Está en la página 1de 56

Nabespreking examens

 The points of the jury…


 15 studenten geslaagd voor Griekenland

◦ Hoogste score : 16/20 (2x)


 8 studenten met tekort
◦ 5 met 8 of 9
◦ 3 met <8
◦ Laagste score: 5/20 (2x)
 7 studenten NA

1
Taken tweede semester

 Indienen via Tolinto?


◦ Wie, wat, hoe?
◦ Slechts 1 document/ student
 Filmfragmenten via Yousendit
◦ Bedenking bij de filmfragmenten

2
GESCHIEDENIS VAN ROME
& HET ROMEINSE RIJK
Opkomst, bloei en verval van een wereldrijk

3
Volgens het leerplan…
 3.2 Criteria voor de keuze en ordening van de leerinhouden
◦ Een evenwichtige keuze en ordening van de leerinhouden wordt
bepaald door alle onderstaande criteria:
1. …
In het tweede jaar van de eerste graad wordt de Grieks-
Romeinse Oudheid, een beschaving die zich rond de
Middellandse Zee ontwikkelde, behandeld. Er is bij deze
behandeling zoveel mogelijk integratie van de Griekse en de
Romeinse samenleving. Van de Grieks-Romeinse beschaving
komt minimaal de periode van ca. 1000 v.C. tot ca. 500 n.C. aan
bod.

Een chronologische volgorde wordt gerespecteerd om een goed


beeld te geven van wat ontwikkeling is. Dit sluit niet uit dat
bepaalde aspecten ook thematisch kunnen worden behandeld.

4
Leerplan 1e graad
 Geïntegreerde benadering Griekse –
Romeinse geschiedenis:
◦ Betekenis= ???
◦ Haalbaar???
 Argumenten pro en contra
 Brainstorm
 Gelijkenissen en verschillen
 Tijdslijn
 Keuzes maken
 Welke criteria hanteren?

5
Handboek 2de jaar
 Geïntegreerde benadering Griekse –
Romeinse geschiedenis:
◦ Hoe aangepakt in het handboek?
 Inhoudstafel bekijken HB p. 130
 Wanneer wel?
 Wanneer niet?

6
Inhoudsopgave
 Zie cursus p 7
 Hoofdindeling Romeinse geschiedenis?

(afkomstig van Romeinse geschiedschrijver


Tacitus)
◦ Welke? (met subindelingen)
◦ Gebaseerd op?
◦ Vergelijk met Griekse indeling?

7
Enkele regels die behulpzaam zijn bij de
uitspraak van het klassiek Latijn
 De tweeklank ae wordt uitgesproken als ai.
Bv. praetor wordt “praitor”.
 De medeklinker c wordt uitgesproken als k.

Bv. censor wordt “kensor en Cicero wordt


“Kikero”.
Uitzonderingen vormen twee voornamen waarin c
als g wordt uitgesproken.
Bv. Caius wordt “Gaius” en Cnaeus wordt “Gnaius”
 Een aantal Latijnse namen werden sinds lang ook

gemeengoed in het Nederlandstalige


cultuurpatrimonium en kunnen daardoor volgens
die regels uitgesproken worden.

8
Situering in tijd en ruimte
 Koningstijd 753 – 509 v Chr.
◦ Mythe Romulus  Verdrijven Etruskische overheersers
 Republiek 509 – 31 v Chr.
◦ Vroege republiek 509 – 264 (Begin Punische oorlogen)
◦ Klassieke republiek 264 – 133 (Moord op Tiberius
Gracchus)
◦ Late republiek 133 - 31
 Keizertijd 31 v Chr. – 476 n Chr.
◦ Principaat 31 v Chr. – 284 n Chr.
◦ Dominaat 284 - 476

9
Geografie

10
Geografie

11
12
Geografie
 Italië in tweeën gesneden:
◦ door?
◦ Welke (2x) 2 delen?
◦ Noordelijk deel:
 gericht op?
 Geografische gesteldheid?
◦ Zuidelijk deel:
 omgeven door?
 Geografische gesteldheid?
◦ Grondstoffen?

