Está en la página 1de 2

-1-

In Ulrich, de hoofdpersoon van Der Mann ohne Eigenschaften,


schetst Robert Musil het archetype van de verlichte jongeman. Als toonbeeld van redelijkheid heeft hij een graad in de wiskunde en een rijk sociaal leven, vol toekomstmogelijkheden. Eerst in het leger, daarna aan de
universiteit en in de hoogste kringen van het Wenen van vlak voor de
Eerste Wereldoorlog. Toch ziet hij het leven als een serie vrijblijvende
mogelijkheden. Zoals de democratische mens in Platos Politeia, fladdert
hij van bloem tot bloem, nu eens filosoferend, dan weer fanatiek sportend of dromend van een politieke loopbaan. Hij ontwikkelt geen vaste
morele principes, neemt geen verantwoordelijkheid en slaagt er niet in
zich te committeren aan het goede in zichzelf en in anderen. Hij ontwikkelt een geest met vele facetten, maar hij wordt geen persoon.
Ulrich is model geworden voor de jonge intellectueel van mijn generatie, die tijdens een borrel in zijn studentenhuis, waar de lucht hangt
van in de vloer getrokken bier, verklaart dat God dood is en waarheid
subjectief. Waarden en normen zijn toevallige voorkeuren van de smaakpapillen, de rede is slaaf van de begeertes, het doel van het leven is macht
en geld en the self is nothing but a bundle of perceptions.
Ik schrijf uit eigen ervaring. Ik kom uit een Katholieke familie, waarin
het geloof sinds mijn betovergrootvader uit het middeleeuwse Gelre is
overgerfd. Op zeer jonge leeftijd maakte ik op vaders schoot kennis met
de Bijbel en toen ik acht was, ontving ik mijn Eerste Communie.
Op het gymnasium werd het Katholieke Arcadi vervangen door de
schittering van de natuur- en wiskunde, de grote literatuur en de klassieken. Moraal, zo was de opvatting, hoort niet op school thuis, omdat iedereen dat voor zichzelf mag bepalen. Discussies over goed en kwaad vonden dan ook noodgedwongen buiten de schooltijd plaats. Al gauw werd
mijn gymnasiumperiode er een van hockeyfeesten en een gecultiveerde
onverschilligheid voor alles wat zich als zinvol voordeed.
Losgeweekt van God maakte ik aan de Universiteit Utrecht kennis met
Kants idee dat het menselijke verstand te beperkt is om de waarheid over
God, goed en kwaad te kennen. Aan de universiteit van Cambridge raakte
ik in de ban van een tijdgenoot van Musils Ulrich. Dat was Ludwig Wittgenstein, die me leerde dat we moeten zwijgen waar we niet over kunnen
spreken. Serieuze mensen houden zich bezig met natuurwetenschappen,
en religie past daar niet bij.

Gerard van Straelen, december 2007


Door een open geest en de juiste vrienden heb ik het Christendom teruggevonden. Als
ik genoegen had genomen met Kants dictum dat de traditie geen legitieme bron is voor
kennis, zou ik daarmee mijn morele kompas overboord hebben gegooid. Dan zou ik
alles wat ik van mijn ouders aan beschaving had meegekregen, zijn kwijtgeraakt en in
de woorden van Erasmus meer beest dan mens zijn geworden.
De natuurwetenschappen zeggen namelijk niets over goed en kwaad, terwijl deze categorien onmisbaar zijn voor het maken van zinnige keuzes. Als we niet meer geloven
in een morele orde die de natuurwetenschappen overstijgt, verliest het leven zijn waarde, betekenis en doel. Dan is alles aan elkaar gelijk: drinken aan studeren, brutaliteit
aan hoffelijkheid, en uiteindelijk leven aan dood. Als leidraad blijven dan alleen de begeertes over, die per definitie niet betekenisvol zijn en nooit bevredigd kunnen worden.
Wanneer u een willekeurige student vraagt waarom hij een bacchanaal verkiest boven
Plato of Sint-Augustinus, zult u onverschilligheid en zwartgallig cynisme terugkrijgen.
Toch lijkt me niet dat men gelukkig wordt van vrijblijvend genot, overmatig drinken,

