prijzen van een nieuwe tv. Winkel A vraagt 100 euro meer dan winkel B.
Winkel C vraagt 80 euro minder dan winkel A en winkel A vraagt dan weer 90 euro minder
dan winkel D.
Welke winkel vraagt het minste voor een nieuwe televisie? (omcirkel het juiste antwoord)

- Winkel A
- Winkel B
- Winkel C
- Winkel D

3. Kies uit onderstaande woorden om de zinnen aan te vullen.

beramen herstellen herstellen rollen slijpen stichten stoken


strijken zetten

1. Wie zal mijn fiets ___________?

2. In Antwerpen kan je een opleiding volgen om diamanten te __________.

3. De deugnieten __________een geheim plannetje.

4. In onze wijk wil men een nieuwe vereniging___________.

5. Na de overstroming moest men de dijk _____________.

6. Met een pakje tabak kan je zelf je sigaretten ______________.

7. Vader zal de lakens glad ______________.

8. Voor de gezelligheid zullen we een vuurtje _________________.

9. Wil er iemand een tasje koffie ________________?


4. Noteer in elke zin de gepaste verzamelnaam

bende boomgaard broedsel collectie colonne gebergte gebladerte


gesternte gezin kudde ploeg school vloot vlucht zwerm

1. Oei, pas op, een hele hoop bijen! Ja, dat is een grote _____________.

2. De fruitbomen staan in bloei. Ga je mee wandelen in de ________________?

3. Heb je veel postzegels? Wil je mijn ____________ even zien?

4. Ouders en kinderen vormen samen een _________________.

5. De oorlogs____________ viel de vijand langs de zee onverwacht aan .

6. Er stonden elf spelers op het veld, maar ze vormden geen _________________.

7. In België hebben we wel heuvels maar geen _____________________.

8. De herder verzamelde zijn __________ schapen.

9. Het _____________ van de merels wordt soms geroofd door een ekster.

10. Dieven werken soms in groep, ze vormen een __________________.

11. De soldaten marcheerden de hele dag in __________________.

12. Er schijnt geen zonlicht door het ___________ van de bomen.

13. De vissers ontdekten een ___________ vissen.

14. De vruchten werden geplunderd door een ____________ spreeuwen.

5. Maak samenstellingen door lijnen te trekken naar het passende deel.

winter poort
roof storm
vogel heuvel
kom boete
pas vrij
wervel slaap
vlucht kamer
rug vogel
geld pas

kleed zak
6. Maak afleidingen van de woorden tussen haakjes.

1.( Arabië) De cijfers waarmee we rekenen zijn van ___________ afkomst.

2. (tropen) Wie op vakantie gaat in Afrika moet oppassen voor een _______ ziekte.

3. (academie) In een _______________ ziekenhuis word je goed verzorgd.

4. (actua) De ____________ toestand is niet zo denderend.

5. (humor) _________________ voorstellingen lokken steeds veel toeschouwers.

6. (schade) Sproeimiddelen bevatten vaak ___________ stoffen.

7. (reuma) Grootmoeder heeft last van ___________ pijnen.

8. (gevaarlijk) De verslaggever bevond zich in een ____________ situatie.

9. (atleet) Elke sportman heeft een ____________ gebouwd lichaam.

10. (Egypte) Wie bezocht reeds de _____________ piramides?

11.(democratie) Gelukkig hebben de meeste landen ______________ verkiezingen.

12. (officieel) Bent u ook uitgenodigd voor de _____________ opening?

13. (natie) Ons ____________ elftal speelt meestal in rode uitrusting.

14. (oorsprong) In de Kempen bestond de _________________ begroeiing enkel uit heide


en berk.

15. (religie) De pastoor bezat nog veel ____________ schilderijen.

16. (vreugde) Tijdens die vakantiereis beleefden we _____________ momenten.

17. (acrobaat) Aan de trapeze toonde de clown ________________ sprongen.

18. (mysterieus) Enkele jaren geleden waren er in ons land ____________ verdwijningen.
WISKUNDE
1. Zijn de onderstaande uitspraken waar of niet waar?

1. Een vierkant is een rechthoek.


2. Een rechthoek is een parallellogram.
3. Een trapezium heeft twee paar evenwijdige zijden.
4. De diagonalen van een rechthoek snijden elkaar precies in het midden.
5. De diagonalen van een ruit staan loodrecht op elkaar.
6. Een gelijkzijdige driehoek heeft ongelijke hoeken.
7. Een stomphoekige driehoek heeft maar één stompe hoek.
8. De overstaande hoeken van een ruit zijn even groot.
9. Een cirkel is een veelhoek.
10. De hoeken van een regelmatige vijfhoek zijn even groot.
11. Een diagonaal verdeelt een ruit in 2 dezelfde driehoeken.