13
Geografie;
Regio’s

14
Geografie
 Landstreken in Italië:
◦ Noordelijke deel
◦ Zuidelijke deel:
 In het Westen:
 Etrurië (tussen Tiber en Arno)
 Latium (streek rond Rome)
 Campanië (smalle vruchtbare kuststrook)
 In het Oosten o.a. Apulië
◦ Sicilië: graanschuur van de Middellandse Zee

15
Geografie
 Gevolgen geografie op verkeer tussen
verschillende gebieden?
◦ Wat zijn de gevolgen?
◦ Wat is het precieze verband met de geografie?
◦ Vergelijk met Griekse geografie: wat stel je vast?
◦ Wat is het verschil in politieke geografie? M.a.w.:
geografisch determinisme?

16
Geografie
De naam Italia:
 mag wellicht teruggevoerd worden op het oud-
Italische woord viteliu (“kalverenland”) via een
Grieks tussenstadium (´Ιτάλι).
 sloeg aanvankelijk enkel op het uiterste zuiden van
het land (actuele Calabrië)
 van daar uit verbreidde de naam zich over het hele
zuiden.
 Wanneer Rome Zuid-Italië onder zijn macht bracht,
nam het de naam ‘Italia’ over.
 In de tijd van keizer Augustus omvatte de naam het
gebied tussen de straat van Messina en de Alpen,
inclusief Gallia Cisalpina.

17
Geografie
 In de oudheid was Italië:
◦ een zeer bosrijk land (beuken, eiken, pijnbomen, olmen,
wilden, populieren, berken, platanen, laurieren, ceders,
cipressen; olijfbomen, maar niet in het continentale
deel).
◦ De ontbossing zette echter toen al in:
 Wouden werden gerooid om cultuurland van te maken
 hout nodig voor de verwarming der huizen, voor de
metaalverwerking en de pottenbakkerij.
 geitenpopulatie niet bevorderlijk voor aangroei nieuwe bomen.
 Andere dieren naast geiten waren schapen,
varkens, paarden, (muil)ezels, ganzen, eenden,
kippen. Runderen kwamen minder voor.

18
Italië tot 800 v.C.

19
20
Italië tot 800 v.C.
 Rond 5000 v.C. neolithische revolutie
 4e – 2e millennium v.C. geen echte centra
van beschaving (vgl. met Oosten…)
 2200 v.C.: N-Italië bevolkt door stammen
uit Noorden
 2000 – 1000 v.C. intensere immigratie:
◦ Introductie brons (Terramare-cultuur) vanaf 2000
v.C.
◦ Introductie ijzer vanaf 1000 v.C.
(Villanovacultuur)

21
Italië tot 800 v.C.
 Italië rond 900 v.C.:
◦ Veel nederzettingen, maar gescheiden
leefgemeenschappen
◦ Geen schrift
◦ Geen centraal gezag
◦ Familieband belangrijkste
◦ Enkel in oorlogssituatie vorming federaties
◦ Eenheid van taal
◦ Toch ook verschillen in levenswijze:
 Begraafwijze

22
Villanova cultuur

23
De Villanova-cultuur
 1000 – 750 v Chr.
 Industrie

◦ Ertsen; koper, lood, zilver, ijzer


 In Etrurië en op Elba
◦ Bosbouw: brandstoffen voor primitieve smeltovens
 Gevolg?
◦ Producten
 Koperen en bronzen sierraden
 Gebruiksvoorwerpen
 Export in gehele Middellandse Zee

24
25
Italië 800 – 500 v.C.

26
27
Italië 800 – 500 v.C.
 Welke drie volkeren spelen een rol in Italisch
schiereiland?
◦ Etrusken
◦ Grieken
◦ Carthago

28
Italië 800 – 500 v.C.
 Bronnen voor deze periode over de Etrusken:
◦ Vooral archeologisch materiaal:
 Graftombes
 Gebruiksvorowerpen
 Etc.
◦ Enkele literaire bronnen:
 Herodotos (5e eeuw v.C.)
 Livius
 Dionysius van Halikarnassus (1e eeuw v.C.)
 Herkomst van de Etrusken:
◦ Vergelijking van bronnen