-2-

drugsgebruik, arrogantie, slonzigheid, hebzucht en afgunst. In de regel leiden deze


zaken tot zwakke studieresultaten, gebroken relaties, eenzaamheid en doelloosheid. De
vrijzinnigheid van de jaren zeventig is dan ook een schijnvrijheid, die in wezen neerkomt op een slavernij in de tredmolen van de platte begeertes.
Wat zet het Christendom daar tegenover? Allereerst biedt het leven van Christus een
krachtig voorbeeld voor mijn persoonlijke ethiek. Christus heeft in zijn leven op een
bovenmenselijke manier de deugden beoefend. Hij heeft zichzelf opgeofferd om vergeving te vragen voor onze persoonlijke fouten en dwalingen, en hij biedt hoop op het
eeuwige leven. Om dit te ontvangen moeten we onze fixatie op onze neigingen opgeven en onszelf in dienst stellen van het goede. Daarbij is de liefde (caritas) voor God en
zijn schepping van essentieel belang. Wanneer wij God liefhebben, realiseren we ons
de inherente waarde van het leven en gaan we er bewuster en zorgvuldiger mee om.
We begrijpen dan dat het zinvol is om een verstandig, dapper, beheerst, grootmoedig
en liefdevol leven te kiezen. Daarmee biedt het Christendom geestesadel en bevrijdt het
de ziel van de slavernij van de platheid.
Ten tweede biedt het Christendom een schat aan identiteit en zelfkennis. Het is onmogelijk de Europese geschiedenis, kunst, politiek en rechtsorde te begrijpen zonder het
Christendom te kennen. De kerk heeft ons grootgebracht en door de Middeleeuwen geleid, en zij heeft voortgebouwd op de runes van het Romeinse Rijk waardoor later de
Renaissance heeft kunnen plaatsvinden. In Europa is het Christendom nog altijd de gemene deler en daarmee een sterke basis voor een grensoverschrijdende identiteit.
Ten derde is het Christendom van essentieel belang voor het voortbestaan van onze
moderne idealen. Tolerantie is geen uitvinding van John Locke, maar komt voort uit
Christus gebod tot naastenliefde. De mensenrechten zijn niet uitgevonden in de Verlichting, maar borduren voort op de Christelijke natuurrecht-traditie, zoals verwoord
door de Heilige Thomas. Dat geldt eveneens voor het grondbeginsel van de moderne
rechtsstaat, namelijk dat burgers in beginsel vrij zijn en bestuurders verplicht zijn het
algemeen belang te dienen.
De kans is klein dat deze zaken zonder het Christendom kunnen voortbestaan. Het
noopt tot reflectie dat de mensenrechten in niet-Christelijke delen van de wereld het
grofst geschonden worden en dat de verlichte regimes van Europa het minste respect
hadden voor de menselijke waardigheid. Ook is het zorgwekkend dat het recht op leven
in Nederlandse abortusklinieken geschonden wordt. Toch is dit niet vreemd. De mensenrechten passen nu eenmaal niet in een relativistisch, postmodern en hedonistisch
mensbeeld. Zonder geloof in een transcendente verankering van de mensenrechten zal
niet de rechtvaardigheid maar de gemakzucht zegevieren.
Tot slot biedt het Christendom meer schoonheid dan het consumptieve studentenleven.
De Christelijke traditie bevat meer dan tweeduizend jaar aan gebruiken en menselijke
ervaring, die dagelijks met veel liefde door onze priesters worden herleefd. Voor mij
biedt de Katholieke liturgie meer berusting, zekerheid en betekenis dan welke popmuziek of new-age-spiritualiteit dan ook. Op zondagochtend ga ik daarom veel liever ter
communie in de Latijnse mis, dan dat ik met een alcoholvergiftiging aan de gracht
wakker word.
Wat is het grootste gevaar voor mijn generatie? Niet dat ons talent wordt opgeslokt
door het moeras van de middelmatigheid, of dat we door Aziatische of Islamitische landen worden overtroefd. Het is de morele reddeloosheid van mijn leeftijdsgenoten waarover ouders en onderwijzers zich het meeste zorgen moeten maken. Om met Edmund
Burke te spreken: het kost generaties om een landgoed op te bouwen, maar een onverstandige erfgenaam kan alles in een kwartiertje verbrassen.

También podría gustarte