Está en la página 1de 3

College van Bestuur De Boelelaan 1105 1081 HV AMSTERDAM

DATUM

ONS KENMERK

UW BRIEF VAN

UW KENMERK

04.03.2013
E-MAIL

GV-2013/025 v
TELEFOON FAX BIJLAGE(N)

ondernemingsraad@vu.nl

020 598 5312

Betreft: instellingsaudit en onderwijsagenda Naar aanleiding van het rapport van de commissie die de proefaudit heeft uitgevoerd (verder: de commissie; zie bijlage A) en de daarop door het CvB geformuleerde samenhangende aanpak Onderwijsagenda en Instellingsaudit (zie bijlage B), voorziet de Gezamenlijke Vergadering (GV) de volgende dilemmas. Allereerst betwijfelt de GV of de onderwijsagenda voorziet in een heldere, coherente en integrale onderwijsvisie. Derhalve is het onduidelijk op welke manier het beleid uit de onderwijsagenda bij de visie aansluit en hoe het concreet bijdraagt aan het halen van de instellingsaudit. Het lijkt er in de door het CvB gekozen aanpak niet op dat de onderwijsvisie de uitkomst zal zijn van een gezamenlijk en facultair gedragen proces. Zon proces is wel nodig opdat alle faculteiten zich in de onderwijsvisie kunnen herkennen en die visie door het college met trots uitgedragen kan worden. Hierdoor is het mogelijk dat een dergelijke visie op een breed draagvlak kan rekenen. Ten tweede is onduidelijk welk doel uit de onderwijsagenda prioriteit heeft en welke beleidsmaatregelen op basis daarvan voorrang krijgen en welke (tijdelijk) moeten wijken. Het CvB schuift de beslissing over de inhoudelijke prioriteiten nu voor zich uit. Dat levert een gebrek aan inhoudelijke sturing op. Ten derde leven er binnen de GV vragen over de effectiviteit van een programmamanager onderwijs om instellingsbreed draagvlak te verwerven voor de onderwijsvisie en het beleid uit de onderwijsagenda. Het is duidelijk dat er krachtig en inspirerend bestuur gevraagd wordt van het CvB. Ten vierde zijn er nu drie gremia betrokken bij de sturing van de organisatie: BOVU, OPDO en VB. Daar wordt in de voorstellen nu een programmateam tussen geschoven. Onduidelijk is wat de relatie is van dit team ten opzichte van de bestaande gremia. Waarom zou een toevoeging van een vierde gremium efficint en effectief zijn?

GEZAMENLIJKE VERGADERING VU

ADRES

www.intranet.vu.nl ondernemingsraad@vu.nl

De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam

2/3

Ten slotte is onduidelijk wie uiteindelijk beslist over de facultaire voorstellen voor realisering van de prestatieafspraken. Hoe verhouden deze middelen zich tot de bestaande activiteiten? Moeten de voorstellen betrekking hebben op nieuwe activiteiten of kunnen ook bestaande worden ingezet? Worden deze middelen in meerjarig perspectief toegekend? Vindt een eventuele korting in de toekomst, als prestaties niet worden gerealiseerd, ook naar rato plaats? Al met al is er sprake van teveel onduidelijkheid. Er rijzen bij de GV grote twijfels over de sturing aan het proces door het CvB. Deze twijfels zijn door de GV al meerdere malen geuit en worden, gezien het verslag van de commissie en gezien de maatregelen in antwoord op de conclusies van de commissie, alleen maar gevoed. De GV adviseert als volgt. 1. Het formuleren van een breed gedragen onderwijsvisie verdient de hoogste prioriteit. Bij het formuleren van die visie dient naast facultaire consultatie ook afstemming met de PCU plaats te vinden en dient ook rekening gehouden te worden met de reorganisatie van het domein Studentgerichte Ondersteuning. 2. Er dient een prioritering plaats te vinden in de projecten van de onderwijsagenda, waarbij nadrukkelijk een rangorde wordt aangebracht en waaruit blijkt welke projecten wel, en welke projecten vooralsnog niet worden uitgevoerd. 3. De Instellingsaudit dient voorrang te krijgen. Dit betekent dat de onderwijsagenda daarvoor (deels) moet wijken. Organisatorische veranderingen in de bedrijfsvoering en de faculteiten mogen de instellingsaudit niet doorkruisen. 4. De kluwen aan overleggen dient ontward te worden om een logische en effectieve aanpak te bevorderen. 5. Om het middenkader te ontlasten dienen nieuwe en bestaande overleggen kritisch tegen het licht gehouden te worden en dienen (operationele) besluiten zo laag mogelijk in de organisatie genomen te worden. Het bovenstaande is op 27 februari jl. uitvoerig besproken in de overlegvergadering tussen GV en college. Naar aanleiding van deze discussie voegt de GV aan het voorafgaande nog het volgende toe. Na de door de rector aangekondigde retraite met de decanen en dienstdirecteuren in april of mei, ontvangt de GV graag de lijst met prioriteiten die tijdens deze retraite zal worden samengesteld en waar nadrukkelijk ook zal worden vermeld welke zaken geen prioriteit krijgen. Met betrekking tot de prioriteiten vraagt de GV zich overigens wel af welke prioriteiten er nog kunnen worden gesteld als, zoals de rector in de overlegvergadering stelde, het behalen van de instellingsaudit en het nakomen van de prestatieafspraken terecht topprioriteit hebben. Is de organisatie daar al niet druk genoeg mee? De GV heeft een toelichting op de rol en de bevoegdheden van de programmamanager en het OPDO ontvangen en zou daarover graag nog iets uitgebreider schriftelijk worden genformeerd. Daarbij beveelt de GV aan om het OPDO in het traject van de besluitvorming steviger te positioneren en de adviserende stem richtingbepalender te laten zijn. Bij de programmamanager zou de nadruk moeten liggen op facilitering en ondersteuning en zou de beslisbevoegdheid bij de rector moeten blijven.

3/3

De GV ontvangt graag het toegezegde schema waarin de bestaande en voorgestelde gremia systematisch worden gerangschikt. Daarnaast zou de GV graag een tijdpad van de overleg- en beslismomenten ontvangen. In de vergadering van december 2012 is besproken dat met de GV en de USR zal worden overlegd over de advies- en instemmingsplichtige zaken die de onderwijsagenda bevat. In de vergadering van 27 februari jl. bevestigde de rector deze afspraak. De GV ziet een overzicht graag tegemoet. In de vergadering van 27 februari jl. werd gesproken over het Meerjarenplan Identiteit en Diversiteit 2012-2015. De GV wil het plan graag aangeboden krijgen, vraagt zich af welk stadium van besluitvorming dit meerjarenplan zich bevindt en op welke manier de medezeggenschap bij het plan wordt betrokken.

Namens de Gezamenlijke Vergadering,

dr. O.G. Heldring, voorzitter Ondernemingsraad

J.L. van Raalte BSc, voorzitter Universitaire Studentenraad

También podría gustarte