29
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
… Maar toen de hongersnood nog erger werd, verdeelde hun
koning alle Lydiers in twee groepen en liet bij loting uitmaken wie
zou mogen blijven en wie het land moest verlaten. Hij bepaalde
verder dat over de groep die mocht blijven, hijzelf koning zou zijn,
en over de vertrekkenden zijn eigen zoon, die Tursènos heette.
De Lydiërs die aangewezen waren om het land te verlaten,
begaven zich naar Smyrna, bouwden schepen, belaadden die
schepen met alles wat zij aan waardevols bezaten en kozen zee
op zoek naar grondgebied en middelen van bestaan. Zodoende
kwamen zij, na langs vele volkeren gevaren te zijn, bij de
Umbriërs terecht, waar ze zich in steden vestigden en tot op de
huidige dag wonen. In plaats van Lydiërs gingen ze zich naar hun
leider Tursenen noemen.

Herodotos 1.94
30
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
… “De Etrusken vereren niet dezelfde goden als de
Lydiërs en kennen niet dezelfde wetten en
instellingen. In deze opzichten verschillen ze
zelfs meer van de Lydiërs dan van de Pelasgen.
Kortom, waarschijnlijk hebben zij gelijk, die
beweren dat de Etruskische natie niet ergens
anders vandaan is gekomen, maar vanouds in
het land woonde, want het volk is erg oud en
komt met geen ander overeen in taal en
gebruiken

Dionysios van Halikarnassos


31
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Herkomst van de Etrusken:
◦ Andere namen:
 Grieken: Tyrrhenoi of Tyrsenoi
 Hoed u voor de Etruscische piraten!!!
 Romeinen: Etrusci of Tusci
◦ Herkomst: onduidelijk
 Herodotos: uit het Oosten
 >< Dionisios van Halikarnassos  Autochtoon

32
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
Linguistische argumenten herkomst
Agglutinerende taal!!!
Betekenis?
Tegenwoordig: uit de Villanovacultuur
  Evolutie naar Villanovaperiode
 Steden blijven bestaan!
Moderne archeologen / etruskologen:
– geen breuk
– wel oosterse elementen bij vorming
⇒ brons- en kopertijdculturen uit Midden-Italië hebben
zich via oosterse invloeden ontwikkeld tot Etrusken
⇒ scharnier tussen Italische prehistorie
33
34
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Stamland?
◦ Natuurlijke grenzen?
◦ Nederzettingen?
 11e /10e – 8e eeuw: Villanova
 Eind 8e eeuw: bloeitijd
◦ ~ ontdekking en exploitatie van ertslagen in
Etrurië en Elba
◦ Gevolg?
 7e eeuw: bevolkingstoename
◦ Gevolg?
◦ Situeer vanuit kaart (N, Z, W)
◦ Op wie stoten ze? Gevolg?

35
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Vanaf de 8ste eeuw v C.
◦ Oosterse invloed
◦ Contact met de Grieken
 Orientaliserende fase (700-600)
 Vanaf hier spreken we volop van de Etruskische
cultuur.
◦ Bloeiperiode in de handel
 Import en export
 Metalen producten + landbouwgoederen (uit)
 Olijfolie en goud (in)

36
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Vanaf de 8ste eeuw v C.
◦ Eerste conflicten met Rome
◦ Gebiedsuitbreiding
◦ Thalassocratie
◦ Door economische welvaart
 => Sociale verscheidenheid binnen de
samenleving
 Mogelijke gevolgen? (cfr. Grieken)
 Maar… weinig bronnen.
◦ Culturele bloei
 Regiolini-Galassi-graf in Cerveteri (Sorbo-
necropool)

37
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken

38
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken

39
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken

40
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken

41
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken

42
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 De archaïsche periode (600- 480)
◦ Internationaal
 Thalassocratie wordt sterker
 Samen met Carthagers >< Grieken
◦ Organisatorisch
 “Verschillende” steden
 Toch overleg tussen de “lucumones” van de “Etruskische
bond”
 Militaire samenwerking
◦ Einde zesde eeuw
 Sociale onrust en verval

43
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Staatsinrichting:
◦ Gemeenschappelijke taal, religie en cultuur
◦ Toch: autonome stadstaten
◦ Hoofd van een stad: koning  verdwijnt gaandeweg
voor een raad van aristocraten

 Te vergelijken met Griekse situatie?