1. ___________ 6. ____________
2. ___________ 7. ____________
3. ___________ 8. ____________
4. ___________ 9. ____________
5. ___________ 10. ___________
11. ___________

2. Los de onderstaande vragen op. Er is ruimte voorzien om bewerkingen te maken.

Vraag 1: Tijdens de marathon wordt er veel gedronken. De bekende loper Jan Snel drinkt 7
flesjes van een halve liter water en 6 energiedrankjes met een inhoud van 25 cl.
Tijdens deze loopwedstrijd dronk hij ... liter.

Bewerking:
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
____

Oplossing: _____________________________________________________________

Vraag 2: De thuiswedstrijden van FC Potstampers kenden een onregelmatige publieke


opkomst. Tijdens de eerste wedstrijd waren er 800 toeschouwers, de tweede 400 en voor de
laatste match daagden er 1200 kijkers op. Bereken het gemiddeld aantal toeschouwers
tijdens deze eerste drie wedstrijden.

Bewerking:

_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
____

Oplossing:
_________________________________________________________________
Vraag 3: De wielerwedstrijd Parijs-Brussel is 300 km lang. De renners vertrekken om 10 uur
in Parijs. De winnaar Frans Velo legt de afstand af met een gemiddelde snelheid van 50
km/u. Hij arriveert in Brussel om ... uur.

Bewerking:

_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
_________________________________________________________________________
____

Oplossing: _________________________________________________________________

3. Zoek het kleinste gemeenschappelijke veelvoud van de volgende getallen

8 en 12 :__________________________________________________

7 en 8: ___________________________________________________

3 en 4: ___________________________________________________

6 en 9: ___________________________________________________

9 en 12: __________________________________________________

15 en 20: _________________________________________________

2, 3 en 5: _________________________________________________

10 en 40: _________________________________________________

5 en 14: __________________________________________________

8 en 9 : ___________________________________________________
WERO
1. Benoem de 10 provincies.

1. ___________________ 2. ______________________

4. ____________________
3. _______________

5. _______________
6. _________________

8.
_________
7. ________________ 8. ________________

9. ______________ 10._______________
FRANS
1. Schrijf de getallen

soixante – sept: _______

septante – huit: _______

soixante et un : _______

quatre-vingts: ________

soixante – cinq : ______

cent : ______

nonante – deux : _______

onze : _____

dix-sept : _______

quatorze : _______

2. Wie is wie ?

Luc Delarbre est un homme.


Sa femme est Julie Lescaut.
Ils ont deux enfants, Sylvie et Nick.
Sylvie a douze ans, Nick a onze ans.
Luc a aussi un frére, il s'appelle Louis.
Julie a une soeur, elle s'appelle Marie.
Pierre Delarbre est le grand-pére de Sylvie et Nick.
Il habite à côté du boulanger Delasalle.
Monsieur Delasalle est un ami de Madame Dupont.
Madame Dupont est la mére de Marie et Julie Lescaut.

Kies uit :

La fille du boulanger, La mère de Sylvie, L’oncle de Sylvie, La grand-mère de Sylvie, Le frère


de Louis, Le boulanger, Le fils de Luc, La fille de madame Dupont, Le père de Luc, La sœur
de Nick

Nick Delarbre : ________________________ Julie Lescaut : ___________________

Marie Lescaut : ________________________ Pierre Delarbre : _________________


Carla Delasalle : _______________________ Luc Delarbre : ___________________

Louis Delarbre : _______________________ Monsieur Delasalle : ______________

Madame Dupont : _____________________

Sylvie Delarbre : ______________________


3. Herhaling woordenschat

1 2 3

5 6

7 8 9

10

11 12

13

14

15 16

17

18

19

20

Horizontaal
Verticaal
2. wachten = 1. een avondmaal = un
6. een krant = un 3. een boterham = une
7. een boom = un 4. een middagmaal = un
8. zondag = 5. trekken =
11. een apotheek = une 9. een ding = une
13. een arm = un 10. moe =
14. mogelijk = 12. een wandeling = une
15. een boodschap = une 14. verliezen =
18. ziek = 16. de suiker = le
19. verkopen = 17. Het is laat. = Il est ...
20. donderdag =

También podría gustarte