44
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Einde Etruskische macht: Militaire nederlagen
◦ 525 >< Cumae
◦ 509 v.C. verjaagd uit Rome
◦ 474 v.C. Etruskische vloot vernietigd door Grieken
bij Cumae
◦ Campanië verloren aan Samnieten
◦ In Povlakte: nederlaag tegen Kelten
◦ Rome en haar macht stijgt.
  In de Hellenistische periode: Rome neemt de macht
van de Etrusken over
  in 50 v. Chr. Het Latijn heeft het Etruskisch volledig
verdrongen.

45
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Religie:
◦ Behoefte betekenis gebeurtenissen te kennen en
bedoelingen goden
 Haruspices: voortekenen uit ingewanden dieren
 Lever wordt ingedeeld
 + en – zijde
 Godennamen
 Minerva
 Aritimis

46
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Religie:
 Fulguriatores: goddelijke wil uit studie donder en bliksem
 De goden sturen bliksems
  inspectie van de inslagplaats
 Onderscheid tussen verschillende soorten bliksems.
 + en – zijde

47
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Religie:
 Auguren: goddelijke wil uit de vlucht van de vogels
 Romulus en Remus
 Tanaquil >< Lucomo Tarquinius Priscus
 + en – zijde

48
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Erfenis Etrusken:
◦ Bouwtechnisch:
 Stedenbouw (dambordpatroon)
 Wegenaanleg
 Riolering
 Drainering

49
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 Erfenis Etrusken:
◦ Bouwtechnisch vervolg:
 Huizenbouw
 Bruggenbouw
◦ Religieus: band religie – politiek en
toekomstvoorspelling
◦ Politiek: eerste staatsinrichting
◦ Begrippen en gewoonten

50
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 De positie van de vrouw?
◦ Gekleurde visie?
◦ Info van de Grieken?
◦ Positie van de vrouw bij de Grieken?
◦ Militaire en economische vijand
 De Griek Athenaeos:
◦ – Theopompus, 43ste boek van zijn Geschiedenis:

◦ Vrouwen zijn gemeenschappelijk bezit


◦ Naakt lichaamsoefeningen, ook met mannen erbij
◦ Stevig drinksters
◦ Mooi om te zien
◦ Kennen niet van elk kind de vader

51
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 De positie van de vrouw?
"Voor de Etrusken is het geen schande om in het openbaar
gezien te worden terwijl ze iets doen, of terwijl iemand iets
met hen doet; dit is ook weer zo'n gebruik van hun land. Zij
vinden dit alles zelfs zo gewoon, dat, als de heer des huizes
bezig is zich aan de liefde te wijden en iemand vraagt naar
hem, zij antwoorden dat hij zus en zo aan het doen is, en zij
noemen dan de daad bij de schunnige naam. Als zij bij elkaar
komen voor een gezellige avond of voor een familiefeest dan
handelen zij als volgt: als iedereen klaar is met drinken en op
het punt staat om naar bed te gaan, dan brengen slaven eerst
- met de lichten nog aan - gezelschapsdames naar binnen, of
hele mooie jongens, of ook wel hun eigen vrouwen. Als ze
van deze personen genoten hebben, dan brengen de slaven
wellustige jongens, die op hun beurt de feestgasten
attaqueren. [...]"

52
Italië 800 – 500 v.C.: de Etrusken
 De positie van de vrouw?
◦ Bronnen:
 Tanaquil
 Sarcofagen
 Schilderingen
◦ Eigen naam
◦ Aanwezig bij spelen
◦ Matriarchale invloeden in Romeinse samenleving

53
Italië 800 – 500 v.C.: de Grieken

54
Italië 800 – 500 v.C.: Carthago

55
Italië 800 – 500 v.C.: Carthago
 ° in 814 v.C. vanuit Fenicische Tyrus als
handelssteunpunt
 Macht Feniciërs vermindert  Cartahgo neemt
handelsnetwerk in West-mediterrane gebied
over
 Carthago wordt rijk:
◦ Handel
◦ Landbouw
 Oorlog Carthago – Grieken: waar? Waarom?
 Bestuur: oligarchie (grootgrondbezitters en
rijke kooplui, aangevuld met generaalsfamilies)

56

También podría gustarte